Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brieven uit het Zuiden (40)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brieven uit het Zuiden (40)

1919

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik werd gister zoo overladen met brieven, telegrammen en andere posterijen, dat ik met geen mogelijkheid alles persoonlijk kan beantwoorden. Men houde mij daarom ten goede, dat ik voor ditmaal de gelegenheid te baat neem, om in mijn wekelijkschen brief, allen, die mij met zooveel blijken van belangstelling en met hun goede wenschen en vriendelijke woorden hebben verkwikt, mijn oprechten dank te betuigen. Van uit het geheele land bracht de post en de telegraaf mij de bewijzen, dat men onzer is gedachtig geweest. Wij bereikten thans door Gods goedheid den leeftijd van 76 jaar. Bij vernieuwing mochten we in ons dagboek schrijven: Eben-Haëzer, tot hiertoe heeft ons de Heers geholpen. Ontzachelijk velen gingen ens vóór naar de eeuwigheid. En nog verwaardigt ons de Heere, met woerd en pen werkzaam te zijn, moge het zijn tot Zijne eer, tot heil der kerk en tet heil van onsterfelijke zielen. Zijn Naam zij daarvoor geprezen. Natuurlijk is alles niet geschikt om op het papier te zetten. Alle dingen zijn wol oorbaar, maar alle dingen stichten niet. Alleen willen we dit nog zeggen, dat in de laatste kwart-eeuw veel door ons is doorleefd, wat van beteekenis is, niet slechts voor ons persoonlijk leven maar voor geheel de Christelijke Gereformeerde Kerk in ons Vaderland. Bij bijzondere gedenkdagen komen vele dingen dan weer eens in herinnering, waar men anders alle dagen zoo niet aan kan denken. Toen in de dagen van onze grootste kerkelijke worsteling, de Hervormde gemeente in de hofstad zoo vriendelijk was, op ons verzoek, één harer kerkgebouwen af te staan, waar we Zondagsavonds in predikten, riep men ons na: Hij, daar noemde men onzen naam bij, hij heeft nog achttien aanhangers, kan men daar elken Zondagavond een stroom van menschen zien in- en uitgaan. En toen een ander in een publiek blad schreef, dat dit nachtlampje wel spoedig zou uitgaan, kon men zien dat dit kleine lampje toch bleef branden. Had dit door olie van menschen moeten geschieden, dan was het stellig slecht uitgekomen, want niet onze waardigheid, noch onze bekwaamheid, maar door de kracht en de genade Gode, ging dit werk gezegend voort. Terugziende op alles, mogen we tot room van Gods genade getuigen: de Heere heeft groote dingen gedaan.
We leven intusschen nu in een anderen tijd en onder andere omstandigheden. De strijd die gestreden moet worden, duurt wel voort, maar is toch eenigszins van karakter veranderd. In alles treden nu op kerkelijk gebied beginselen op den voorgrond. We leven onder den druk der tijden, maar daar doelen allen in. Dat is de roede Gods, om onzer zonde wil.
Dat we voorts aan den avond van ons leven nog veel goeds mogen zien en hooren, van en onder het „overblijfsel” strekt ons tot groote blijdschap. Op den avond van het leven volgt de nacht. Maar voor hen, die in den Heere sterven, zal de nacht des doods de weg zijn, tot het eeuwige leven. Dáár zal geen nacht meer zijn. Geve de Heere ons, met alles, die Hem vreezen, in dat geloof te mogen leven en sterven, dat dit ook ons deel eens zal zijn uit genade. Dan nog slechts een korte wijle tijds, dan is de strijd gestreden, het leed geleden. Dan ook geen klacht meer over het gebrek, dat ons in alles aankleeft, maar altijd en alleen verheerlijking van Hem, die de Zijnen kocht voor den duren prijs Zijns bloeds.
Ik stond enkele jaren geleden aan het krank- en sterfbed van een lieve godzalige zuster, die tot mij zeide: „Man nu komt het er op aan”. Ik antwoordde haar met te zeggen: nu voor u, en morgen wellicht voor rug. Zoo zal het zijn voor ieder Adamskind, ook voor ieder, die nu reeds op de erfenis der vromen hoopt. Ja, dan komt het er op aan, voor den armen pelgrim. Als de laatste vriendenhand ons loslaat, — als alles als onder onze voeten wegzinkt, en alleen Jezus, onze Borg en Middelaar, overblijft. Maar Die is gister en heden in der eeuwigheid Dezelfde. Hebben we op Hem, als dat eenige vaste fundament onze hoop gebouwd, dan zal die hoop niet beschamen. Wordt dit ééne gemist, dan lijden we schipbreuk en komen we eeuwig om. Bedenke daarom ieder, wat tot zijnen vrede dient, terwijl het nog de tijd der genade voor ons mag genoemd worden.
Met hartelijke groete en heilbede van en voor al de lezers en lezeressen onzer brieven, van den u bekenden schrijver van de brieven uit het Zuiden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1919

De Wekker | 4 Pagina's

Brieven uit het Zuiden (40)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 oktober 1919

De Wekker | 4 Pagina's