Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoofdstuk II. Dat zij schriftuurlijk zij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoofdstuk II. Dat zij schriftuurlijk zij

Onze Kerkregeering (II)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit is de eerste en hoogste eisch der Gereformeerde Kerkregeering. De kerk is het lichaam van Christus en daarom mag alleen haar Hoofd voorschrijven hoe zij geregeerd moet worden. Waar wij de absolute authoriteit van Gods Woord erkennen, daar buigen wij ons ook voor dat Woord van den Koning der Kerk inzake de kerkregeering. Niet het goeddunken van menschen mag hier het richtsnoer stellen, maar de Schrift is hier het koninklijk wetboek waarnaar geleefd moet worden.
Nu geeft die Schrift echter geen systhematische uiteenzetting van de regeering der Kerk. Zij is niet een wetboek, waar men slechts een bepaald artikel heeft op te slaan, om den weg te vinden hoe in elk geval gehandeld moet worden. Zij geeft echter wel de beginselen aan en biedt ons zoowel in de Apostolische brieven als in de historische boeken des Nieuwen Testaments een grondslag waarop het gebouw der kerkregeering moet opgetrokken worden. Hierop wees in de zeventiende eeuw reeds de geleerde professor Voetius, die in zijn Politica Ecclesiastica het Gereformeerde kerkrecht uiteenzet. Hij wijst er nadrukkelijk op dat het recht hoe de kerk ingericht moet worden en hoe haar bestuur moet zijn, niet aan menschelijke vinding maar aan de schriftuur moet ontleend worden.
Die Schrift wijst er ons reeds op in Handelingen 15 dat de gemeenten in Synode saamkomen, maar tevens in de verschillende brieven, dat de geloovigen inzonderheid op den eersten dag der week vergaderden en hoe zij volgens Hand. 2, volhardden in de gemeenschap en de leer der Apostelen, de breking des broods en de gebeden. Hieruit blijkt reeds dat er in den Apostolischen tijd tweeërlei vergaderingen der kerk waren. Eerstens die van de geloovigen in den dienst des Woords en der Sacrementen, vervolgens die van de ambtsdragers om te behandelen de vragen, die ten nutte der gemeenten moesten beantwoord worden.
In Hand. 15 zien wij dat op de Jerusalemsche Synode, bestaande uit de Apostelen, de ouderlingen en de afgevaardigden der gemeenten te Antiochië, n.l. Paulus en Barnabas en eenige andere broeders, te samen beraadslaagd wordt over de leer en wel inzake de al of niet noodzakelijkheid van de besnijdenis der christenen uit de heidenen. Ook worden er besluiten genomen inzake het leven der heiden-christenen om zich te onderwerpen aan de Noachitische geboden, en tevens om ze vrij te stellen van het onderhouden der Joodsche ceremoniën.
Hier blijkt reeds dat de schrift aanwijst hoe de kerk geregeerd zal worden, en wel door vergaderingen, waarin de plaatselijke gemeenten met elkaar saamkomen. Ook blijkt uit de Handelingen der Apostelen dat iedere gemeente opzieners had, door verkiezing der gemeente tot dat ambt verkoren. Die opzieners der gemeente vormden het gemeentelijk bestuur, terwijl in moeilijke gevallen de beslissing der gezamenlijke gemeenten, zooals in Hand. 15 werd ingeroepen. Daaruit blijkt reeds de schriftuurlijkheid van de presbyteriale kerkinrichting, welke uitgaat van de plaatselijke gemeenten, geregeerd door de opzieners. Ziet de Roomsche eene kerk, overal waar een priester is, die het misoffer bedient, de Gereformeerde ziet een kerk in iedere plaats, waar geloovigen zich openbaren in belijdenis en wandel en erkent dat tot welzijn dier kerk noodig is het instellen van de ambten in Gods Woord voorgeschreven. Zoo is dus het Bijbelsche standpunt, dat uitgegaan wordt van de plaatselijke kerk of gemeente, en dat deze gemeenten, vertegenwoordigd in hunne opzieners, saâm komen in meerdere vergaderingen om de belangen der gezamenlijke gemeenten te bespreken.
Dit presbyteriaal beginsel erkent dan ook slechts één bestuur in de Kerk, namelijk den kerkeraad en het verwerpt alle instellingen daarboven zooals classicale, provinciale en synodale besturen. De bevoegdheid van de meerdere vergaderingen in classes of synoden is zelfs geringer dan van den kerkeraad, want die vergaderingen mogen zelfs niet eens in behandeling nemen wat op den kerkeraad niet is afgedaan kunnen werden. De plaatselijke gemeenten leven dus wel in kerkverband met elkaar, als geworteld in de eenheid van Christus' lichaam, maar zij worden nimmer een einheid onder een blijvend bestuur, en wanneer de meerdere vergaderingen zijn uiteen gegaan, is er zelfs geen Synode of Classisvergadering aanwezig. Daarom schreven de Apostelen dan ook niet aan de kerk als één heilsinstituut, maar aan de gemeenten in Galatië, of aan een enkele plaatselijke gemeente b.v. Corinthe. De plaatselijke gemeente is dus het uitgangspunt van de presbyteriale kerkregeering, ja meer, van Gods Woord.

's Gr. ('s Gravenhage) de Br.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1918

De Wekker | 4 Pagina's

Hoofdstuk II. Dat zij schriftuurlijk zij

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1918

De Wekker | 4 Pagina's