Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Indrukken en Ervaringen (CXIII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Indrukken en Ervaringen (CXIII)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wie was dat nu toch, die mij daar op eens midden in den polder bij dan naam noemde? Een onzer ouderlingen uit de gemeente te 's Gravendeel. Ik wist wel, dat onze gemeente daar een broederopziener bezat, die heel ver weg woonde, maar dat hij juist daar woonde, wist ik niet. Ik ben na deze kennismaking er nog onderscheiden malen geweest, want hij lag precies zoo in mijn weg, zoodat wanneer de chauffeur of ik zelf behoefte hadden, wij even door de Mookhoek reden, waar wij alles vonden wat wij behoefden. En zonder broodkaart. In Cillaashoek waren de mannen juist aangekomen, en het was precies zooals ik het mij gedacht had, het welbekende vlaggetje van den Brigade-staf wapperde voor de pastorie. Een oogenblik bekroop mij de vrees dat men misschien de achterkamer zou hebben bezet, maar die vrees bleek gelukkig ijdel te wezen. De Brigade-commandant, vernomen hebbende, dat er in de groote achterkamer Militaire Tehuis zou gehouden worden, had niet het minste bezwaar daartegen gemaakt en dadelijk orders gegeven, dat deze kamer niet in gebruik genomen mocht worden. De Brigade-commandant was op dat oogenblik zelf niet tegenwoordig, maar met een van zijn officieren overlegde ik of er bij de samenstelling der verschillende oefeningen, die er in de komende dagen zouden gehouden worden, mogelijkheid gelaten worden kon tot het houden van een openlucht-meeting. Hij beloofde mij het verzoek aan den Brigadecommandant te zullen overbrengen en hij twijfelde niet of, zoo het maar eenigszins mogelijk was, zou er aan mijn verzoek worden voldaan. Van het Brigade-bureau stapte ik naar het kantonnementsbureau en daar vond ik eenige officieren benevens het administratieve personeel, — dit laatste druk aan den arbeid, want het administratieve raderwerk kan geen oogenblik stil staan. Het staat alleen stil gedurende de marsch, maar nauwelijks is er een kantonnement bereikt, of het bureau wordt opgezet, de administratiekist opengeslagen en de sergeant-majoor zit onmiddellijk weer te pennen. 't Was prachtig, zoo keurig alles geregeld was. De koks hadden onder den marsch het middagmaal gekookt, zoodat, toen de mannen in Cillaarshoek aankwamen, de bruine boonen juist gaar waren. Toen ik dan ook een oogenblikje op het bureau gezeten had en de officieren mij. het een en ander van de marsch hadden verteld, ging eensklaps het bekende signaal „voor de keuken” „Majoor! mag ik eten halen?” zeide op eens een van het bureau personeel, en toen de man, onmiddellijk daarna met zijn keteltje het bureau verliet, zeide een van de officieren: „Domine! ga je eens mee kijken naar het eten uitdeelen?” Ik nam dankbaar deze uitnoodiging aan, en weldra stonden wij op het erf van een groote schuur, waar de keukenwagen met zijn inhoud stond te dampen. Een dar koks stond er op en was gewapend met een groote lepel, waarmede hij telkens in den ketel ging, als een man hem het keteltje presenteerde, Eén schep den man. Dan marcheerde hij met zijn ketel achterom en daar vond hij een anderen kok. Deze zat bij den vetpot en was gewapend met een kleineren lepel. Da had hij in zijn onmiddellijke nabijheid een groote schaal met gebraden stukken vleesch en daarop een vleeschvork. Presenteerde nu de man zijn keteltje, dan eens een schep vet, daarna een stuk vleesch en dan … afmarsch. De man liep niet heel ver, maar hij streek dadelijk naast zijn kameraden in het groene gras en begon te eten. In betrekkelijk korten tijd wat het eten uitgedeeld, en men kon het de mannen aanzien, dat ditmaal de bruin boonen hun buitengewoon goed smaakten Door het rond kijken had ik ondertusschen niet gezien, wat de luitenant gedaan had Uit een kasje in den keukenwagen, ware een paar witte borden te voorschijn gehaald en de kok had op ieder daarvan een schepje bruine boonen gedaan. De andere kok had er een heerlijk stuk vleesch opgedaan, benevens wat vet, en … met een keurig wit servet, werd het geheel mij aangeboden. Wij moesten mee eten met de mannen. En zoo zaten wij daar alles met een portie bruine boenen voor on op een boeren-erf te Cillaarshoek, een aardig kiekje voor „de Spiegel” of de „Panorama”. Maar er moesten ook zaken gedaan worden. Het Mil. Tehuis moe worden geopend en ik had een paar ge schikte mannen noodig. Deze waren heel spoedig gevonden. De sergeant majoor Baljeu belaste zich met de leiding van het Mil. Tehuis, en ik kon verzekerd zijn dat het er goed gaan zou. Ik had er ook buitengewone geschikte menschen voor gevonden, want in een oogenblik hadden zij het Tehuis in werking. Toen ik er een uur later weer terug kwam was het stampvol, en alles schreef. Grappig is dit. Nauwelijks zijn onze soldaten met zulk eene oefening op de plaats hunner bestemming aangekomen, of zij moeten schrijven. Hoeveel er op het eiland Oud Beierland niet geschreven is tijdens deze oefening, zou ik niet durven zeggen. Maar het is bar geweest. En alles op brief kaarten, want die zijn portvrij. En een soldaat past op de kleintjes. Ik heb mannen gezien, die er een heel stapeltje naast zich hadden liggen en ze dan behoorlijk nummerden, met 1, 2, 3, enz.; zo kwam er een heele brief op briefkaarten en het kostte den schrijver geen cent want de briefkaarten mochten zij gratis hebben. Vaders en moeders, vrouwen en verloofden wisten natuurlijk allen van die groote oefening en van den dag, waarop de groote marsch gedaan zou worden, af en er is toen door duizenden aan gedacht vandaar de schrijfwoede, die allerwege bij aankomst openbaar werd. Ik ben dan we eens een weinig ondeugend, en gluurde over de schouders van een der schrijvers heen De mannen nemen mij dat bij briefkaarten ook niet kwalijk. Doch wat zoo eigen aardig was? De meeste briefkaarten hadden denzelfden inhoud, omdat ieder dezelfde mededeelingen had. Zij hadden allen betrekking op den volbrachten marsch en met een zekere zelfvoldoening verhaalden zij aan hunne betrekkingen, hoe zij het en afgebracht hadden en in welke conditie hun voeten waren. 't Was bepaald gezellig om een oogenblikje dat alles aan te zien. Maar ik moest voort naar Maasdam, waar nieuwe werkzaamheden mij wachtten.

De Veldprediker

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 augustus 1917

De Wekker | 4 Pagina's

Indrukken en Ervaringen (CXIII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 augustus 1917

De Wekker | 4 Pagina's