Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brieven uit het Zuiden 1917 (XXXVII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brieven uit het Zuiden 1917 (XXXVII)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zooals te voorzien was, is er overal, en vooral in het zuiden van ons land, onder de landbouwende bevolking een geweldige ontevredenheid ontstaan, die stellig in ernstig verzet zal overgaan, als de hierbij betrokken Minister geen wijziging brengt in de door ZExc. gemaakte voorschriften in zake het graangebruik. Van zijn eigen verbouwd koren niet te mogen eten en zijn eigen vee niet te mogen voederen, met hetgeen men zelf verbouwde, daar nemen de menschen eenvoudig geen genoegen mee. Er worden nog laatste pogingen aangewend om verandering hierin te krijgen. Helpt dit niet, dan vreezen we het ergste. We zullen voorals nog het beste maar hopen.
De laatste stormen hebben in de boomvruchten een geweldige verwoesting aangericht. Er zal, als het tijd is om wintergoed te plukken, weinig meer te halen zijn.
Ook de aardappeloogst, die zooveel beloofde, zal algemeen tegenvallen. Weinig beschot en veel ziekte. Zoo loopt maar steeds meer samen, om met kommer de toekomst tegemoet te zien. Er wordt nu al honger geleden in menig gezin, en nu staan we nog maar aan 't begin van de schrale bedeeling. De oordeelen Gods drukken van week tot week zwaarder op de volken, en die niet willens blind is, zal moeten erkennen, dat de Heere een twist heeft met de volken der aarde. Velen willen daar niet van weten noch hooren, spotten en lachen er zelfs mee; maar als het zoo voortgaat, zullen ook dezulken het weldra voelen.
De zomer gaat intusschen ons verlaten en de herfst is de overgang tot den winter. Toen het voorjaar aankwam, meende men, dat de voorbereidingen tot beëindiging van den oorlog van zoodanigen aard waren, dat éér de zomer ten einde was de groote en de beslissende slag wel geslagen zou zijn en het met den oorlog wel uit zou zijn. En wat zegt nu de werkelijkheid? Er is ontzaglijk veel bloed vergoten, vreeselijk veel verwoest en de ellende overal vermenigvuldigd, en we zijn nog niets verder dan een jaar geleden. Van daag wat verloren en morgen wat gewonnen, maar tot een beslissing komt het niet. Overal wordt over vrede geschreven en gesproken, men hoort van allerlei voorstellen, maar de partijen blijven steeds ver van elkaar verwijderd. Ook in de neutrale landen wordt de toestand steeds moeielijker. Wegens gemis van het normale wereldverkeer en de stremming van de zeevaart, begint het in vele zaken aan de grondstoffen te ontbreken, waardoor fabrieken worden stop gezet en de werkeloosheid steeds grooter wordt.
Men heeft het nooit zoo gezien en gevoelt, gelijk in dezen wereldoorlog, dat het ééne land van het andere afhankelijk is. Niet één land kan op zich zelven bestaan. De één leeft door den ander. Vandaar, dat hoe langer de oorlog duurt, hoe moeielijker de toestanden worden. De stoom en de electriciteit hadden toestanden in het leven geroepen, dat er eigenlijk, bij vroeger vergeleken, geen afstanden meer waren. Zoo was het in het binnenland, maar zoo was het ook met het buitenland. Moest men vroeger, voor familie- of voor andere zaken, van het Zuiden naar het Noorden van ons land, dan namen de menschen afscheid van elkander alsof men naar Indië toog. Als men slechts ééne eeuw teruggaat in de geschiedenis, dan zou men haast vragen: hoe hebben de menschen toen kunnen leven? De wereld is in dat opzicht zoo van gedaante veranderd, dat onze voorgeslachten niet zouden weten, hoe ze het hadden, als zij eens konden zien de groote veranderingen, welke op velerlei terrein hebben plaats gehad. Vele dingen zijn door kunst en wetenschap verbeterd en vergemakkelijkt, waar we dankbaar voor mogen zijn. Maar aan die vooruitgang is een schaduwzijde. Bij de vraag toch of men ook op zedelijk en op geestelijk gebied van zulk een vooruitgang kan spreken, moeten we helaas van het tegenovergestelde getuigen. 't Is wel waar, dat die zoogenaamde goede oude tijd ook zijn schaduwzijde had, maar als we alleen maar eens denken aan den geest, die onder het opkomend geslacht zich openbaart, dan kan niemand tegenspreken, dat de toenemende ontaarding onder de jeugd in één woord ontzettend is.
't Is veelbeteekenend, gedurig te moeten lezen, dat de gevangenissen te vol zijn om de misdadigers te kunnen bergen. De voorspelling door de liberalen, „bouw maar scholen meer, en dan kan men weldra de gevangenissen afbreken” is uitgekomen, maar in juist omgekeerden zin.
De vreeze des Heeren is het beginsel der wijsheid! Dat is de waarheid, welke voortdurend wordt bevestigd op elk levensterrein. „Die Mij eeren,” zegt de Heere, „die zal Ik eeren, maar die Mij versmaden, zullen ligt geacht worden.”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1917

De Wekker | 4 Pagina's

Brieven uit het Zuiden 1917 (XXXVII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 september 1917

De Wekker | 4 Pagina's