Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De positie van den protestantschen veldprediker in het Fransche leger (1)

Bekijk het origineel

De positie van den protestantschen veldprediker in het Fransche leger (1)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder den titel „Les aumôniers militaires protestants” las ondergeteekende één dezer dagen een artikel in het Fransche tijdschrift „Bulletin protestant français”, dat handelde over de positie van den veldprediker in het Fransche leger, zoowel in vredes- als in oorlogstijd. Het leek hem wel van belang met het oog op het vraagstuk, dat ook hier te lande aan de orde zal worden gesteld dit artikel vrij vertaald onder den aandacht der lezers te brengen.
Het artikel, geschreven door den Franschen veldprediker Jacques Pannier, luidt dan als volgt:
„In onze militaire organisatie maken de geestelijke verzorgers deel uit van het personeel van den Geneeskundigen dienst. Hierover handelt: 1∘ een besluit van 1889, dat bepaalt onder welke voorwaarden zij hospitalen kunnen bezoeken en 2∘ de internationale conventie van Genève in 1906, die verklaart, dat veldpredikers (aalmoezeniers) onder alle omstandigheden gerespecteerd en geprotegeerd zullen worden. Deze beide bepalingen zijn de grondslag van het besluit van 1910, waarbij de Geneeskundige Dienst bij het leger te velde geregeld wordt en in 't bijzonder wat betreft de geestelijke verzorgers.
Hun werk is als volgt vastgesteld: Zij vervullen hun ambt voor zoover de omstandigheden het toelaten, onder dezelfde bepalingen, die ook gelden in vredestijd, Men handhaaft dus in het leger hetzelfde beginsel als in het gewone dagelijksche leven geldt, n.m. vrijheid van geweten en vrijheid van godsdienst, hetgeen geheel overeenkomt met de „Verklaring van de rechten van den mensch en den burger” waarop de Fransche grondwet gebaseerd is. Verder moet het aan de geestelijke verzorgers zoo gemakkelijk mogelijk gemaakt worden om hun geloofsgenooten te bezoeken en moet er te dien einde in de hospitalen en ambulances een speciaal register worden aangelegd, waarop de namen der niet-katholieken worden opgeteekend. Terwijl onder alle omstandigheden de neutraliteit van den Staat op kerkelijk gebied en ook de vrijheid van geweten verzekerd is.
De leden van de Protestantsche kerk, die in Frankrijk een groote minderheid vormen vergeleken met die der Roomsche kerk, zijn dus verzekerd tegen iedere daad van onverdraagzaamheid, zoowel van de zijde der Katholieken als van die der vrijdenkers.
De geestelijke verzorging wordt in Frankrijk onder deze voerwaarden uitgevoerd.
In ieder legercorps bevindt zich een groep ziekendragers, waarbij de Minister van Oorlog één veldprediker en één rabbijn detacheert. In Augustus 1914 waren er 21 legercorpsen dus waren er toen 21 veldpredikers. De katholieken hadden echter een aalmoezenier bij iedere groep ziekendragers in een divisie en daar hun dit — zeer terecht — nog niet voldoende leek, verkregen zij de beschikking over hulpaalmoezeniers in alle groepen van ziekendragers; naar analogie met de veldpredikers werden deze vrijwillige aalmoezeniers genoemd (het werkelijk cijfer der veldpredikers is nu 111, waarvan 6 inde forten en 8 op de vloot geplaatst zijn).
De rang van den veldprediker (aalmoezenier) is geassimileerd aan kapitein, ook wat betreft het salaris, terwijl er in het Fransche leger, het eenige onder de oorlogvoerenden, geen opklimming onder de veldpredikers (aalmoezeniers) bestaat. Gedurende de eerste drie jaren van den oorlog hebben zij de beschikking over een paard gehad en droegen zij als uiterlijk kenteeken 3 gouden galons. Dit alles is in 1918 veranderd. Een algemeene uniform is toen niet voorgeschreven; over het algemeen dragen de katholieken hun priesterrok, terwijl de protestanten een uniform dragen, die overeenkomt met die van de officieren, met een kruis geborduurd op hun uniformpet. Het eenige verplicht insigne voor allen is een zilveren kruis op een violet email plaatje, gehangen aan een zwart lint met oranje bies. Deze waren de uiterlijke kenteekenen.
Wat betreft de kerkelijke regeling zij opgemerkt, dat de geestelijken zooveel mogelijk voorgedragen moesten worden aan den Minister van oorlog door de kerkgenootschappen, waartoe zij behooren, terwijl het Comité, dat zich vóór den oorlog met evangelisatie onder de protestantsche militairen bezighield, als Comité van geestelijke verzorging de schakel tusschen Regeering en Kerkgenootschappen vormt.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 januari 1919

De Wekker | 4 Pagina's

De positie van den protestantschen veldprediker in het Fransche leger (1)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 januari 1919

De Wekker | 4 Pagina's