Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Oorzaken en gevolgen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oorzaken en gevolgen

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Indien nu de blinde den blinde leidt, zoo zullen zij beiden in de gracht vallen.” Mattheus 15 : 14b.

Oorzaken en gevolgen staan met elkander in zeer nauw verband.
Dit is een waarheid, boven allen twijfel verheven. Niet één mensch met gezond verstand kan dit weerleggen. Wie met het vuur in aanraking komt zal zich branden. Wie in diep water valt en niet zwemmen kan, verdrinkt.
Wie zijn leven, hoe en waardoor dan ook, in gevaar stelt, heeft treurige gevolgen te wachten. Hier wel mee te rekenen is voor ieder mensch van het hoogste belang. Van zoo groots beteekenis is dit ook in betrekking tot ons leven voor de eeuwigheid. Daarop heeft Christus, tijdens Zijne omwandeling op aarde, bij Zijn optreden onder de menschen gedurig gewezen. De wijze waarop de Heere dit deed, wekte telkens den haat en de vijandschap der farizeën op. Menschen, die de mug uitzijgden en den kemel doorzwelgden, konden het niet verdragen, maar waren er telkens aan geërgerd, dat Jezus onbewimpeld en zonder aanzien des persoons de waarheid voorstelde, en de Schrift verklaarde, niet gelijk Farizeën en Schrlftgeleerden van die dagen zulks deden, maar zooals het inderdaad moest geschieden, naar den zin en de meening van den Heiligen Geest, die de heilige mannen Gods in het schrijven had geleid en voorgelicht. Het was naar aanleiding van de ergernis van genoemde menschen, dat de discipelen tot Jezus kwamen, nadat de Heere het farizeisme had veroordeeld, met te zeggen: Weet gij wel, dat de farizeën deze rede hoorende, geërgerd zijn geweest? Waarop Jezus hen antwoordde: „Alle plant, die mijn hemelsche Vader niet geplant heeft zal uitgeroeid worden.”
Laat hen varen, zij zijn blinde leidslieden der blinden. Indien nu de blinde den blinde leidt, zoo zullen zij beiden in de gracht vallen.
Het volk in 't algemeen genomen, was blind, door en door onkundig, en zij die als voorgangers en leidslieden onder hen optraden waren ook blind. Zoo blind, dat zij Hem, die het verpersoonlijkte Licht was niet eens kenden. Toch getuigden woorden en daden zoo duidelijk als het maar kan, dat Jezus de Zone Gods, de van ouds beloofde Messias was, op wien de vaderen steeds hadden gehoopt.
Zoo duidelijk in de profetie aangewezen, en dan mannen, die voorgaven zoo volkomen met de Schrift bekend te zijn, en toch helaas nog blind en onwetend. Oorzaken hebben gevolgen, dit kan ook hierbij niet achterblijven.
Volgde men die blinde leidslieden, dan moest het einde daarvan allertreurigst zijn. Het in de gracht vallen van beiden, doet denken aan volstrekt omkomen.
Allereerst doet ons deze waarheid, door Jezus in beeldspraak uitgesproken denken, aan den algemeenen toestand van het volk. Was men niet blind, geestelijk blind geweest, men zou het zelf gezien en opgemerkt hebben, dat zij die zich als leidslieden van anderen opwierpen gansch onbetrouwbaar waren, aangezien geheel hun openbaring slechts een vormelijk en wettisch karakter had.
Zij legden de menschen lasten op, zwaar om te dragen, maar roerden die zelfs met hun vingeren niet aan. Zij waren intusschen voorbeelden van die duizenden, die ook in volgende eeuwen aan hen zouden gelijk zijn. Neen dat geslacht is nog niet uitgestorven, dat zich ergert aan de leer der waarheid, die naar de Godzaligheid is. Nog worden zij bij menigten geteld, dis, als zij op hun verkeerdheid worden gewezen, vragen durven, gelijk men aan Jezus vraagde: zijn wij dan ook blind?
Van nature zijn we in dit opzicht met alle kinderen van Adam aan elkander gelijk. Van de Efeziers, vóól hunne bekeering, getuigt een Paulus: zij waren eertijds blind. Blind in datgene, wat door den mensch gekend moet warden, om zalig te worden. Met het verliezen van Gods beeld, ging de kennis verloren, die de mensch in den staat der rechtheid bezat. Nu behield bij slechts een natuurlijke kennis, die hem wel onderscheidt van de redelooze schepselen, maar geestelijke, of zaligmakende kennis bezit de mensch niet, tenzij dat hij wedergeboren en naar Gods beeld herschapen wordt. Vandaar dan ook, dat het de groote menigte zoo gemakkelijk valt, zelfs aannemelijk voorkomt, om leidslieden te volgen, die zelf blind zijn. Wat het gevolg daarvan moet zijn is duidelijk.
Vreeselijke teleurstelling, omkomen voor eeuwig, zal ongetwijfeld het eindresultaat zijn. Wie omzwerft in een vreemd en onveilig land, heeft behoefte aan een veilige gids. Op gevaarlijke plaatsen aan de zeekusten, spreekt men van loodsen, mannen die met de gevaren goed bekend zijn, en die hun schip tusschen banken en klippen veilig weten te sturen, ten einde de verlangde haven te mogen bereiken. De wereld kan bij zulk een vreemd en onveilig land worden vergeleken. Gevaren zijn er van allerlei aard. Gelijk bijna iedere stad grachten heeft, waar men ongelukkig in kan komen, zoo is ook de wereld als een stad met grachten. De eene al dieper en gevaarlijker dan de andere. Hoe menig bergbeklimmer, die het waagde zonder gids, kwam jammerlijk om. En wie telt de onoverzienbare massa, die blinde leidslieden volgt! Blind zijn allen, die Gods Woord verwerpen, verminken of verdraaien. Dat Woord is de eeuwig veilige gids, op onze woestijnreis door deze wereld naar de eeuwigheid. Van dat Woord is Hij de hoofdinhoud, die verklaard heeft: Ik ben het Licht der wereld, die mij volgt, zal in de duisternis niet komen, maar het licht des levens hebben. Onder welke naam of kwaliteit iemand ook optreedt, — met hoeveel gaven en wetenschap ook toegerust, om leidsman te zijn van anderen, bekwaam en veilig betrouwbaar leidsman, het komt er maar op aan, of men geestelijk verlicht is, en het ware van het snoode weet te onderscheiden. Dat ontbrak hun, die tot Jezus kwamen met allerlei aanmerkingen en bedenkingen. Ach die erge-nissen, dat Jezus discipelen met ongewasschen handen brood aten; — dat de jongeren des Heeren, toen hun hongerde, aaren plukten op den Sabbat; — dat Jezus tot een zondigen man inging om te herbergen; — dat Hij met zondaren aanzat en at! Wat waren die menschen .in eigen schatting toch rechtzinnig, wat leefden zij toch precies naar de Wet. Wat waren zij toch vroom en heilig boven anderen, altijd in eigen oogen. Maar helaas! zij waren niet, wat zij schenen te zijn in de oogen van velen. De Heere spreekt hen aan met den zeer juisten naam van geveinsden, van wie Jesaja had geprofeteerd, zeggende: „Dit volk genaakt Mij met hunnen mond, maar hun hart houdt zich verre van Mij.” En datzelfde beginsel leeft nog steeds voort. Men vindt het bij menschen, die willen leven uit het werkverbond. De ééne aldus en de andere alzoo. Uitwendige vroomheid, de mug uitzijgen en den kemel doorzwelgen. Een hoofd vol wetenschap, maar een koud en ledig hart, ontbloot van alle geestelijke kennis, vijanden van Christus. Van dien zuurdeesem van farizeisme zit ieder mensch van nature vol. Hoe duidelijk en beslist Gods Woord ook leert, dat niemand uit de werken der Wet voor God zal gerechtvaardigd worden, toch heeft de zondige mensch altijd nog van die verborgen neigingen, om gerechtigheid in zich, inplaats van die uitsluitend buiten zich te zoeken. Vandaar dat de leer van vrije genade zooveel tegenstand vindt in de wereld, en dat zoovelen de blinde leidslieden voor helderzienden aanzien. Stipt leven naar de wet, ieder het zijne geven, en gelooven dat Jezus uw Zaligmaker is, dan is alles goed, dan wordt ge zeker zalig. Dat klinkt zoo mooi. Dat wil er zoo in bij den mensch. Dat is nu met recht een veelbelovende godsdienst. Maar het is niet hetzelfde, wie dit zegt, en hoe men dit zegt. In een goeden zin genomen, wie zou dan dit alles niet prijzen.
De vraag is echter, als iemand naar de wet tracht te leven, waar dit uit voortkomt. Is dit vrucht van de genade aan U verheerlijkt, dan geschiedt zulks uit dankbaarheid, maar zoekt ge daar heimelijk een grond in voor uwe vrijspraak voor God, dan is het louter een wettisch beginsel, dat niet wortelt in het genadeverbond, maar in het werkverbond.
Gelooven in den Heere Jezus Christus is goed, is noodzakelijk tot zaligheid, maar hoevelen zien historische kennis aan voor geloofskennis, en wetenschap voor geloof. En nu is er wel geen geloof zonder kennis, maar er is o zooveel kennis zonder geloof. Bij de vraag: wat dunkt u van den Christus, zal altijd blijken, voor ons zelven en voor anderen, of we vóór of tegen Christus zijn. Niet in oppervlakkigen zin, want dan zijn velen wel met Christus ingenomen. Getuige de menigte, die samenkwam om van de broeden te eten en van hunne krankheden genezen te worden.
Maar zoo geheel anders was dat, als de Heere de leer en de beginselen van Zijn Koninkrijk uiteenzette. Daarbij komt de doodsstaat en de onmacht van den natuurlijken mensch aan het licht. Niemand kan tot Mij komen, leerde Jezus, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke.
Altijd blijft het waar: die gezond zijn, hebben den Medicijnmeester niet van noode, maar die ziek zijn. Tijden en omstandigheden zijn veranderd, maar de waarheid in Gods Woord ons geleerd, verandert niet. Niemand heeft den Zoon des menschen meer leed en moeite veroorzaakt, dan farizeën, schriftgeleerden en allen die, met hen in overeenstemming, zich tegen Hem verzetten, en door wie Jezus ten laatste naar het kruis is verwezen. Openbare vijanden zijn nooit zoo gevaarlijk als schijnvrienden, die als Judas, Jezus verraden met een kus.
De wereld is vol met blinde leidslieden, van allerlei slag en soort. De ééne met een vroom, en de andere met een wereldsch voorkomen. Sommigen met groote geleerdheid, en anderen weer met schromelijke onkunde. Onder menschen die hun natuurlijk gezichtsvermogen missen, zijn er die glazen oogen hebben. Als men dan niet zeer. nauwlettend toeziet, dan zou men denken, dat de menschen oogen hebben gelijk anderen, maar in werkelijkheid, hebben zij, om het minder aangename gezicht wat weg te nemen, slechts glazen oogen, kunstwerk dus.
Op geestelijk gebied, treft men soortgelijke verschijnselen aan.
Gevaarlijk kan het zijn, als een mensch in een vreemd land verdwaald geraakt, hoeveel te meer als men dwaalt in hetgeen gekend moet worden tot zaligheid. De weg is nauw en de poort is eng tot het eeuwige leven, en er is geen andere weg tot behoudenis, dan die ééne, in Gods getuigenis aangewezen, „Ik ben de weg, zegt Christus”. Daarvan bewust hebben de apostelen des Heeren, met al hun oprechte volgelingen, nooit anders gepredikt, dan Jezus Christus en dien gekruist. Die leer en die prediking zal wel ergernis blijven voor het ongeloof. Maar allen, dien God de Heere uit genade de oogen opent en van hun geestelijke blindheid verlost, vinden juist daarin alles, wat een zondig Adamskind, voor tijd en eeuwigheid, noodig heeft, om getroost te leven en eens zalig te sterven.
Oorzaken hebben gevolgen. Wie zelf blind zijnde, zich door een blinde laat leiden, komt zeker om. Maar die zich laat leiden, door hem, die het Waarachtige Licht is, zal in de duisternis niet komen.
Ik eindig deze meditatie met een bijzondere mededeeling.
Jaren geleden zat ik op een Zondagmorgen ergens in de kerk waar een blinde predikant zou optreden. En wat zag ik daar? Een ouderling, die ook totaal blind was, geleide den blinden leeraar naar den predikstoel.
Nog zeer jong als ik was, kwam onwillekeurig de tekst voor mijn aandacht, dien we hier boven schreven. We hoorden echter een heerlijke predikatie, die ik nog niet heb vergeten. En nooit had ik duidelijker het onderscheid tusschen natuurlijk en geestelijk gezichtsvermogen gezien, dan dienzelfden morgen. Wie het natuurlijk gezichtsvermogen missen, zijn zeer ongelukkig, maar gelukkig: ook dezen zijn van de zaligheid met uitgesloten. Geestelijke blindheid is dan ook geheel wat anders. Gelukkig zij, die met één van Gods heiligen leeren bidden:
Leer mij o Heer den weg door U bepaald.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 november 1919

De Wekker | 4 Pagina's

Oorzaken en gevolgen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 november 1919

De Wekker | 4 Pagina's