Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

T.Z. te R. Welke bewijzen zijn er aan te voeren voor den kinderdoop? Is er in de Heilige Schrift eene uitspraak, waarin de kinderdoop geboden wordt
Een bepaalden tekst, waarin de kinderdoop geboden wordt, vinden we in de Heilige Schrift niet. Daar zijn echter meer dingen, die niet bepaald in de H. Schrift zijn uitgedrukt, en toch geheel in overeenstemming zijn met diezelfde Schrift. Waar lezen we b.v. van God Drieëenig? Waar vinden we een bepaald gebod, dat ook vrouwen zullen aanzitten aan den disch des Heeren? Waar, dat ook vrouwen zullen gedoopt worden? Toch twijfelt niemand onzer er aan, dat God is een Drieëenig Wezen. En niemand trekt in twijfel de bevoegdheid van de geloovige vrouw, om het sacrament des heiligen doops te ontvangen of mede den dood des Heeren te verkondigen aan Zijnen disch.
Op de vraag: Zal men ook de jonge kinderen doopen? antwoordt onze Heidelberger Catechismus; Ja; want mitsdien zij al zoowel als de volwassenen in het Verbond Gods en in Zijne gemeente begrepen zijn, en dat hun door Christus' bloed de verlossing van de zonde en de Heilige Geest, die het geloof werkt niet weiniger als den volwassenen toegezegd wordt, zoo moeten zij ook door den Doop, als door het teeken des Verbonds, der Christelijke Kerk ingelijfd en van de kinderen der ongeloovigen onderscheiden worden, gelijk in het Oude Verbond of Testament door de Besnijdenis geschied is, voor dewelke in het Nieuwe Verbond de Doop ingezet is.
Twee vragen moeten hier beslissen over de juistheid van dit antwoord.
1∘. Behooren de kinderen tot het Verbond?
2∘. Is het juist, dat de doop in de plaats der besnijdenis gekomen is?
Wat de eerste vraag betreft merken we op, dat bij alle verschil in bedeeling er toch geen wezenlijk onderscheid is tusschen het Verbond onder den ouden en onder den nieuwen dag. Er is slechts een Verbond der genade. Wet en Evangelie verschillen van elkander in de heerlijkheid van uitdrukking van datzelfde Verbond. En dit verschil in heerlijkheid van uitdrukking of, wilt ge, bedeeling, is zoo groot, dat de bediening des Evangelies wordt genoemd „een nieuw Verbond, dat de Heere maken zal”, een „zooveel beter Verbond, waarvan Christus is Borg geworden.” Tot recht verstand van deze uitspraken merken we op, dat het woord Verbond niet slechts beteekenen kan eene overeenkomst tusschen twee partijen, maar dat het nog meer de beteekenis heeft van „beschikking.” Het genadeverbond is zulk eene beschikking Gods en de bedeelingen bijzondere beschikkingen, dat genadeverbond betreffende. In beide bedeelingen is het uit het geloof dat de zondaar gerechtvaardigd wordt, gelijk de Apostel Paulus aanwijst in Rom. 4.
Behoorden onder het Oude Testament alleen de volwassenen, die geloof zouden kunnen belijden tot het verbond? Volstrekt niet! Ook zij, die niet in staat waren te openbaren of geloof in hen gevonden werd, ja dan neen. Als de Heere formeel het verbond opricht met Abraham, dan ontvangt hij als teeken des verbonds het teeken der besnijdenis. Abraham alleen? Neen, allen, die in zijn huis zijn, en het gebod Gods luidt, dat een zoontje van acht dagen het teeken der besnijdenis zal ontvangen. Zulk een jongske, dat geene belijdenis kon doen, ontving dus toch het teeken der rechtvaardiging uit het geloof Dat teeken was eene prediking van Gods trouw, dat in den weg des geloofs de rechtvaardiging zeker verkregen wordt. Dat veronderstelt geen geloof in den besnedene, maar verzegelt de beloften Gods aan den bondeling. De besnijdenis is dus geen teeken van onderwerpelijke doch van voorwerpelijke genade. Ieder kind, uit Abraham gesproten, is voorwerpelijk kind van God, heeft zich naar Zijn verbond te richten. De Heere heeft een bijzonder recht op hen in enderscheiding van de kinderen buiten het verbond geboren, en zij, de besnedenen, hadden — hetzij met voorzichtigheid gezegd en worde met bedachtzaamheid verstaan — een recht op God krachtens de beloften des Verbonds.
We zien, dat God zich noemt ook de God van Abrams zaad. Geheel dat zaad gaat door de Roode Zee en deelt in de voorrechten van Gods bijzondere leiding. Tot Israël zegt Mozes: „Gij staat heden allen voor het aangezicht des Heeren uws Gods: uwe hoofden uwer stammen, uwe oudsten en uwe ambtlieden, alle man Yan Israël; uwe kinderkens, uwe vrouwen, uw vreemdeling (ook deze in het verbond opgenomen krachtens het eigendomsrecht van Israël; vergelijk ook de verbondsstelling bij Abraham: ook de gekochten met geld moesten besneden worden) uw vreemdeling, die in het midden van uw leger is, van uwen houthouwer tot uwen waterputter toe; om over te gaan in het verbond des Heeren uws Gods. (Deut. 29:10-12).
In Joël 2 waar het gansche volk wordt opgeroepen tot het houden van een verbodsdag, wordt niet alleen gezegd: „Verzamelt het volk, heiligt de gemeente, vergadert de oudsten,” maar ook „verzamelt de kinderen en die de borsten zuigen,”
Onder den ouden dag het kind dus behoorende tot de gemeente.
En onder den nieuwen?
Het Verbond gaat door en de belofte des Verbonds komt ook onder de Nieuwe Bedoeling èn tot ouden èn tot jongen, tot volwassenen, die de belofte zouden kunnen verstaan en tot kinderen, die het vermogen daartoe missen.
In de Evangeliën wordt ons de Heere Jezus geteekend kinderen ontvangende, aanrakende, zegenende. Ook voor kinderen, die tot Hem gebracht weiden is er plaats bij Jezus. Ja, Hij zegt zelfs, als de discipelen degenen, die kinderen tot Jezus brengen willen, verhinderen: „Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet, want derzulken is het Koninkrijk der hemelen.” Christus, ook gekomen voor kinderen. Toch ook voor zeer jonge kinderen, voor zuigelingen! Zij zijn kinderen des Verbonds.
Paulus in 1 Cor. 7 sprekende over de verhouding der kinderen tot de gemeente, zegt dat zij heilig d.i. onderscheiden, afgezonderd zijn. Zij zijn niet onrein, maar heilig, door den geloovigen vader of de geloovige moeder.
Petrus op den pinksterdag getuigt: U komt de belofte toe en uwen kinderen.
Laat men de Verbondsgedachte los onder de Nieuwe Bedeeling, dan is zij hierin minder heerlijk dan de Oude Bedeeling. Maar ook nu zijn, evenals de kinderen onder den Ouden dag, die van den Nieuwen onderscheiden. Zij zijn bondelingen krachtens hunne geboorte uit Christen-ouders en behooren alzoo tot het Verbond, waarom de eerste doopsvraag ook luidt: Of gij niet gelooft, dat zij in Christus geheiligd zijn en daarom, als lidmaten der gemeente, behooren gedoopt te wezen. Bij het verbond het zegel!
Is echter de doop in de plaats der besnijdenis gekomen?
Over deze vraag D. V. de volgende maal.

d. H. (den Haag) L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1918

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1918

De Wekker | 4 Pagina's