Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Indrukken en Ervaringen (3))

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Indrukken en Ervaringen (3))

IIe Reeks

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van verschillende zijden heeft men mij gevraagd: of ik in het leger blijf; of er na de mobilisatie geestelijke verzorging blijven zal en of er over deze geestelijke verzorging in vredestijd al iets kan medegedeeld werden. Het lijkt mij wel van beteekenis, om deze vragen in het openbaar te beantwoorden, want de zaak, waarover het gaat, is niet een zaak van enkele personen, of van een enkele kerk, maar het is een zaak die ons geheele volk raakt, en als zoodanig heeft ons volk er recht op te weten wat er in de toekomst op godsdienstig gebied voor ons leger zal worden gedaan. Ik heb vroeger al eens enkele artikelen geschreven over de geestelijke verzorging in vredestijd, zonder dat ik toen wist of die verzorging er komen zou en nog veel minder kon ik toen vermoeden, dat ik aan de regeling daarvan zulk een werkzaam aandeel hebben zou. De geestelijke verzorging is in deze mobilisatie populair geworden in ons leger Aanvankelijk door velen ietwat sceptisch begroet en ontvangen met de vraag: wat zal dat voor nuttigheid hebben, heeft het instituut der veldpredikers, dat de regeering in samenwerking met de kerken in het leven geroepen heeft, spoedig zijn weg en zijn taak in het leger gevonden, 't Leed uit kracht van zijn eigenaardige geboorte aan een zekere halfslachtigheid. 't Was geen kerkelijk en geen overheids-instituut, en de veldpredikers waren geen regeeringsambtenaren en geen kerkelijke ambtsdragers. Hun rechtspositie was allesbehalve behoorlijk geregeld. Zij vertegenwoordigen de kerken die hen bij de regeering ter benoeming hadden voorgedragen, zonder dat zij ambtelijk werk in het leger konden verrichten. Aan hun arbeid zelf heeft dit geen schade gedaan, want hun taak was niet anders dan evangeliseerend werkzaam te zijn, en ik geloof dat zij op dit terrein prachtige resultaten hebben bereikt. De lof dien de minister van oorlog aan de aalmoezeniers en veld-predikers in de Tweede Kamer heeft toegebracht was dan ook welverdiend, en dat de geest in ons leger, enkele gevallen uitgezonderd, goed gebleven is, is zonder twijfel voor een deel ook aan hun arbeid te danken. Daardoor is het instituut der veldpredikers populair in ons leger geworden. Had de mobilisatie, zooals de algemeene verwachting was, maar eenige maanden geduurd, dan had het instituut geen voldoenden tijd gehad, zich in te burgeren.
Voor wij goed en wel het terrein van werken hadden verkend en eenig systeem in onzen arbeid hadden kunnen brengen, zou het demobilisatiebevel gegeven zijn en gevolg daarvan zou zijn geweest, dat de veldpredikers met de mobilisatie waren gegaan en gekomen. Nu zij echter zooveel jaren heeft geduurd als maanden, heeft het instituut in het leger zich kunnen ontplooien en gevolg daarvan is geweest, dat het veler achting heeft verworven en zijn nut voor het leger heeft bewezen. Er kleefden groote gebreken aan. Het aantal veldpredikers was veel te weinig, er zat geen leiding in, er was te gering contact tusschen de personen die deel van het instituut uitmaakten en zij profiteerden veel te weinig van elkanders ervaringen. Er had meer voeling en meer samenwerking kunnen en moeten zijn, dan zou de arbeid nog veel vruchtbaarder zijn geweest. Maar ondanks dat alles, heeft het instituut zich ingeburgerd en het leger wil het niet meer missen.
Want dit is wel opmerkelijk, dat het leger om bestendiging van de geestelijke verzorging heeft gevraagd. Wie had dat durven denken, dat er uit het leger stemmen zouden opgaan, die de noodzakelijkheid van de geestelijke verzorging bepleiten. Zoo iets hadden wij 10 jaren geleden voor onmogelijk gehouden. Er werd toen niet slechts voor de geestelijke verzorging zoo goed als niets gevoeld, maar wat veel meer zegt men beschouwde de dominé's als gevaarlijke menschen, wier invloed zooveel mogelijk buiten het leger moest gehouden worden. Dit standpunt behoort tot het verleden. Er zijn in het leger wel menschen, die dit standpunt nog huldigen, maar zij vormen de meerderheid niet. Ieder die onder de soldaten gearbeid heeft, heeft deze menschen ontmoet. Maar het zijn enkelingen. Het grootste deel staat er welwillend tegenover en zal waar het kan, zijn medewerking gaarne verleenen. Zoo is het te verklaren, dat de tegenwoordige opperbevelhebber de generaal Pop, toen hij nog commandant van de Ile Divisie was, reeds een verzoek aan den toenmaligen minister van oorlog heeft gericht, om maatregelen te beramen, dat de geestelijke verzorging ook in vredestijd bestendigd worden zou. De toenmalige minister van oorlog Bosboom nam tegenover de geestelijke verzorging een ietwat zwevend standpunt in. Er zijn menschen, die voor en tegen een zaak kunnen zijn op hetzelfde oogenblik en zoo schijnt het mij toe, dat minister Bosboom de geestelijke verzorging gewild en niet gewild heeft. Toch hoeft deze minister zich reeds op 14 September 1915, dus ongeveer een jaar na de instelling van het instituut der veldpredikers, tot de besturen der onderscheidene kerkgenootschappen hier te lande gewend, met het verzoek om hun gevoelen kenbaar te maken omtrent het denkbeeld, om de instelling van de veldpredikers en aalmoezeniers ook in de toekomst te bestendigen.
De verschillende kerkgenootschappen hebben niet geaarzeld, hun gevoelen in dezen kenbaar te maken. Voor het einde van November 1915 had de minister de adviezen van de betrekken kerkgenootschappen in zijn bezit en alle kerken in ons vaderland bleken gunstig gestemd voor het plan. Toch deelde die zelfde minister later in de Tweede Kamer mede dat bestendiging van het instituut van veldpredikers en aalmoezeniers alsnog niet in zijn voornemen lag. En toen minister Bosboom het departement verliet was er voor de geestelijke verzorging van ons leger in de toekomst nog niets gedaan. Indien er geen verandering kwam wees alles er op, dat de mobilisatie zou voorbij gaan zonder dat er een stap in deze richting zou worden gezet. Alles hing af van den nieuwen bewindsman, die minister Bosboom zou opvolgen.

De Veldprediker

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1919

De Wekker | 4 Pagina's

Indrukken en Ervaringen (3))

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 juli 1919

De Wekker | 4 Pagina's