Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Luther, Calvijn, de Cock en de Kerkhervorming (XXVI)

Bekijk het origineel

Luther, Calvijn, de Cock en de Kerkhervorming (XXVI)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En dit is de overwinning, die de wereld overwint, namelijk ons geloof. 1 Joh. 5:4b.

De vraag, die dus beslist, is deze, of Calvijn in zijn praedestinatieleer de nog niet geschapen en nog niet gevallen menschheid tot voorwerp maakte van Gods besluit. Ik heb nog eens met zeer groote aandacht Calvijns standaardwerk ingezien. Wie het zelf kan en wil naslaan, die leze het derde boek, hoofdstuk 21 v.v. waar Calvijn zijn gevoelen uiteenzet. Nu zij aanstonds toegestemd, dat wie Calvijn op dit critieke punt vluchtig naleest, den indruk krijgt, dat hij supra lapsariër is. Immers in den opzet van zijn betoog bezigt hij zeer sterke uitdrukkingen, die, losgerukt en in abstracto beschouwd, den schijn versterken, dat door hem de supra-lapsarische voorstelling wordt gehuldigd. Hij schrijft dan: „de praedestinatie noemen wij het eeuwig besluit Gods, waardoor Hij bij zichzelven verordineerd en bestemd heeft, wat Hij wilde dat van een iegelijk mensch worden zou. Want alle menschen worden niet in een evengelijke conditie geschapen, maar aan sommigen wordt het eeuwige leven, aan anderen de eeuwige verdoemenis te voren verordineerd. Daarom al naardat iemand tot het een of ander einde geschapen is, daarnaar zeggen wij, dat hij òf tot het leven, òf tot den dood is gepraedestineerd òf te voren verordineerd.” In klare, heldere taal wijst Calvijn er voorts op, dat het geheele levensbeloop en al de lotgevallen van elk der menschen niet slechts door God te voren gezien en geweten is, maar ook door Hem van eeuwigheid is vastgesteld. Altijd weer laat hij uitkomen, dat verkiezing en verwerping haar grond niet hebben in geloof en werken maar in het vrije welbehagen Gods. Met alle kracht kwam hij op tegen de lasterlijke aantijging, dat bij een dergelijke voorstelling de oorzaak der zonde in God zelf zou te zoeken zijn, en toont hij de vrijmacht Gods en de schuld des menschen glashelder aan.
Maar is nu Calvijn om de handhaving van die vrijmacht en souvereiniteit Gods een supra-lapsariër? Ik kan dat nog niet inzien.
Dat hij bijtijde zeer sterke uitdrukkingen gebruikt, zij alreede toegestemd, maar verklaart zich voor ieder, die het doel kent, dat Calvijn bij dit gedeelte voor oogen stond. Wie dit doel voorbijziet, zal Calvijn op dit punt bepaald eenzijdig beoordeelen. Het doel, dat een schrijver heeft, is toch van groeten invloed op zijn zegswijze en voorstelling van zaken. Wie bijv. het doel voorbijziet, dat de Apostel Jacobus heeft, bij het schrijven van zijn brief, kan er o zoo gemakkelijk toekomen om hem toe te dichten, dat hij de rechtvaardigmaking des zondaars uit de werken leert. Of zegt Jacobus niet, dat Abraham uit de werken gerechtvaardigd is als hij zijn zoon Izak heeft geofferd? Wie echter hier 't doel in 't oog houdt, kan een dergelijke zegswijze zeer goed verklaren.
Diezelfde maatstaf moeten wij beginnen aan te leggen als wij Calvijn willen beoordeelen in zijn supra- of infra-standpunt. Wat in de institutie als boek III, hoofdstuk 21 v.v. is te vinden, was oorspronkelijk geschreven als „een boekje over de praedestinatie” tegen Bolsec, een Roomsch theoloog en heftig tegenstander der reformatie. Bij de Roomsche theologen verdwijnt heel de praedestinatieleer in die der voorwetenschap Gods, en wordt het Pelagianisme gehuldigd, dat den grond onzer zaligheid verlegt uit God in het schepsel. Hiertegen nu keerde Calvijn met ongeevenaard talent zijn wapenen en hief een banier omhoog voor de eere Gods, in Wiens eeuwige wilsbepaling het heil des zondaar onwrikbaar vast ligt en tegelijk de rampzaligheid des zondaars begrepen ligt. Maar dat opkomen en deze handhaving der absolute souvereiniteit Gods is niet het speciale, het eigenlijk kenmerkende van 't supra. Neen, dan moest kunnen aangetoond worden, dat Calvijn zijn praedestinatieleer niet in rechtstreeks verband brengt met de zonde en dus niet aanvaart, dat God het gevallen menschelijk geslacht tot voorwerp van zijn besluit heeft gehad. Het tegendeel aan te wijzen behoort waarlijk niet tot het onmogelijke.

A. (Amsterdam-W.) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 april 1918

De Wekker | 4 Pagina's

Luther, Calvijn, de Cock en de Kerkhervorming (XXVI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 april 1918

De Wekker | 4 Pagina's