Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geschiedenis van Mijnheers Overgrootvader (VI)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geschiedenis van Mijnheers Overgrootvader (VI)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

't Was op een October-avond in 1804. Den geheelen dag had het gestormd, geregend, gehageld. De hoop, dat het weder zich wat beteren zou tegen het vallen van het donker, was niet vervuld. Integendeel, de windstooten werden sterker, met vlagen sloeg het hemelwater tegen de ruiten van de woning des onderwijzers. Bij oogenblikken voelde men, dat alles trilde onder de kracht van den storm.
„Boos weertje,” sprak meester tot Cornelis, die zich niet had laten weerhouden door het weder, om toch te komen, gelijk hij zoo vaak deed, en tot zijne vrouw, die bezig was de kousen van haar echtgenoot minder luchtig te maken, „boos weertje! Wie nu buiten verkeeren moet, heeft het niet gemakkelijk; 't is weer, om geen hond buiten te laten. 't Is een voorrecht, als men, gelijk wij, een goede beschutting heeft. En zoo is het ook te midden van de stormen des levens. Wie de veiligheid mag zoeken in den Heere Jezus, ondervindt, dat wien God bewaart, wel bewaard is.”
„Dat is het zeker, man! Als we die toevlucht niet gekend hadden in ons leven, wat zou er dan van ons geworden zijn!”
„We waren vergaan, moeder!” Meester begon een geheel verhaal te doen van de moeilijkheden, die hij en zijne vrouw hadden moeten doorworstelen; van den tegenstand, die zij hadden moeten overwinnen; van de verliezen, die zij geleden hadden in het sterven hunner kinderen; van de vijandschap, die zij te verdragen hadden van de zijde dergenen, voor wie ware vroomheid een aanstoot en Oranjegezindheid een ergernis was.
Maar telkens voegde hij er tusschen: „De Heere heeft uitkomst gegeven.” En, waren er soms tranen in zijne oogen en die zijner gade bij het terugdenken, door de tranen heen blonk het stille licht der geloofservaring, dat de Heere de Zijnen niet vergeet.
„Neen, Cornelis, ik vertel dat alles niet, om je eens te doen hooren wat we al zoo geleden hebben, maar om je te bewijzen, hoe de Heere niet beschaamt degenen, die op Hem vertrouwen. Hoe donker de weg des Heeren moge zijn, Hij ziet op zijn volk in gunst en ontferming neder. De Heere heeft geholpen, uitgered, kracht in zwakheid, troost in droefenis gegeven. Bij den Heere zijn uitkomsten, zelfs tegen den dood. En daarom ook kan ik in deze droeve tijden niet ophouden te bidden en ook te hopen, dat God nog eenmaal ons volk de oogen zal openen en verlossing zal schenken, hoewel het er met dat keizer worden van dien Bonaparte, dien Corsikaan, niet beter op geworden is, geloof ik. Ik denk, dat we nog meer onder den Franschen druk zullen komen, en mogelijk moeten komen, zal ons volk weer vragen naar Oranje, en, mocht het wezen, naar God.”
„Kon ik,” begon Cornells, „kon ik er…..”
Een bulderende windvlaag deed hem afbreken en toen de vlaag was uitgeloeid, zeide de schoolmeestersche: „Daar is iemand aan de deur, man! Hoorde je ook geen kleppen?
„Wie zou er nu aan de deur zijn? Je zal je vergist hebben; 't was zeker een tak, die van den boom viel.”
„Neen, toch niet, ik geloof zeker, dat er geklopt is. Je moest toch eens gaan kijken! Hoor, daar is het weer!”
„Je hebt toch gelijk, moeder! wie kan dat wezen?”
De meester begaf zich naar de deur, en vroeg, of er iemand was. De wind huilde op dat oogenblik zoo verschrikkelijk, dat men zijn eigen woorden nauwelijks kon verstaan. Hij herhaalde zijne vraag en hoorde toen eene stem zeggen: „Doe het licht uit, meester, en laat me dan binnen, maar eerst het licht uit!”
„Ja maar, wie ben je, ben je bang voor licht?”
„Neen, meester, maar ze behoeven me hier niet te zien. Er is geen kwaad bij. 't Is voor Oranje!”
Voor Oranje!” Meer behoefde niet gezegd te worden! Meester liet de deur gesloten en liep naar binnen om de lamp uit de blazen. Daarna ging hij weer naar de deur, opende die en liet den druipnatten vreemdeling binnen, die niets anders zeide den een gejaagd „dank u!”
Op hetzelfde oogenblik klonk hoefgetrappel en geschreeuw in de dorpsstraat.
„Hierheen!” zei de meester en leidde den man naar den kelder.
„Neen, daar zit ik als een muis in de val, als ze komen. Laat me liever de achterdeur uit, dan versteek ik mij achter in den tuin!”
„Goed!” sprak meester en voegde de daad bij het woord.
Het bleek, dat deze voorzorg eigenlijk niet noodig was geweest. De ruiters bleven nog zoowat tien minuten in de omgeving en trokken toen af.
Even daarna ontstak de meester weer de lamp en ging naar de achterdeur, waar de vreemdeling reeds wachtte.
Een lang, rijzig man kwam binnen.

TERTIUS.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1918

De Wekker | 4 Pagina's

De geschiedenis van Mijnheers Overgrootvader (VI)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 1918

De Wekker | 4 Pagina's