Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

v. H. te 's-Gr. Welke beteekenis heeft het woord „ziel” in de Schrift?
Wij noemen in den regel „ziel” het onstoffelijk deel des menschen. Ziel en geest vatten we dan samen in het eene woord: ziel. Wenschen we nog onderscheid te maken tusschen ziel en geest, gelijk dit onderscheid aangegeven wordt in 1 Thess. 5:23: „De God des vredes zelf heilige u geheel en al, en uw geheel oprechte geest en ziel en lichaam worde onberispelijk bewaard in de toekomst onzes Heeren Jezus Christus,” dan verstaan we onder „ziel” het geestelijke deel des menschen in betrekking tot zijn stoffelijk bestaan, en onder „geest” dat geestelijke deel in betrekking tot zijn hooger leven. De Schrift maakt die onderscheiding niet overal. Dikwijls staat „ziel” voor „geest”, en omgekeerd. Zoo wordt het wezen van den mensch in Matth. 10:28 omschreven door „lichaam en ziel”, in Jac. 2:26 door „lichaam en geest”. Er is sprake van „bitterheid des geestes” Gen. 26:35, en van „bitterheid der ziel”. Job 27:2.
Wanneer God op den vijfden en zesden dag der schepping visschen, vogels, het vee en kruipend en wild gedierte der aarde schept, dan moeten water, lucht en aarde (als stof beschouwd) op Zijn woord voortbrengen Ievende „zielen”, d.z. levende, ademende wezens. Schept God den mensch, dan formeert Hij uit het stof der aarde voor dien mensch een lichamelijken vorm, daarna blaast Hij in zijne neusgaten den adem des levens en alzoo wordt de mensch tot eene levende „ziel”. Ook hier „ziel” in de beteekenis van ademend wezen. Het onderscheid ligt hierin, dat het dier de ziel middellijk ontvangt uit het scheppingsleven, de mensch direct van God. Zoo is en blijft het dier alleen aan de aarde, de schepping, verwant; de mensch echter is en blijft „van Gods geslacht”, hoewel naar het stoffelijke verwant aan de aarde.
Het woord „ziel” wordt dikwijls gebezigd voor den mensch als persoonlijk wezen, zoo voor hem in zijn geheel, als voor hem in zijne openbaringen. Nu eens beteekent het woord het leven, dan weer gemoed, hart. Een Hanna stort in den tabernakel hare „ziel” uit voor het aangezicht des Heeren. Ebed-Mélech ontvangt de belofte van den Heere, dat Hij hem zekerlijk zal bevrijden en dat hij door het zwaard niet vallen zal, maar dat hij „zijne ziel tot een buit” zal hebben, omdat hij op den Heere vertrouwd heeft. In deze belofte wordt aan Ebed-Mélech verzekerd, dat hij zijn „leven” zal behouden. De belofte heeft betrekking op het tegenwoordige, Jerem. 39:18. Vergelijk ook Jerem. 38:2. — Zoo ook, waar de psalmist in Ps. 116:4 bidt: „Och, Heere! bevrijd mijne ziel”, dan bedoelt hij daarmede zijn „leven”, dat volgens vs. 3 in de grootste benauwdheid verkeerde. Evenzoo Ps. 119:25: „Mijne ziel kleeft aan het stof”, hetwelk wijst op ernstige krankheid. Vergelijk Ps. 44:26. In den regel wordt de beteekenis „leven in stoffelijken zin” verwaarloosd. Het „zijne ziel tot een buit hebben” van Ebed-Melech wordt opgevat als eene belofte van eeuwige zaligheid; de bede in Ps. 116:4 als de bede van een ontdekte aan den doodstaat zijns geestelijken levens; Ps. 119:25 als eene ongestalte daarvan. Nu hebben we tegen de overbrenging op het geestelijke geen bezwaar, indien maar de juiste beteekenis niet uit het oog verloren worde; in de overbrenging op het geestelijke leven kan voorzeker de grootste leering vervat zijn.
Wij hebben eene onsterfelijke ziel. Buiten God leeft zij van nature. In Hem zal zij door de genade der wedergeboorte hersteld moeten worden, zal het wèl zijn. Daarnaar ga zij uit, opdat wij vrede vinden in Hem, die beide ziel en lichaam kan verderven in de hel.
Ziel verloren, al verloren!

d. H. (den Haag) L.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1918

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 augustus 1918

De Wekker | 4 Pagina's