Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wat voorbijgaat en wat blijft

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wat voorbijgaat en wat blijft

Nieuwejaar

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

„De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar mijne woorden zullen geenszins voorbijgaan.” Lucas 21:33.

Bij de verschijning van dit No. van „de Wekker”, is de oude tijdkring afgesloten, en de nieuwe jaarkring reeds ingegaan.
Als altijd staan we ook nu, bij den aanvang van 't jaar, voor vele en gewichtvolle vraagstukken, en niet één sterveling vermag ons te zeggen wat de toekomst in haar schoot verbergt. Op staatkundig gebied is de wereld vol beroeringen van allerlei aard. Op maat- schappelijk gebied is het met den algemeenen toestand nog o zoo donker. Veel, ontzaglijk veel ligt er achter ons, en wie zal zeggen, wat ook dit jaar ons wacht? Alles roept ons maar voortdurend toe, dat de gedaante dezer wereld voorbijgaat.
Zoo ernstig zijn de woorden en zoo veelbeteekenend, welke de Zaligmaker tot Zijne discipelen sprak in verband met de voorspelling van de bange tijden, die eens komen zouden, toen Hij zeide: „De hemel en de aarde zullen voorbij gaan, maar Mijne woorden zullen geenszins voorbijgaan.”
Wat uit stof is neemt een end', door den tijd, die alles schendt. Alleen God zelf heeft geen verandering te vreezen. Hij is en blijft van eeuwigheid tot eeuwigheid. En Jezus Christus is gisteren en heden in der eeuwigheid Dezelfde, en Zijne woorden zullen bevestigd worden. Naar luid der profetie, moeten er nog ontzaglijke dingen gebeuren. Oorlogen en geruchten van oorlogen, aardbevingen, pestilentien, hougersnooden, zijn vreeselijke gerichten, maar dat alles is nog het einde niet. Der menschen hart zal bezwijken van vrees en verwachting der dingen, die het aardrijk zullen overkomen, want de krachten der hemelen zullen bewogen worden. Maar hoe dit ook zij, en wat ook gebeure, wat ook verdwijnt en vergaat, het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid. Of men dit al of niet gelooft, of men dit bespot en verwerpt, of dat men het gelooft, de Heere heeft hef gesproken, en er zal geen tittel of jota van op de aarde vallen. Gods Raad zal bestaan en Hij zal al Zijn welbehagen doen. De vastigheid en zekerheid van des Heeren Woord, is de vaste grond van troost en hoop voor allen, die op dat Woord bouwen en vertrouwen. Tot dat Woord des Heeren behooren dan ook al de beloften en toezeggingen door den Heere aan Zijn volk gedaan. Daarin is licht ontstoken, dat alle duisternis opklaart. Daarin is bemoediging voor treurende harten en terechtwijzing voor verlegenen en hulpbehoevenden. In dat Woord heelt de Heere Zichzelf gegeven en verklaard, dat Hij de Zijnen niet begeven noch verlaten zal. Zoo hoog kan de nood niet gaan, en zoo donker kan Gods weg niet wezen, of Zijn Woord blijft van kracht, dat de Heere in gunst wil nederzien op allen die Hem vreezen. Mogen wij in die bewustheid het nieuwe jaar weder ingaan, dan kunnen we ons verzekerd houden, dat de Heere nooit zal laten varen de werken Zijner handen. Hij is en blijft getrouw en sterk.
Veel is er, dat in deze tijden ontmoedigt. Het zien van de verharding des volks onder de oordeelen Gods. Het miskennen van God, de verwerping van Christus en Zijn dierbaar evangelie. De vijandelijke machten rondom ons, die onophoudelijk werkzaam zijn ons te ver- derven en te verwoesten, om dan nog maar niet te spreken van de ellende, welke ieder geloovige nog in en met zichzelven omdraagt. Wat hebben die lange en bange oorlogsjaren een ontreddering veroorzaakt in geheel het maatschappelijk leven en verkeer. Wat al bittere gevolgen sleept dit na zich, die nog lang zullen gevoeld worden. Wat een geest van revolutie en anarchie overal onder de menschen, wat een gewoel en onrust op elk levensterrein.
Wat is er veel te herstellen en te reformeeren, zal alles nog zoo wat in zijn vorigen toestand komen, als dat nog gebeuren mag. Geen wonder, dit alles in aanmerking genomen, dat menigeen dan wel eens bij zich zelven zegt: Wat zal het nu zijn?
Als een schip uitvaart en het water op moet, is noodig, dat er een goed roer aan het schip is, dat er ankers, touwen, kettingen en al bet benoodigde tot een goeden inventaris aan boord is. En evenzoo is ook ons noodig dat we, zullen we niet teleurgesteld worden, van het noodige voorzien zijn. Daartoe is voor alle dingen noodig, dat we het Woord hebben, waarvan een der Bijbelheiligen heeft getuigd: „Uw Woord Heere! ofschoon ik alles mis, is mij een licht om 't donker op te klaren.”
„Mijne woorden”, zegt Christus, „zullen geenszins voorbijgaan.” Daarom is het zoo goed en zoo noodzakelijk, dat we weten, welke de woorden van Christus, den Heere zijn. Niemand is een leeraar gelijk Hij. Die woorden zijn geest en leven voor ieder die dezelve recht mag verstaan. Zij veroordeelen alles wat met Gods heiligen wil in strijd is. Zij veroordeelen alle eigengerechtigheid en farizeïsme. Zij waarschuwen tegen allen valschen troost en tegen zelfgekozen wegen. Zij wijzen de klippen en de zandbanken aan in de groote wereldzee, waar zoo menig scheepje op strandt. Maar meer dan dit. Die woorden geven ook raad aan verlegenen, aan heil- zoekende en heilbegeerige zielen. Zij zijn medicijn, waardoor gebrokenen van hart worden genezen. Zij houden zooveel in, wat bemoedigt en verkwikt, voor allen, die het door genade om eeuwige behoudenis te doen is. Immers de belofte des Heeren zegt, dat de zoekers zullen vinden, den kloppenden zal worden opengedaan en dat de bidders zullen ontvangen. Aan getuigen en bewijzen voor de waarheid, dat de Heere Zijne beloften bevestigt, ontbreekt het niet. Neen, de geschiedenis van alle eeuwen bevestigt dit, tot op den huidigen dag. De Heere wijst niet af, die in waarheid tot Hem de toevlucht nemen. Dat doet de oprechte steeds getuigen met den bekenden dichter: God die helpt in nood, is in Sion groot. Ware dit zoo niet, dan waren reeds velen omgekomen, die nu reeds als overwinnaars juichen voor den troon. Daarenboven, wat zijn en blijven Gods kinderen steeds afhankelijke schep- selen. En waar grijpen zij allen naar in en bij alle voorkomende moeilijk- heden en beproevingen? Is het niet naar des Heeren Woord? Komt Gods Geest ons daarbij voor te lichten en de waarheid toe te passen, welk een kracht kan er dan menigmaal uitgaan van een enkel woord. Dan worden we gewaar, dat het Woord Gods gelijk is aan goud. Daar hebt ge niet veel van noodig om rijk te zijn. Dat verstaat de wereld niet, als ge jubelt: In God is al mijn heil, mijn eer, mijn sterke rots mijn tegen- weer, God is mijn toevlucht in het lijden. Maar het geloof verstaat zulks. En door het geloof genieten wij er de smaak en de kracht van. Hoe nauwkeuriger wij letten en acht geven op des Heeren woord, hoe duidelijker het ons worden zal, dat de Heere regeert. Al onze tijden zijn in Zijne hand. Onze dagen zijn bij God geteld. Onze woningen zijn door Hem bepaald. Ons kruis is met Zijne band afgewogen. Hij zal over ons brengen, wat Hij over ons bescheiden heeft. Leven we in dat geloof, dan is ons maar noodig lijdzaamheid, ten einde te loopen de loopbaan door God ons voorgesteld. Daar- bij is noodig te zien op den Oversten Leidsman en voleinder des geloofs, Jezus, die om de Vreugde Hem voorgesteld, het kruis verdragen en de schande veracht heeft. Voorttrekken moeten we op den weg, dien we te gaan hebben. We kunnen niet blijven staan. We kunnen ook niet teruggaan. Voorttrekken heet het, ook bij den aanvang van dit jaar. Maar het is niet hetzelfde, hoe dat we voorttrekken. Mozes zeide: Heere! indien Uw aangezicht niet met ons gaat, doe ons van deze plaats niet optrekken.
Mogen wij onze reis naar de eeuwigheid voortzetten bij het licht van des Heeren Woord, dan zullen we niet beschaamd uitkomen. Dan zullen we ons ook niet al te zeer verwonderen, als we zien gebeuren wat de Heere ons in Zijn heilig Woord heeft voorspeld. Dan zullen we niet uitzien noch wachten naar dingen, die niet komen zullen. Dan zullen we ook niet luisteren naar valsche profeten, die zoo luide roepen: vrede, vrede en geen gevaar. Dan zullen we afkeerig zijn van hen, die pleisteren met loozen kalk als heelmeesters, die de breuk des volks op het lichst willen genezen. Dan zullen we in de oordeelen Gods de roede zien, waarmede God almachtig de volken tuchtigt en we zullen ook in zegeningen en gunst- bewijzen den Heere erkennen, die de Bron is van alle heil, de Vader der lichten, van wien alle goede gaven af en nederdalen. Dan zal ook gedurig de bede in ons hart zijn, dat de Heere ons moge bewaren voor opstand en murmureering, als we persoonlijk deelen in beproevingen van allerlei aard. Dan zullen we als oprechte discipelen des Heeren, gehoorzamende Zijn Woord, waken en bidden te aller tijd, wetende dat de komst des Heeren nabij is en dat zij welgelukzalig zullen zijn, die wakende en biddende zullen bevonden worden, als de Heere komt.
Mogen we het nieuwe jaar zijn ingetreden, wij weten niet of we het einde er van zullen beleven. Maar wat we wel weten is dit: wie God verlaat, heeft smart op smart te vreezen. Wie daarentegen naar des Heeren Woord hoort, dat Woord gehoorzaamt en daarop ver- trouwt, die zal in allen weg, in alle moeite en wederwaardigheden, waaraan dit leven zoo rijk is, ervaren, dat Gods genade tot alles genoeg is. Al stond dan uw naam en ook de mijne op de groote lijst dergenen, die in dit jaar moeten afreizen naar de eeuwigheid, als de Heere maar ons Deel mag zijn. Zeg dan door het geloof: o zalig uit- zicht! Het verderfelijke zal onverderfelijkheid en het sterfelijke zal onsterfelijkheid aandoen, en zoo zullen we met al Gods verloste kinderen, uit ons vleesch God aanschouwen. Op zijn langst genomen, is het maar een korte spanne tijds, dan staan we aan het eind onzer woestijnreis. Wie beschrijft dan de gewaarwording van Gods kind, dat door lijden geheiligd, tot de heerlijkheid en zaligheid Gods voorbereid, nu ziet en gevoelt, gelijk nooit te voren, dat Jezus Woord niet voorbijgaat, nooit faalt, maar volkomen wordt bevestigd. Neen, dat heeft immers geen oog gezien, en geen oor gehoord, en dat is in geen menschenhart opgeklommen, wat de Heere bereid heeft, dengenen, die Hem liefhebben. Om al dat heil voor ellendigen te verwerven, kwam Gods Zoon in de menschelijke natuur op aarde. Daartoe moest Hij lijden en sterven aan het vloekhout op Golgotha, opdat allen, die in Hem gelooven, van het eeuwige verderf bevrijd, voor eeuwig zouden behouden worden. Al zullen dan hemel en aarde voorbijgaan, Jezus Woord waarborgt de zaligheid der Zijnen. Hebt dan, discipelen en discipelinnen des Heeren! verdrukking in de wereld, maar hebt goeden moed en vergeet het niet, Uw Koning heeft de wereld overwonnen!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1919

De Wekker | 4 Pagina's

Wat voorbijgaat en wat blijft

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1919

De Wekker | 4 Pagina's