Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kinderen des lichts

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kinderen des lichts

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Gij zijt allen kinderen des lichts en kinderen des daags; wij zijn niet des nachts noch der duisternis.”1 Thess. 5 : 5.

Bestendig gevaar kenmerkt voortdurend het leven van den mensch op aarde. Gevaren van allerlei aard. Bij dage en bij nachte, te land en te water. Lichaamsgevaar en zielsgevaar. Zichtbare en onzichtbare gevaren, gevaren overal en altijd. Inzonderheid de Christen, de oprechte belijder van het evangelie, verkeert voortdurend in allerlei gevaar. Paulus, de apostel des Heeren, was daar diep van doordrongen. Daarvan getuigen al de brieven van dezen apostel, die er steeds op uit is, om de gemeente tegen allerlei gevaar te waarschuwen.
Daar was telkens bijzondere aanleiding toe.
Denk, om slechts maar één voorbeeld te noemen, aan de Galaten, die gevaar liepen, tengevolge van den arbeid van valsche van bedriegelijke arbeiders. Wet en Evangelie te vereenzelvigen, wat Paulus tot de opmerking drong, dat zij dit doende, gelijk waren aan hen, die Christus andermaal wilden kruisigen.
Bij de Thessalonisensen, was weer een ander gevaar. Daar waren mannen opgestaan, die leerden, dat de dag van Christus toekomst nabij was. En anderen daarentegen, miskenden de noodzakelijkheid der heiligmaking, zonder welke niemand den Heere zien zal.
Dit een en ander geeft Paulus de opmerking in de pen, dat de dag des Heeren zal komen als een dief in den nacht. Wanneer men zeggen zal: Het is vrede en zonder gevaar, dan zal een haastig verderf hun overkomen.
Maar gij broeders! zoo heet het dan verder lot de gemeente, gij zijt niet in duisternis, dat u die dag als een dief zou bevangen.
„Gij zijt allen kinderen des lichts, en kinderen des daags; wij zijn niet des nachts noch der duisternis.”
Kinderen des lichts, zoo noemt de apostel de gemeente, met insluiting van zijn eigen persoon, hetgeen duidelijk is in die laatste woorden: wij zijn niet des nachts noch der duisternis. Kinderen des lichts beteekent in de taal der Heilige Schrift: menschen die het licht zoeken, het licht beminnen, als degenen, die deelgenoten zijn geworden van het licht. Daarbij hebben we niet te denken aan natuurlijk maar aan geestelijk licht. Licht, door God in Zijn Woord ontstoken. Licht, dat de mensch deelachtig wordt door de werking van den Heiligen Geest. Licht, wat een Paulus op een andere plaats doet zeggen:
Het is God, die gezegd heeft, dat het licht uit de duisternis zou schijnen, die in onze harten geschreven heeft, om te geven verlichting der kennis der heerlijkheid Gods, in het aangezicht van Jezus Christus. Als tegenstelling van hen, die kinderen des lichts zijn, denkt de apostel aan anderen, die kinderen der duisternis zijn. Deze doen ons denken, én aan heidenen, die onbekend en mitsdien nog vervreemd zijn van het licht des evangelies, en ook aan die allen, die onder wat naam of vorm dan ook, zich afkeerig toonen van het licht, dat als vrucht van de werking des Heiligen Geestes moet worden aangemerkt.
Zoo waren de Efeziërs, eertijds duisternis, en kinderen der duisternis, toen zij nog heidenen waren. Maar nu levend gemaakt met Christus, en verlicht door den Heiligen Geest, waren zij licht geworden In den Heere.
Wat de menschen innerlijk voor God zijn, weet Paulus zoomin als eenig ander sterveling. De apostel beoordeelt de gemeente naar haar belijdenis en open-baring. Alzoo aangemerkt heet het: Gij zijt allen kinderen des lichts.
Voorwerpelijk deelden allen in het licht der Goddelijke openbaring. Het licht der Goddelijke waarheid bescheen hen. Zij waren geen onwetenden meer, maar waren bekend met de waarheden des heils. Ook met hetgeen de Heere had geopenbaard omtrent de toekomst des Heeren.
Hoe groot die weldaad is, blijkt nooit beter, dan wanneer we die beschouwen in het licht der tegenstelling. Hoe arm, ongelukkig en rampzalig is de mensch die van dat alles verstoken is, en die als zoodanig met recht een kind der duisternis wordt genoemd. Mag men daarbij onderwerpelijk deelen in de innerlijke verlichting des Geestes, dan is men maar niet gelijk zoo velen, slechts een belijder in naam, maar in werkelijkheid. Dan eerst past op ons dat woord in zijn volle kracht: „wij zijn kinderen des daags, wij zijn niet des nachts noch der duisternis.”
Dan zijn we niet slechts uitwendig maar ook inwendig onderscheiden van allen, die het licht schuwen, omdat zij het licht niet kunnen verdragen.
Dan behooren we tot dat gezegende en weigelukzalige volk, dat in Christus voor God rechtvaardig is, en erfgenamen van het eeuwige leven.
Dan is onze naam geschreven in het boek des levens.
Dan is in Christus ons leven hier gewaarborgd en voor de eeuwigheid verzekerd. Een kind des lichts te zijn, in den waren zin van het woord, zegt dan ook niet minder dan een kind Gods te zijn. En wij weten, wie een kind is, die is een erfgenaam, een erfgenaam van God en een mede-erfgenaam van Christus. Welk een weldaad! Welk eene genade!
In één woord: welk een eeretitel?.
En,wat ligt hier veel aan ten grondslag. Immers, zoo wordt de mensch niet geboren. Daartoe komt ge niet door opvoeding, door kunst noch door wetenschap. Omstandigheden waaronder we geboren en opgevoed zijn, kunnen wel van grooten invloed zijn op ons leven, wie zal dit tegenspreken, maar op zich zelf genomen, doet dit een mensch, die een zondaar is, niet worden een kind des lichts. Neen, dan moet genade aan ons worden verheerlijkt. Dan moet God de Heere zich onzer ontfermen en ons trekken uit de macht der duisternis en brengen tot Zijn wonderbaar licht. Wie in waarheid een kind des lichts is, die heeft een geschiedenis achter zich, waarin de hand des Heeren is op te merken.. Kinderen des lichts worden van 's Heeren wege geroepen, om als kinderen des lichts te wandelen. Dat doet ons denken aan veiligheid, tegenover hen die in duisternis wandelen. Die in duisternis wandelt, weet niet, waar hij henengaat. Duisternis doet in allerlei gevaar verkeeren. Gods Woord is licht, dat alle duisternis opklaart.
Dat Woord wijst den weg aan, die de eenig veilige weg is voor ieder menschenkind. Het wijst den weg aan, die zoo veilig is, dat zelfs de dwaze er niet op kan dwalen.
Het Woord Gods waarschuwt tegen alles, wat leugen en bedrog is. Het ontmaskert de vijanden, het ontdekt gevaren, en biedt bemoediging en vertroosting voor alle oprechten van hart. Uw Woord, zegt een bekende Godsman, is mij een licht om al het donker op te klaren. Geen wonder dan ook, dat de kinderen des lichts afkeerig zijn, van de werken der duisternis. Zij weten van welken oorsprong die zijn en waar deze toe leiden. Het is wel geen mooi, maar wel een zeer bekend spreekwoord, dat zegt: „soort zoekt soort.”
Onwillekeurig en ondanks zichzelven, openbaart dan ook ieder mensch waartoe hij behoort, of tot de kinderen des lichts of tot de kinderen der duisternis.
De vraag is maar: wat trekt u aan, want waar des menschen schat is, daar zal ook zijn hart zijn. Hoe men dit ook ontveinzen en verbergen wil, maar de natuur is in dezen sterker dan de kunst. Het moet maar eens tot beproeving komen. En dat ontgaat niemand, Christus de Heere roept door Zijn Woord: kom: De wereld met al haar verleiding doet hetzelfde en roept ook: kom!
En nu krijgt één van beide de overhand: We luisteren naar en gehoorzamen aan de stem der waarheid, of we gehoorzamen den leugen. Wie naar het sirenengezang van de wereld hoort en luistert naar „het vrede en geen gevaar”, zal bedrogen uitkomen.
Er is bestendig gevaar. De dood wenkt ieder uur.
Ook de dag des Heeren, de dag van Christus wederkomst, zal komen als een dief in den nacht. Daarom waarschuwt en onderwijst Paulus de gemeente met te zeggen: Dat een iegelijk van u wete zijn vat te bezitten in heiligmaking en eer. Niet in kwade beweging der begeerlijkheid, gelijk als de heidenen, die God niet kennen. Dat niemand zijnen broeder vertrede noch bedriege in zijne handeling, want de Heere is een wreker over dit alles.
Wie dit verwerpt, die verwerpt geen mensch maar God. Met deze en vele andere leeringen besluit de apostel dezen brief, daarmee aanwijzend, hoe noodzakelijk het is, dat de kinderen des lichts met voorzichtigheid wandelen.
Wie als een kind des lichts wandelt, is niet roekeloos, maar houdt rekening met allerlei gevaar,
Wie toch loopt met open oogen in het vuur of in het water. Wie zal zoo dwaas zijn zich op een weg te begeven, waar leeuwen of andere verscheurende dieren zich bevinden.
Wie zal gaan wonen in een huis dat elk oogenblik kan instorten. Wie zal het wagen den Oceaan op te varen met een schip, dat zoo slecht is, dat het zelfs voor de binnenvaart niet meer bruikbaar is. En toch, erger nog doen zij, die des nachts, die kinderen der duisternis zijn. Zij reizen gelijk ieder ander Adamskind, naar het graf en naar de eeuwigheid, maar zij zijn van geen reiskaart voorzien. Zij hebben ook geen gids of Leidsman, zij reizen en leven op eigen gezag, naar het goeddunken van hun eigen hart. Zonder God en zonder Christus, vervreemd van de beloften, zonder uitzicht en zonder waren troost.
Al zijt ge dan geen geboren heiden, al zijt ge dan in naam nog een Christenmensch, gedoopt en in de beginselen der waarheid onderwezen, al gaat ge nog ter kerk, al leest ge nog uw Bijbel, zoolang ge niet in waarheid levend gemaakt zijt met Christus en gij niet door een oprecht geloof met Christus zijt vereenigd, dan zijt ge in het wezen der zaak toch nog een kind der duisternis. Gij zijt dan gelijk aan een huis, waar de zon wel op schijnt van buiten, maar een huis, dat zoo dicht gesloten is, dat geen enkele zonnestraal naar binnen kan dringen.
Alleen God, die almachtig is, kan de vensteren uwer ziel openen, zoodat het licht van de zon der Gerechtigheid naar binnen dringt en gij alzoo van uit de duisternis u in het licht ziet geplaatst.
Gij zijt kinderen des lichts, welk een genadige onderscheiding. Aan hen is gericht het woord der apostolische vermaning:
Zoo laat ons dan niet slapen, gelijk als de anderen, maar laat ons waken en nuchter zijn, aangedaan hebbende het borstwapen des geloofs en der liefde, en tot een helm de hoop der zaligheid. Kinderen des lichts staan in nauwe betrekking tot Christus.
De oprechten hebben Hem lief.
Hij is hun leven, hun licht en hun kracht. Zoo beminnelijk als de zon is in Gods schepping zoo dierbaar is Christus voor den geloovige. Gelijk de magneet voor het staal is Christus het aantrekkingspunt voor al de Zijnen. Trouwens hoe kan dit anders. Zonder Christus ziet ge enkel duisternis, maar met en door Hem zijt gij licht in den Heere. Dat zij die door genade in deze weldaad deelen, dan als kinderen des lichts wandelen. Daardoor zal de Heere worden verheerlijkt, de naaste worden gesticht, en zult ge zelf de heerlijke vrucht genieten. Wandelend in het licht, behoeft ge zelfs den dood niet te vreezen, want Gods beloften reiken niet slechts tot aan maar tot over den dood.
Licht des Geestes is ons noodig in ons leven, zullen we bemoedigd en met lijdzaamheid kunnen loopen, de loopbaan ons voorgesteld.
Licht is ons noodig ook in de ure van onzen dood.
Zullen we getroost kunnen scheiden uit dit moeitevolle leven. Voor hen, die wandelen als kinderen des lichts, zijn de beloften des tegenwoordigen en des toekomenden levens.

Een groot goed is het, wat de Heere heeft weggelegd, voor degenen, die Hem vreezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 januari 1920

De Wekker | 4 Pagina's

Kinderen des lichts

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 januari 1920

De Wekker | 4 Pagina's