Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ingezonden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ingezonden

Die kaatst, moet den bal verwachten

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Buiten verantwoordelijkheid der redactie.
Noodgedwongen verzoekt ondergeteekende eenige plaatsruimte in „de Wekker voor hetgeen hij, voorzitter der Syn. comm., gevoelt, als ware het een persoonlijk feit. We vertrouwen, dat onze Redacteur, die S. te A. de gelegenheid gaf zich uit te spreken „omdat er Classicale aangelegenheden in betrokken zijn”, op grond van dezelfde overwegingen, ook mij nog dezelfde welwillendheid zal verleenen, dat ik mij in ons kerkelijk orgaan voor de Kerk uitspreke. Het is toch niet meer dan recht en billijk, om aan den aangevallene in hetzelfde blad, waarin hij aangevallen wordt, een wederhoor toe te staan, In het volle vertrouwen dan ook op het rechtsen billijkheidsgevoel van onzen hooggeachten Redacteur, zend ik hem dit stuk ter plaatsing toe en breng hem bij voorbaat mijn dank.
Wat toch is de zaak. In „de Wekker” van 22 Febr. '18 vindt men een stukje onder het opschrift „Biddag of biduur” en onderteekend „Namens de Syn. Commissie der Chr. Geref. Kerk:
G. Renkema Ezn., Utrecht 19/2”, Ondergeteekende, voorzitter van de Syn. Comm., kreeg echter eerst kennis van dit stukje door dit Wekkerbericht. Door den kerkeraad van Oud-Beijerland dan ook op Zondag 24 Febr. '18 gevraagd, hoe daaromtrent te handelen, is door mij persoonlijk geantwoord, daarop niet in te gaan. In „de Wekker” van 1 Maart '18 komt de Redacteur, tevens medelid van de Syn. Comm., nader op dat stukje van 22 Febr. '18 terug, en in „de Wekker” van 8 Maart '18 handelt de Br. te 's-Gr. er over, naar aanleiding van eene vraag, door een broeder, lid onzer Kerk, aan hem gedaan. Op dit laatste schrijven nu van de Br. te 's Gr. schijnt S. te A. vuur te vatten, althans in „de Wekker” van 22 Maart '18 verscheen een lang niet malsch stuk van zijne hand, waarin hij verklaart, waarom door de Classis Amsterdam nog geen biduur weer is uitgeschreven in onze Kerk, met het oog op den nood der tijden. Dit schrijven nu van S. te A, zou door mij onbesproken kunnen gelaten worden, indien niet tevens ook de Syn. Comm. daarin was aangevallen geworden. Waar dit nu het geval is, gevoel ik mij genoodzaakt, dit in het openbaar nader te bespreken. Let nu echter goed op en vooral op de data. Wat toch is het geval. In plaats dat S. te A. zich bepaalt tot datgene, waarover het gaat in het stuk van de Br. te 's-Gr. gaat hij een vol jaar terug, en klemt zich vast aan eene mededeeling, welke door de Syn. Comm. 16 Febr. 1917 in „de Wekker” geplaatst is. Of ik daarvan vooraf kennis heb gedragen, kan ik mij na een jaar niet meer met volkomen zekerheid herinneren, en in mijne correspondentie is niets daarvan te vinden. Dit doet echter ook niet ter zake, ze draagt mede mijne onderteekening. Laat ik dan ook mogen beginnen met op te merken, dat zoomin de mededeeling van 16 Febr. '17 al staat en dan ook „dat wij ons haasten” bij, als die van 22 Febr. '18 eene oproeping, of uitnoodiging is, doch alleen eene bloote mededeeling of kennisgeving van hetgeen ontvangen is. Gevoelde evenwel
S. te A., of de classis Amsterdam daardoor zich in zijne of hare rechten aangetast of verkort, meende men, dat de Syn. Comm. daarmede haar boekje was te buiten gegaan, wat had dan meer voor de hand gelegen, dan daarvan mondeling, daar wij elkander nog al eens ontmoeten, of anders schriftelijk ons kennis te geven. Dat toch zou broederlijk, kerkrechtelijk geweest zijn. Echter, niets van dat alles is geschied. Doch zooals wij bij S. te A. in „de Wekker” van 22 Maart '18 lezen, men „retireerde” liever, laat tengevolge daarvan na, om de opdracht, door de Synode aan de Classis Amsterdam gegeven, te vervullen, er wordt geen, naar onze meening, dringend noodzakelijk biduur uitgeschreven, men mokt een jaar lang, en wacht blijkbaar op eene gelegenheid, om aanzijn overkroptgemoed(?) in het openbaar lucht te geven. Meent men waarlijk, dat zoo de zaak van Christus, van onze Kerk, van het kerkrecht, van het algemeen belang beter gediend is? Ik vraag dan ook aan elk onbevooroordeeld lezer, of dat kerkrechtelijk gehandeld is, en of men zoo wel het recht heeft, om bij anderen onkerkrechtelijke handelingen te zoeken, of die in het openbaar in de schoenen te willen schuiven. S. te A. schrijft „het zal nu wel verklaarbaar zijn enz.” Ja, indien ik mij niet vergis, dan meen ik, dat mij dit nu wel klaar is geworden, dat het schrijven van S. te A. eene poging is, om voor hetgeen door de Classis Amsterdam niet gedaan is de Syn. Comm. aansprakelijk te stellen en alzoo de schuld daarvan van zich af te werpen op die Comm. Maar eilieve, de Classis Amsterdam had toch geen opdracht eene bededag uit te schrijven, als zij door andere Kerken daartoe uitgenoodigd werd, of als zij andere Kerken mede daartoe bereid vond, noch ook om dit na te laten, als in haar oog de Syn. Comm., of wie ook, een mispas maakte, maar, om „als zij dit noodzakelijk keurt, namens de Kerk zulk een bededag uit te schrijven”, zie Not. Syn. 1915 art. 51 en Not. Syn. 1916 art. 57. Geloof mij S. te A, ik ben niet zoo onkundig in het kerkrecht, als gij wel schijnt te vermoeden, en daarom verzoek ik u dringend, om voortaan van zulke terechtwijzingen in het openbaar, welke voor mij een beslist onkerkrechtelijk cachet dragen, verschoond te blijven. En wat u beweert omtrent de Syn. Comm., dat die niet anders is dan eene deputatie voor de correspondentie met de Hooge Overheid, dat is juist en zij wil dan ook niet anders zijn, maar u weet ook wel, dat juist aan haar, door onze Synoden, telkens allerlei ter uitvoering wordt opgedragen, zoodat uwe bewering, in haar algemeenheid genomen, zooals zij in uw schrijven voorkomt, absoluut onjuist is. En waar u ons ten slotte tegen de eerstkomende Synode de handschoen toewerpt, welnu daar nemen wij die op, en zullen daar wel verder over deze onverkwikkelijke zaak spreken, en daarom onzerzijds daarover, tot dien tijd, geen woord meer in het openbaar.
t.t.

Doc. A. VAN DER HEIJDEN.

P. S. Noodgedwongen plaatsen we het bovenstaande, daar we anders onmogelijk den schijn van partijdigheid konden ontgaan. Maar nu moet er niemand meer op rekenen, dat er nog een woord over deze zaak in „de Wekker” komt.

Red.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1918

De Wekker | 4 Pagina's

Ingezonden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1918

De Wekker | 4 Pagina's