Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Kerk der Reformatie (VIII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Kerk der Reformatie (VIII)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

En dit is de overwinning, die de wereld overwint, namelijk ons geloof. I Joh. 6:4b.

Wereldgelijkvormigheid, zoo heette ook de slang der verleiding, die zich kronkelde op 't pad van de kerk van Thyatire. Wij lezen daar van de vrouw Izebel, die de gemeente bezwadderde met het vuil van haar woord en haar daad. De naam Izebel herinnert ons aan de goddelooze vrouw van Israels Koning Achab, die gansch Israel tot zonde verleidde. Een dergelijke figuur werd te Thyatire aangetroffen, die onder vrome redenen en godsdienstige fanfares de gemeente op 't pad der ongerechtigheid voerde.
Of er te Thyatire werkelijk een vrouw met name Izebel geleefd heeft, is hier niet met afdoende zekerheid te zeggen. Niet zonder instemming schrijf ik hier af het woord van Dr. Gunning, die bij dat schriftgedeelte opmerkt „Gelijk wij dat telkens in de Openbaring vinden, zijn de namen der personen, die er in optreden, symbolische aanduidingen van gewichtige stroomingen en beginselen, ook al is het uitgangspunt bij bepaalde individuen te zoeken. Op zich zelf is het niet onmogelijk, dat zich in de gemeente van Thyatire een valsche profetes bevond, — volgens sommige handschriften was het zelfs de vrouw van den Engel, van den bisschop — wellicht met vele gelijkgezinde vrouwen naast en onder zich, die hare dwaalleer met grooten nadruk en maar àl te groot succes verkondigde. De kerkgeschiedenis leert ons, dat vrouwen altijd een groote rol gespeeld hebben bij de verbreiding van dwalingen en ketterijen. Simon Magus had zijn Helena, Montanus zijn profetessen Priscilla en Maximilla, de Donatisten hunne Lucilla en zoo hadden de dwaalgeesten in Thyatire hunne Izebel. Toch zou ik aan dien naam hier vooral een symbolische beteekenis willen hechten”.
Deze gedachten van Dr. Gunning onderschrijf ik. Immers, in de Openbaring is het typisch- symbolische sterk gekleurd en wat wij daar vinden van de dieren in den hemel of van de 24 ouderlingen rondom den troon, wat daar wordt verhaald van de monsters, die uit de zee opkomen of van de vrouw, die de gansche aarde besmet met hare hoererij, 't is alles de typische voorstelling van beginselen en machten, die alom zich ontplooien. Het is dus zeer goed verklaarbaar, dat wij in dit noemen van de vrouw Izebel een geestesgetij, een strooming uit die dagen zien, op wier wiegende golfjes de gemeente van Thyatire stroomafwaarts dreef.
Gelijk de vrouw in het Paradijs haar lokstem liet hooren en zij Adam aftrok van het hart Gods, zoo is het immer de vrouw geweest, die de menschheid geleid heeft naar de diepste kolken van ongerechtigheid. Wie het Spreukenboek leest, ziet hoe daar door den wijze uit Israël de vrouw geteekend wordt als een opon graf, waarin wegzinkt alle zedelijke kracht en alle geestelijke waarde.
Het zij verre, dat wij hier een philippica willen schrijven tegen het vrouwengeslacht. Integendeel, al is de vrouw geweest leidster op den weg, die van God naar den afgrond voerde, nimmer worde vergeten, dat zij bij Godes gratie ook is geworden leidster ten hemel en dat uit haar is geboren den Christus Gods, zooveel het vleesch aangaat. In een vrouwenziel liggen snaren, zoo teeder en ademt een geestesleven zoo fijn gevoelend, dat ge altijd onder geheel andere stemming komt, als ge met de christenvrouw, dan met den christenman in aanraking komt. Maar juist waar die hooge en fijne zieleadel nu omslaat, verwondert u dan niet, dat deze juist aanleiding is voor den gang en de zuiging naar de diepte. Nu begrijpen wij beter welk een afgrond er gaapt, en wat sirenenzang uit de diepte opstijgt, wanneer daar in den brief aan Thyatire met zooveel nadruk van de vrouw Izebel wordt gesproken.
En let er nu op, dat de zuigkracht dezer verleiding niet de laagste klasse der samenleving had aangetast, maar de Heilige Schrift zegt „en mijne dienstknechten verleiden, dat zij hoereeren en afgodenoffer eten”. Dat waren dus de menschen, die leiding moesten geven, dat waren de toonzetters uit die dagen, dat waren de ambtsdragers in de kerk van Christus. Geeft deze bladzijde des Bijbels ons geen schoone gelegenheid om nu eens te schrijven over de kerk des Heeren en de geestelijke stroomingen en opkomende beginselen dezer eeuw?

A. (Amsterdam) S.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1919

De Wekker | 4 Pagina's

De Kerk der Reformatie (VIII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 februari 1919

De Wekker | 4 Pagina's