Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat niet er wat wel door den Heiligen Geest geschiedt

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat niet er wat wel door den Heiligen Geest geschiedt

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarom maak ik U bekend, dat niemand, die door den Geest Gods spreekt, Jezus eene vervloeking noemt; en niemand kan zegge Jezus den Heere te zijn, dan door den Heiligen Geest. 1 Cor. 12:3.

Er was in de eerste Christen-gemeenten een groot onderscheid in afkomst tusschen hen die van Joodschen en hen die van Heidenschen oorsprong waren. Dat grote onderscheid bracht niet zelden verschil van opvatting teweeg in betrekking tot de Wet en het evangelie. Eenerzijd moesten de apostelen optreden en waarschuwen tegen een wettisch beginsel van hen, die Wet en evangelie zochten te vermengen, gelijk in de gemeenten van Galatië. En anderzijds moest worden gewaakt tegen een verkeerde vrijheid, welke gekenmerkt was door verachting van de Wet. Altijd staan wij menschen maar bloot voor uitersten. En altijd loopen we gevaar van verkeerd oordeelden over bijzondere personen, over bijzonder gaven en over de onderscheidene bedeelingen Gods. Al zeer duidelijk zien we dit in de gemeente van Corinthe. De één noemde zich naar Paulus, een ander naar Apollos, een derde naar Cefas, en een vierde wist het nog al beter en zeide: ik ben van Christus. Met de gaven ging het evenzoo. De buitengewone gaven (Charismata) in de Apostolische eeuw, deden den één veel hooger achten dan den ander. Om deze verkeerdheid te bestrijden, wijst Paulus er op, dat al de dienaren, en al de gaven moeten aangemerkt worden als bijzondere weldaden door Christus aan Zijn gemeente geschonken. En dat al die geestelijke gaven dienen moeten tot één doel, namelijk, tot volmaking van het lichaam van Christus. Nu behoeft de Jood den Heiden niet te minachten en de Heiden moet niet de Jood willen miskennen, want allen die geroepen zijn met een zaligmakende roeping, zijn broeders, leden van één en hetzelfde lichaam, waar Christus het Hoofd van is.
Op twee dingen moet nu wél worden gelet, namelijk, dat niemand, die door den Geest Gods preekt, Jezus eene vervloeking noemt. Dit is in één woord volstrekt onmogelijk. Of men van Joodschen of van Heidenschen oorsprong is, doet er niets toe. Het is één en dezelfde Geest, die alles in allen werkt.
Jezus een vervloeking te noemen, gelijk sommigen deden, is het werk van booze vijanden. Menschen met denzelfden geest bezield als degenen, die Jezus veroordeeld en aan het kruis genageld hebben. Die door den Geest Gods spreekt, is door Gods Geest onderwezen, die kent Jezus als de éénige en volkomene Zaligmaker van zondaren. Die kent Jezus als Zijn Borg en Middelaar. Dat zijn de oprechten, die Hem liefhebben en van wien een Petrus getuigt: „U, die gelooft is Hij dierbaar.” Er is geen treurigeren geen vreeselijker oopenbaring, dan dat iemand met minachting en verachting van Jezus spreekt. Er is toch geen andere naam onder den hemel gegeven, door welken wij moeten zalig worden. Die Sions Vorst en Koning, nu verhoogd en verheerlijkt aan de rechterhand des Vaders in de hoogste hemelen, verwerpt, voor dien is geen genade meer, maar dien staat te wachten een ontzettend oordeel van een eeuwige rampzaligheid.
Een tweede zaak door Paulus in den tekst genoemd is, dat niemand kan zeggen Jezus den Heere te zijn, dan door den Heiligen Geest. Daarmee heeft de apostel op het oog, het oprecht belijden van Jezus als zoodanig. Die belijdenis, gelijk de Heilige Geest die leert, houdt in, dat men Jezus belijdt en erkent als de Christus, de Zoon des levenden Gods, God en mensch in eenigheid Zijns persoons. Jezus, de Heere, is de van den Vader gezalfde Middelaar, tot Profeet, Priester en Koning, die aan al de vereischten, den Borg en Middelaar gesteld, beantwoordt. Hij draagt den naam Jezus, omdat Hij Zijn volk zalig maakt van hunne zonden. Hij is de van ouds aan de vaderen beloofde Messias. Hij is de Heere, die de Zijnen gekocht heeft voor den duren en kostelijken prijs van Zijn bloed. Hoe onderscheiden nu de gaven en bedeelingen der genade kunnen zijn, hierin vereenigen zich alle oprechte, en door den Heiligen Geest onderwezen belijders, dat allen Jezus als den Heere belijden. Van Hem getuigen ze allen: „door U, door U alleen om 't eeuwig welbehagen.” Hij alleen de Koning ons van Israëls God gegeven. Zoowel op Christelijk als op elk ander gebied, heeft ieder mensch een openbaring, waardoor men naar buiten toont, wat men van binnen is. In ons spreken, in ons handelen, in geheel ons optreden, wordt dit duidelijk. Zoo kan bijvoorbeeld historisch geloof heel ver gaan, als het alleen op redeneeren aankomt. Tijdgeloof kan zoo nauw verwant zijn aan oprecht geloof, dat de beste er zich voor een oogenblik in vergissen kan, en toch is er, wat het wezen van de zaak betreft, zulk een groot onderscheid tusschen het eene en het andere. Dat onderscheid bestaat maar niet in graad, dat de een wat meer heeft van hetzelfde geloof als de ander. Neen, dat verschil bestaat in wezen. Het is een beginselverschil. Evenzoo is het met de liefde en de toegenegenheid, die iemand betoont tot Jezus.
Iemand greep mijn hand eens op de openbare straat in een groote stad, toen ik naar een bijzonder voorwerp even stond te zien, dat uitgestald was. Mij aldus bij de hand grijpende zeide de persoon die mijn hand greep: „Wat is Jezus toch lief, nietwaar Dominé”. Vermoedende uit welken hoek de wind kwam, antwoordde ik met te zeggen: dat weet ik niet. De vrager keek mij verwonderd aan. „Als U mij zegt, waarom U Jezus zoo lief heeft, of zoo lief vindt”, zoo ging ik voort, dan kan ik beter over uwe opmerking oordeelen. En wat meent ge, dat ik voor oplossing kreeg? Een openbaring, die van groote vijandschap getuigde. Er zijn van die menschen, die het altijd over de liefde van Jezus hebben, maar die helaas! geen woord kunnen zeggen, als men hen vraagt naar den grond van hun uitgangspunt. De naam Jezus kan ieder wel uitspreken, een huichelaar en een farizeeër even zoo goed als een oprecht geloovige. Maar Jezus belijden als de Christus, als de Zoon des levenden Gods, met een toeeigenend geloof, dat is alleen mogelijk door den Heiligen Geest. Wat louter verstands-geloof is, kan dat niet. Ook kunnen zij dat niet, die gevoelige aandoeningen des gemoeds voor oprecht geloof aanzien. Zulke aandoeningen vindt men immers ook bij menschen als Kaïn, Bileam, Judas Iscarioth en anderen.
Het werk van den Heiligen Geest is niet door iets anders te vervangen. De Heilige Geest is maar niet een kracht, maar een Goddelijk persoon. Zijn namen, eigenschappen en werken bewijzen, dat Hij waarlijk God is. Hij is het die het hart vernieuwt, het verstand verlicht, de wil ombuigt, en door herscheppende genade den mensch tot een nieuw schepsel maakt. Van daar dat in zulk een begenadigd mensch alles zoo geheel anders is. Men ziet anders, men hoort anders, men denkt en oordeelt anders. Men bidt ook anders dan te voren. Men heeft nu een geheel andere kijk op zich zelven, en ook ziet men in Jezus, wat men te voren niet in Hem zag. Men weet nu, door Gods Geest geleerd en ontdekt, wat het is, een zondaar te zijn. Maar men weet ook wat het beteekent: Jezus te erkennen en te belijden, als de van den Vader Gegevene tot wijsheid, rechtvaardigheid, heiligmaking en eeuwig leven. In dit opzicht is er geen verschil, van welke afkomst ge ook zijt. Niemand toch kan anders voor God rechtvaardig zijn, dan door een oprecht geloof. Hoe zwak en klein dan uw geloof ook moge zijn in uwe schatting, maar dan zult ge betrekking kennen en gevoelen tot Hem, van wien de kerk getuigt: Al wat aan Hem is, is gansch begeerlijk. Ontmoet ge anderen, met wie ge in gevoelen verschilt, in bijkomende zaken, maar van wie ge weet en gelooft, dat ze Jezus liefhebben, dan wordt ge een aantrekkingskracht in u gewaar, die u telkens herinnert aan de verbinding, die er is tusschen de onderscheidene deelen van hetzelfde lichaam. Er is geen oprecht of zaligmakend geloof zonder liefde, want het ware geloof is door de liefde werkende. En de liefde is van een zeer teederen aard. Zij is van Goddelijken oorsprong, want van nature is ieder mensch een vijand van God; wie dan ook Jezus den Heere noemt door den Heiligen Geest, doet dit niet ongevoelig, toont daarbij geen onverschilligheid, maar juist tegenovergesteld, met liefde, eerbied en heilig ontzag. Het gaat in dezen als met een jong mensch, die over zijn Vader of Moeder spreekt, dan wordt ge allicht uit dat spreken gewaar, hoedanig de verhouding is tusschen dat jonge mensch en zijne ouders.
De vele voorbeelden, welke wij hiervan hebben in het heilig evangelie, stellen dit duidelijk en aanschouwelijk voor. Als Petrus op den Pinksterdag van Jezus getuigt, en met de H.S. bewijst, dat die Jezus waarlijk de Christus, de beloofde Messias is, zegt hij in zijne rede tot het volk, onder meer: „Zoo wete dan zekerlijk het gansche huis Israëls, dat God Hem tot eene Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk, dezen Jezus, dien gij gekruist hebt.”
In dien Christus wordt aan zondaren genade en vergeving gepredikt voor een iegelijk, die in Hem gelooft. En één van beiden, dat evangelie wordt aangenomen of verworpen. Wie dat evangelie verwerpt, die verwerpt Christus, Die de hoofdinhoud is van het evangelie. Voor dezulken zal geen ontkoming zijn aan het eeuwig en ontzettend oordeel, dat eens over alle vijanden des Heeren komen zal. Wie daarentegen dat evangelie gelooft en aanneemt, die zal behouden worden. En als bewijs, dat ge deze genade deelachtig zijt, vraagt de Heere van U, dat gij Zijnen Naam zult belijden voor de menschen. Dat doen de oprechten met woorden en met daden. Dat teekent geheel uwe openbaring in deze wereld. Dan kunt ge en dan wilt ge en dan zult ge niet anders doen, omdat Gods Geest U dit heeft geleerd. Dan gelooft ge in den Zone Gods. En uw geloof in Christus, doet u zeggen met een Thomas: Mijn Heere en mijn God!

W.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1918

De Wekker | 4 Pagina's

Wat niet er wat wel door den Heiligen Geest geschiedt

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 mei 1918

De Wekker | 4 Pagina's