Zie het Lam Gods (1)
„Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.” Ev. v. Joh. 1:29b.
„Er was een mensch van God gezonden, wiens naam was Johannes; deze kwam tot een getuigenis, om van het licht te getuigen, opdat zij allen door hem gelooven zouden.” Toen dezen Johannes gevraagd werd: „wie zijt gij?” antwoordde hij, met verwijzing naar de profetie van Jesaja, en zeide: „Ik ben de stem des roependen in de woestijn, maakt den weg des Heeren regt!” En toen Johannes des anderen daags Jezus tot zich komen zag, wees hij het volk op Hem, zeggende: „Ziet het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt”. Van dat Lam, „ter slachting geleid”, had Jesaja geprofeteerd. Daar hadden de paaschlammeren, die elk jaar werden geslacht, op gewezen. Onder die zinnebeeldige benaming wijst de zoon van Zacharias op den Christus als op dat tegenbeeldige Lam, waar de wegbereider van Christus van getuigt, dat dit Lam de zonde der wereld wegneemt. Daarop zinspeelt Paulus, als hij aan de gemeente te Corinthe betuigt: „Ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus.”
En toen een andere Johannes, namelijk de apostel des Heeren, naar Patmos gebannen, in de gezichten Gods in den geopenden hemel blikte, zag hij het Lam, staande als geslacht, aan hetwelk de verlosten in den hemel eer en heerlijkheid gaven, waarbij tienduizend maal tienduizenden en duizend maal duizenden met een grooten stem, zoo van engelen als van verloste zielen, zongen: „Het Lam, dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht en rijkdom en wijsheid en sterkte en eer en heerlijkheid en dankzegging. Zegt Johannes de Dooper van Christus, dat Hij het Lam Gods is, dat de zonde der wereld wegneemt, dan bewijst dit welk een heerlijk inzicht deze Johannes had in de beteekenis van de komst en het werk van Christus. Met de benaming Lam Gods is aangeduid, dat Christus het van God beloofde en geschonken Lam is. Dat is de Gave Gods, die in waarde en beteekenis alle andere gaven overtreft. Al het bloed der offerdieren onder de oude bedeeling had gewezen op het bloed van het Lam Gods. Kan het bloed van stieren, bokken en andere offerdieren de zonde niet wegnemen, toch werd daarin en daardoor aan Gods oude volk gepredikt, dat zonder bloedstorting geen vergeving was. Eerst in de volheid des tijds zien we, dat God Zijnen Eeniggeboren Zoon heeft gezonden, die, geworden uit eene vrouw, geworden onder de wet, gelijk Johannes getuigt, de zonde der wereld zou wegnemen.
Dit was noodzakelijk, zou er vergeving van zonde, zou er gemeenschap van den zondaar met God mogelijk zijn. Was te voren alleen Israël het van God uitverkoren volk, hetwelk deelde in de zegeningen van Gods Verbond, nu zou weldra de roepstem en de noodiging Gods tot alle volken gaan door het evangelie, waar het Lam Gods de hoofdinhoud van is. Zoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijnen Eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Dat doet de geloovigen betuigen met een Petrus: „Hij”, namelijk Christus, „heeft onze zonden in Zijn lichaam gedragen op het hout.” God de Heere heeft de zonden Zijns volks op Hem gelegd. En nu belijdt de kerk des Heeren: „de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem en door Zijne striemen is ons genezing geworden.” Ziet het Lam Gods! Johannes zegt niet: „ziet op mij!” Neen, deze dienaar des Heeren weet het en is het zich volkomen bewust, dat hij de Bruidegom niet is. Hij is slechts de vriend van den Bruidegom. Daarom zoekt en begeert hij niet de eer, welke Hem niet toekomt. Hij is ook niet jaloersch, noch ontevreden, als er van zijne discipelen zijn, die zich bij Christus voegen, want de bewustheid leeft in hem: „Christus, de Heere, moet wassen, maar hij, Johannes, de dienaar, moet minder worden. Zoo beantwoordt Johannes aan zijn eervolle maar hoogst gewichtige roeping en zending om van Christus, die het licht der wereld is, te getuigen. En wat zegt dat getuigenis, dat Johannes van Christus getuigt veel, ontzaglijk veel. De zonde weg te nemen, — de zonde niet slechts van een enkel mensch, maar de zonde der wereld, zoodat in geheel de wereld de weg tot behoudenis gepredikt wordt met de verzekering; „die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven, maar die den Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.” Hieruit blijkt, dat het Lam Gods wel de zonde der wereld draagt, maar dat daarmee geen algemeene zaligheid geleerd wordt. De naam Jezus beteekent Zaligmaker. En op de vraag wie zalig gemaakt worden, zegt de Schrift: „Hij zal Zijn volk zalig maken van hunne zonden.”
De wegneming van de zonde is de wegneming van het grootste bezwaar, wat ooit eenig mensch drukken kan. Wie door ontdekkende genade de zonde als zonde niet alleen ziet, maar ook gevoelt, zal verstaan wat het zegt als een van Gods heiligen bidt: „vergeef mij al mijn zonden, die Uwe hoogheid schonden”. Dan roept de tollenaar in den tempel uit, slaande op zijn borst: „o God! wees mij zondaar genadig!” En als het dan tot een uiterste benauwdheid komt, en ge in uw ziel maar jammert: „daar alle hoop mij gansch ontviel, en niemand zorgde voor mijn ziel”, wat is het dan een aangename, een zielverkwikkende tijding, als ge hooren moogt, dat er nog een middel is, om de straf, op de zonde bedreigd, te ontgaan en wederom tot genade te komen. En dan dat groote geloofsgeheim, begrepen in dat zien, zien op Jezus, als op het Lam Gods, die om de vreugde. Hem voorgesteld, het kruis verdragen en de schande veracht heeft.
Dat is zoo geheel wat anders dan dat het voor geld gekocht of op andere wijze wordt verkregen. Dat is gelijk we het bij Jesaja lezen; koopen zonder geld en zonder prijs. Zoo zag de bekeerde moordenaar aan het kruis op Jezus. Anderen zagen in den middelsten kruiseling niets bijzonders. Ja, wat zeg ik, de Joden zagen immers in Christus een Godslasteraar. Maar die moordenaar — hij zag door het geloof, onder de grootste en diepste vernedering van Christus, de glans en de heerlijkheid Zijner Godheid en dat doet hem met een gebroken hart op Christus zien en zeggen: „Heere! gedenk, mijner als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn.” Zie, dat is zien op het Lam Gods in den waren zin van het woord. Zoo op het Lam Gods te zien, is een daad des geloofs. Dan is Christus ook in Zijn diepste vernedering zoowel als in Zijn luistervolle verhooging, dan is Hg in ai de graveerselen Zijner Middellaarsbediening, dan is Hij altijd en in alles den geloovigen dierbaar. Dan zien we Hem, die zooveel schooner is dan de kinderen der menschen, in Wiens lippen genade is uitgestort. Wees dan in lijden of in droefenis, — laat uw weg een lijdensweg zijn en laat het kruis uwe schouders drukken, — laat de vijand u vervolgen als een David, van oord tot oord, — laat bij oogenblikken de heiligheid en de rechtvaardigheid Gods u ontroeren en doen beven, maar ziende op het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt, schept ge moed, krijgt ge kracht en gaat voor u het licht op in de duisternis.
Het is één van de oorzaken van o zooveel ellende der vromen, dat men niet gedurig in al zijn ellende ziet op het Lam Gods.
Al weet men, dat Jezus de eenige en volkomene Zaligmaker van zondaren is, — al weet men, dat we uit genade om niet moeten gerecht vaardaardigd worden, — al weet ge, om niet meer te noemen, dat alle heil voor u daarin gelegen is om geloovig op Jezus te zien, maar dat weten alleen is niet genoeg om in het heil des Heeren u te verblijden. Neen, zien is meer dan louter weten. Zien is gebruik maken van Hem, die als het Lam Gods de zonde der wereld draagt. Altijd en overal wijst ons de Heere daarop in Zijn Woord. Niet het zeggen van; „Heere, Heere !” maar het doen van den wil des Vaders, die in de hemelen is, daar komt het op aan. „Hoort Hem!” zoo getuigt immers ook de Vader van den Zoon, van den Geliefde, in Wien des Vaders welbehagen is. O, zalig zien op Hem door het geloof, en wel met zulk een geloof, dat wel eens genoemd wordt „een toeëigenend geloof.” Dat doet, door genade zeggen: „Christus, het Lam Gods, dat ook mijn zonde op Zich nam en die ook voor mij uitriep aan het kruis: „Het is volbracht !”
Zulk zien op Hem, die de Borg en Middelaar Zijns volks is, geeft vreugde en blijdschap. Dat doet vrede smaken, die alle verstand te boven gaat. Dan ziet ge, terwijl ge nog omzwerft in dit tranendal, omhoog, om met een Job te getuigen: „Ik weet mijn Verlosser leeft.” Hij draagt de namen van al Gods uitverkoornen in Zijn Middelaarsharte. Hij leeft nu eeuwig om voor hen te bidden. Wordt naar aloud gebruik in de passieweken de gemeente des Heeren op de sabbatdagen bijzonder bepaald bij het lijden en sterven van Christus, dan wordt daarbij in het wezen der zaak het woord van den Dooper herhaald: „Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt.” Die prediking beantwoordt aan de behoefte van het zondaarshart. Zij is wat Paulus noemt: de prediking van Jezus Christus en dien gekruist. Wel een ergernis voor den Jood en een dwaasheid voor den Griek, maar een kracht Gods tot zaligheid voor een iegelijk, die gelooft. In en door die prediking wordt God verheerlijkt, die uit eeuwige en ondoorgrondelijke liefde Zijn Eeniggeboren Zoen heeft gegeven tot een rantsoen voor velen.
Die prediking biedt troost en verkwikking voor een gebroken hart en een verslagen geest. Die prediking wekt op, onder den invloed des Heiligen Geestes, om het kruis dagelijks op te nemen en met verloochening van zich zelven Hem te volgen, die den Zijnen op den kruisweg is voorgegaan. Ziende op het Lam Gods, ziende op den diep vernederden Man van smarten, op den lijdenden Immanuel, zult ge niet klagen dat uw kruis te zwaar, dat uw weg te moeielijk is. Zalig zien daarom op Hem, die de pers alleen heeft getreden en die gehoorzaam is geweest tot in den dood, ja tot in den dood des kruises.
Zie op Hem, armen en ellendigen, die in die Christus uw Redder en Verlosser erkent. Zie op Hem in uw leven en in uw sterven, en vergeet het niet; vóór dat gij op Hem hebt gezien, Heeft Hij op u gezien in liefde en ontferming. We hebben Hem lief, omdat Hij ons eerst heeft liefgehad.
W.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 maart 1918
De Wekker | 4 Pagina's