Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Eert uwen vader en uwe moeder

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Eert uwen vader en uwe moeder

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daar zijn vele menschen geweest, die, toen zij groot in de wereld werden, hunne ouders vergaten, omdat zij zich schaamden over hunne geringe afkomst. Zij waren trotsch geworden en meenden, dat het nu niet meer ging, om met hunne ouders om te gaan. Zij zoo voornaam, hunne ouders zoo gering; dezen zoo arm, zij zoo rijk; zij zoo beroemd, vader en moeder zoo onbekend; de ouders zoo ouderwetsch in de kleeding, zij zoo deftig naar de mode van den dag; de ouders zoo boersch en zij zoo steedsch — neen, dat ging niet samen. Dwaze menschen waren het en zijn het nog, die meenen, dat ooit de verandering van de omstandigheden in het leven verandering zou kunnen brengen in de verhouding waarin een kind staat tot zijne ouders.
Dit kwaad, want een kwaad, een zonde is het, als een kind zijne ouders niet eert, vinden we soms zelfs bij kinderen, die nog geheel on al van de ouders afhankelijk zijn.
Ik heb een meisje gekend, dat druk doende met andere neefjes, net deed of ze haar moeder niet zag, toen deze haar tegenkwam op den weg van de school.
Ik heb een jongen gekend, — zijn ouders spaarden zich als het ware het brood uit den mond om hem maar wat te laten leeren — die zich schaamde, toen zijn vader, netjes doch als werkman gekleed, hem eens van school haalde. Toen zijne kameraden hem den volgenden schooltijd vraagden: wie het was geweest, die hem haalde, zei hij:„O, een kennis!” Zoo'n….!(ik had haast den naam van zeker vierhandig dier opgeschreven.)
Neen, dan bevalt mij heel wat beter, wat Jan, me mededeelde. Mijnheer had het op school over het vijfde gebod en toen ter opheldering verteld van een zekeren ritmeester uit het leger van Frederik den Grooten van Pruisen. Hij heette Kurzlagen (spreek uit Koertshagen).
Zijne ouders waren arme landslieden in Mecklenburg. Als gewoon soldaat in dienst getreden had hij het door moed, beleid en trouw zoo ver gebracht, — en dat wil wat zeggen, want alleen mannen van adel kwamen eigenlijk in aanmerking voor eene officiersplaats — dat hij tot ritmeester was opgeklommen.
Toen de zevenjarige oorlog was afgeloopen, rukte hij aan het hoofd zijner manschappen het stadje Parchi binnen. Zijne ouders waren van hun dorpje gekomen om hun zoon na lange jaren afwezigheid te zien en stonden op de markt in hun eenvoudige boerendracht tusschen de andere menschen in. Kurzhagen wendde het hoofd niet af toen hij zijne ouders sag en kleurde ook niet. Ja, toch, hij kleurde wel, maar het was ven blijdschap, dat hem het bloed naar 't hoofd ging. In een oogenblik sprong hij van zijn ros, liep naar zijn ouders toe en onder tranen omhelsde en kuste hij vader en moeder. Hij trok er zich niets van aan dat er zoovele menschen waren die het zagen; ook niet dat zijne soldaten er getuigen van waren; ook niet, dat er officieren waren, die een lip zetten. Hij had zijne ouders weergezien! Zij moesten voortaan bij hem blijven, aan zijne tafel eten ook als er voorname gasten waren.
Eens spotte een officier er mede, dat boeren bij een ritmeester aan tafel zaten. „Wat? Zou ik den eersten weldoeners van mijn leven niet dankbaar zijn?” was zijn antwoord. „Eer ik ritmeester in 's Konings dienst werd, was ik hun kind.”
Generaal von Zieten hoorde van dit geval en stuurde het er op aan, dat hij en meer voorname officieren eens bij den ritmeester zouden eten. Het gelukte. De ouders van Kurzhagen wenschten ditmaal niet aan tafel te komen, daar zij zich in zulk een hoog gezelschap verlegen zouden gevoelen. Toen men zou gaan aanzitten, vraagde de Generaal: „Maar, Kurzhagen, waar zijn uwe ouders? Zij eten toch met u aan eenen disch?” De ritmeester glimlachte en wist zoo dadelijk niet, wat te antwoorden. Von Zieten stond op en haalde zelf de ouders. Zij moesten zich rechts en links van hem aan tafel zetten en hij onderhield zich met hen op vriendschappelijke wijze. Tegen het einde van den maaltijd stond Von Zieten op, vulde een glas met wijn en sprak: „Mijne Heeren, ik drink op de gezondheid van deze brave ouders van een verdienstelijken zoon, die het bewijst, dat een dankbare zoon meer waard is dan een hoogmoedige ritmeester!”
Later vond de generaal de gelegenheid mede te deelen, hoe de ritmeester zijne ouders eerde en Frederik de Groote verheugde zich daar zeer over. Toen Kurzhagen eens naar Berlijn kwam, werd hij aan de koninklijke tafel genoodigd. „Hoor eens, ritmeester!” vraagde de koning, om hem te beproeven, „van welk huis stamt gij toch eigenlijk? Wie zijn uwe ouders?” „Majesteit,” antwoordde Kurzhagen zonder verlegenheid, „ik ben geboren in een boerenhut, en mijne ouders zijn landlieden, met wie ik het geluk deel, dat ik aan uwe majesteit dank”.
„Zoo is 't goed,” riep de koning verblijd, „wie zijne ouders eert, is een lofwaardig man, wie ze gering acht, verdient niet geboren te zijn!”
Mij dunkt gij geeft allen Frederik den Grooten gelijk.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 oktober 1919

De Wekker | 4 Pagina's

Eert uwen vader en uwe moeder

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 oktober 1919

De Wekker | 4 Pagina's