Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opgenomen in den hemel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opgenomen in den hemel

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Deze Jezus, die van u opgenomen is in den hemel, zal alzoo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren.” Handel. 1:11b.

Uitgeleid door Jezus naar den Olijfberg, zullen Zijne elf discipelen, de laatste bevelen ontvangen van hun Heere en Meester, om dan getuigen te worden van Zijn luistervolle hemelvaart. Nog veertig dagen lang, na Zijne opstanding, is de Heere bij hen gebleven, en heeft Hij met vele gewisse kenteekenen zich levend vertoond, zijnde van hen gezien, sprekende van de dingen, die het Koninkrijk Gods aangaan. De discipelen moeten te Jeruzalem blijven en verwachten de belofte des Vaders, dan zullen ze met den Heiligen Geest worden vervuld, om dan, met kracht uit de hoogte aangedaan, overal als getuigen van Christus op te treden. En bij alle moeielijkheden en beproevingen, welke zij te wachten hebben, zal dit hun troost zijn, te weten, dat de Heere wel met Zijn lichamelijke tegenwoordigheid van hen zal gescheiden zijn, maar naar Zijn Godheid, Majesteit, Genade en Geest, zal Hij nimmermeer van hen wijken. Ziet, zegt de Heere, Ik ben met ulieden, al de dagen tot de voleinding der wereld.
Ten laatste is het oogenblik van scheiden aangebroken. Zegenend heft de groote Hoogepriester Zijns volks, Zijne handen over hen op, en eerst langzaam, daarna sneller verheft Hij zich boven de aarde, en wordt alzoo zichtbaar, in aller tegenwoordigheid, voor hunne oogen opgenomen in den hemel. Als aan den grond genageld staan de Elven daar op den Olijfberg, Hem nastarend, zoolang zij konden, tot eindelijk een luchtige wolk Hem wegnam van voor hunne oogen.
Wie zal beschrijven wat er in het hart dier mannen omging, bij de aanschouwing van dit wondervolle gezicht! Zij hadden hun Heere en Meester zoo lief. Zij waren zoo innig aan Hem verbonden. Zij moesten nu in 't geloof gaan leven en wandelen, en niet door aanschouwen. Nu zou het er op aankomen, om getrouw te zijn omtrent hun zoo gewichtige roeping, om getuigen van Jezus te zijn.
Terwijl de elven nog staan op te zien naar den hemel, staan op eens twee mannen bij hen in witte kleeding, die hen aanspreken en zeggen; Gij Galilesche mannen, wat staat gij en ziet op naar den hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is in den hemel, zal alzoo komen, gelijkerwijs gij Hem naar den hemel hebt zien heenvaren. Zoo gebruikt de Heere Zijne engelen, om Zijne discipelen nog een laatste woord van bemoediging toe te spreken. En gelijk de evangelisten ons melden, hebben Jezus' jongeren in aanbidding den Olijfberg verlaten en zijn met groote blijdschap naar Jeruzalem gegaan. Zij wisten nu waar Jezus was heengegaan. Hij, hun verheerlijkt Hoofd, is opgenomen in den hemel. Daar is Hij verhoogd en verheerlijkt, verre boven alle overheid en macht. Verheerlijkt aan de rechterhand des Vaders, van waar Hij Zijne gemeente op aarde ten goede gedenkt. Gedurig was het hen bij de afscheidsgesprekken voorgehouden, dat het in hun belang en in hun voordeel was, dat Jezus van hen heenging.
In den Heiligen Geest zouden ze een anderen Trooster ontvangen, die bij hen blijven, en hen in al de waarheid leiden zou. Daarbij wisten zij, en het wordt hun nog op den Olijfberg herinnerd, dat Hij, die van voor hunne oogen was opgenomen in den hemel, te Zijner tijd zou wederkomen. Niet om nog meer te lijden en te sterven, maar wederkomen, om te oordeelen de levenden en de dooden.
Zoo zou dan het heengaan van Jezus hun geen schade maar louter winst-aanbrengend zijn. En wat nu nog duister mocht schijnen, dat zou straks licht worden, als die mannen met den Heiligen Geest vervuld zouden worden. Door Jezus' opstanding is aller geloovigen zalige opstanding gewaarborgd, en door Zijne opneming in den Hemel, staat ook de verheerlijking Zijner geloovigen vast. Hij toch is het Hoofd van het lichaam waar de geloovigen leden van zijn. Uit kracht dier vereeniging hooren we een Paulus der gemeente te Efeze reeds toeroepen: God heeft u met Christus in den hemel gezet. De apostel zegt niet gij zult met Christus worden opgenomen in den hemel, maar Hij heeft u (nu reeds) met Christus in den hemel gezet. Opgenomen in den hemel, welk eene heerlijkheid die alle beschrijving te boven gaat! Lees de laatste verzen uit het eerste hoofdstuk van Paulus brief aan de Efeziërs en dan zien we, hoe de apostel schier geen woorden kan vinden om uitdrukking te geven van hetgeen de H. Geest hem doet zien van de heerlijkheid, waarmee Christus, als de verhoogde Middelaar, is bekleed. Alle dingen heeft de Vader Zijnen voeten onderworpen. Hij heeft nu de Heidenen tot Zijn erfdeel en de einden der aarde tot Zijne bezitting. Hem is alle macht gegeven in den Hemel en op aarde. Wat tot geen engelen is gezegd, dat heeft God de Vader tot den Zoon gezegd: Zit aan Mijne rechterhand tot Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot eene voetbank Uwer voeten. Nu drukt geen doornenkroon door snoode menschenhanden gevlochten, Zijne slapen, maar de eeuwig schitterende Middelaarskroon. Nu niet omringd met lasterende beleedigende vijanden als weleer, maar de duizend maal duizend heilige engelen en de geesten der volmaakt rechtvaardigen, die Hem als de Leeuw uit Juda's stam, die overwonnen heeft, eeuwig hulde en aanbidding toebrengen. Opgenomen in den hemel, zonder dat een sterflijk oog hem zien en volgen kan, maar van waar Hij komen zal, om zich in heerlijkheid te openbaren. Dan zal alle oog Hem zien. Ook die Hem doorstoken hebben. Dan zal Hij Zijnen vijanden een verschrikking, maar Zijn verlost en gezegend volk een eeuwige blijdschap zijn. Daaraan gedachtig en daarvan verzekerd, zullen de elven straks met goeden moed, in en door de kracht en genade des geloofs, beginnende van Jeruzalem, kunnen uitgaan, predikende het evangelie aan alle volken. De belofte is hun geschonken, al wat zij den Vader zullen bidden in Jezus naam, dat zal hun geschonken worden. Neen, zij zullen voortaan niet gelijk zijn aan verlaten weezen, zij zullen op de heerlijkste wijze ervaren, dat Jezus de Heere, Zijne beloften vervult. Worden zij geroepen om Christus wil smaadheid te dragen, zij zullen blijde zijn daartoe verwaardigd te worden. Verhoogd in den hemel, zal Christus der koningen Koning en der Heeren Heere, het hun aan het noodige niet doen ontbreken. Wat den discipelen een weldaad was, de verheerlijking van Christus, dat is en dat blijft ook een zegen voor de gemeente des Heeren in alle tijden. Op Zijn smartvolle lijdensweg naar Golgotha voorspelde de Heere: Wat ze aan het groene hout deden, daar zou het dorre hout niet van verschoond blijven. Dezelfde haat en vijandschap betoond tegenover Jezus van Nazareth, heeft men steeds onder allerlei vorm geopenbaard tegenover de gemeente Gods. De vijandschap der wereld, de listen en lagen des Satans, de strijd van de duisternis tegen het licht duren steeds voort. Ieder oprechte discipel en discipelin des Heeren, zal dat meer of minder gewaar worden. Maar van alle lijden, van welken aard, dat dan ook zij, kan gezegd worden, gelijk Gods heilig Woord ons leert: Het is niet te waardeeren tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden. Immers, hoe moeilijk uw weg, hoe zwaar uw kruis, en hoe groot ook uw lijden mag zijn in de woestijn van deze wereld, voor al het door Jezus' vrijgekochte volk zal het laatste woord eens zijn; opgenomen in heerlijkheid. Christus is verhoogd in Zijne menschelijke natuur.
Daarin hebben Zijne geloovigen een onderpand voor de waarheid en de zekerheid, dat zij niet alleen gelijk Christus zullen opstaan uit hunne graven, maar dat zij ook tot Christus, hun hoofd, zullen worden opgenomen in den hemel. Dan zullen zij altijd met den Heere wezen.
Zoo dan, schrijft Paulus aan die van Thessalonika, vertroost elkander met deze woorden. Aan dien troost heeft Gods kind behoefte. Bij en onder al de teleurstellingen, moeiten en wederwaardigheden van dit tegenwoordige leven, is dat het eenige, dat het hoofd boven water kan houden. Met het oog gericht op den kroon, die daar schittert aan het einde der aardsche loopbaan, kunt ge, gesterkt door de genade Gods en onderwezen door Gods Geest, met lijdzaamheid loopen de loopbaan u voorgesteld. Dan bouwt ge uwe hoop niet op de vergankelijke dingen dezer tegenwoordige wereld, maar dan zegt ge en dan gelooft ge dat in God al uw heil en eer is.
Aan de verheerlijking van Christus ging ontzaglijk veel vooraf. Een geschiedenis van lijden en diepe vernedering, van de kribbe van Bethlehem tot aan het kruis van Golgotha. Maar op al dat lijden volgde de heerlijkheid. Na het Kruis volgde de Kroon. Geen sterflijk oog was het gegeven die volle heerlijkheid van Immanuël te aanschouwen, toen hij in het rijk der heerlijkheid Zijn troon beklom. De volle werkelijkheid daarvan te zien is bewaard voor hetgeen de geloovigen na dit leven wacht. En als dan een Johannes schrijft, dat het nog niet is geopenbaard wat we dan zijn zullen, maar daar op volgen laat: Wij zullen Hem, Christus namelijk, gelijk wezen, want we zullen Hem zien gelijk Hij is, dan is daaruit af te leiden welk eene heerlijkheid dat zal zijn, aan Christus den verheerlijkte gelijk te zijn. Was het den discipelen des Heeren goed, op den berg der verheerlijking, waar ook Mozes en Elia werden gezien, hoe veel beter zal het dan nog zijn, eens in den hemel der heerlijkheid bij Christus te zijn, in gemeenschap met Gods heilige engelen, en met allen, die aan denzelfden Middelaar, Christus, hun verlossing hebben te danken. Daarvan ten volle bewust, kunnen we met blijdschap hen nastaren, die ons reeds zijn voorgegaan, die het leven in vreemdelingschap op aarde hebben verwisseld met het zalig burgerschap in het Nieuwe Jeruzalem. Groot is de tegenstelling reeds in dit leven tusschen rechtvaardigen en goddeloozen, tusschen hen die niet anders kennen dan een natuurlijk leven uit Adam en hen die van Christus Jezus zijn, en die door wederbarende genade nieuwe schepselen zijn geworden.
Maar het ontzaglijk groote van die tegenstelling zal na den dood eerst tot volle klaarheid komen. Ach zoo arm, zoo vreeselijk arm is de mensch, die zonder deel te hebben aan Jezus, sterven moet, en zoo afreist naar de eeuwigheid. Kan er ook veel geweend en veel smart worden doorleefd, bij het heengaan van Gods kinderen, dit maakt echter alles goed, en is de rijkste troost, als we aan hun graf nog mogen getuigen, op de vraag, waar gingen zij heen: zij zijn opgenomen in heerlijkheid. Zoo schoon bezingt da Costa in zijn hemelvaartslied de verheerlijking van Sions Koning, als de vorst onzer Nederlandsche dichters onder meer daarvan jubelt:

De dag der krooning is gekomen!
O all' gij vorsten! kust den Zoon!
Hij heeft de heiburcht ingenomen!
De Triumfeerder stijgt ten troon!
Aarde en hemel galmen
Sion! van uw psalmen
Davert het heelal.
God is opgevaren,
Met gejuich der scharen,
Met bazuingeschal...,

Laat ons steeds hopen, bidden, waken,
En ons versterken in ons hoofd!
Ook heden wil Hij vreugde maken
Aan al wie dezen Geest gelooft!
Gij werd opgenomen,
Gij zult wederkomen,
Onze Hemelvorst!
Gij stort uit den hooge,
Stroomen op het drooge,
Laving aan wie dorst!...

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 mei 1918

De Wekker | 4 Pagina's

Opgenomen in den hemel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 mei 1918

De Wekker | 4 Pagina's