Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brieven uit het Zuiden 1920 (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brieven uit het Zuiden 1920 (7)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat genade vermag. Ik bezocht eens een jongen man, die kort te voren nog een groote vijand van de waarheid was, en die mij persoonlijk kort te voren nog gelasterd, gesmaad en gescholden had, maar die door God krachtdadig in zijn hart gegrepen was.
De man vertelde mij, den Heere om vergeving gebeden te hebben, en nu vraagde hij ook mij en anderen, die hij beleedigd had, om vergeving. Onder een vloed van tranen beleed de man zijn schuld, en toen hij begon te zeggen, boe hij in Jezus gezocht en gevonden had, wat hem voor den tijd en voor de eeuwigheid genoeg was, kwam er een glans op zijn aangezicht.
Met bijzondere belangstelling hoorde ik dit alles aan, en moest in mijn hart maar gedurig zeggen: Dat vermag nu alleen de genade Gods. Laat een mensch het maar beproeven, en er alles op zetten, maar 't is onmogelijk voor het schepsel, om ook maar één zondaar aan de voeten van Jezus te brengen. God de Heere kan een mensch als middel gebruiken, dat is wat anders. Maar een blinde het gezicht geven, on de wil van den mensch, als het roer van een schip omzetten, dat kan God de Heere alleen.
De man hierboven bedoeld bad een Godvreezenden vader, die veel voor zijn zoon had gebeden, en zie, daar kwam de Heere geheel onverwachts die gebeden te verhooren, en dien ongelukkigenzoon te redden.
Wat was er in dat gezin een blijdschap. Wat smaakten we een innig genot bij ons bezoek. Zulke ontmoetingen vergeten we niet licht. Verwonderd moest ik maar telkens den man aanzien, die zoo eenvoudig, zoo ootmoedig mededeeling deed, van de groote genade hem te beurt gevallen. Dan zien we van nabij, hoe genade don mensch klein maakt. Toen we heengingen en met dankgebed afscheid zonden nemen, ik was ver van mijn huis verwijderd, moesten we nog zingen,

Maar 't vrome volk in U verheugd,
Zal huppelen van zielevreugd,
Als zij hun wenech verkrijgen.
Hun blijdschap zal dan onbepaald,
Door 't licht, dat van Zijn aanzicht straalt,
Ten hoogste toppunt stijgen ....

Er kon met vrijmoedigheid worden getuigt: Heden is dezen huize zaligheid geschied. In dorre en geestelooze tijden zoo iets nog eens te ontmoeten, dat wekt op, dat geeft moed — dan zien we dat de Heere nog bemoeienissen maakt met armen en ellendigen, We zien dan ook wel eens bevestigd worden, dat een klein vuur een groote hoop houts in brand steekt.
Omdat er zooveel voor genade wordt aangezien, wat geen genade is, ziet men zoo weinig gewenschte, en zooveel treurige vruchten. Toch zal de vrucht moeten uitmaken, van hoedanigen aard de boom is. De verderfelijke leer van een onderstelde wedergeboorte, nu al jaren achtereen bedekt en in 't openbaar geleerd, doet sommige menschen al vreemd opzien als men in een christelijke gemeente hoort spreken van onbekeerde menschen.
Ik hoorde zelfs een predikant eens zeggen, in een vergadering, dat hij in zijn gemeente geen onbekeerde menschen kende.
Dat is een godsdienst, die er in wil bij de menschen. Christenkind geboren, als Christenkind gedoopt en belijdenis des geloofs afgelegd, en vervolgens uitwendig onberispelijk leven, dan is in de schatting van velen, niets anders noodig om getroost te leven en zalig te sterven.
Logisch beredeneerd, en naar een eenzijdige verbondbesohouwing opgebouwd, is er voor bijzondere en persoonlijke werking van den H. Geest geen plaats. Behaagt bet echter Gode, naar zijne ondoorgrondelijke barmhartigheid, door Zijnen Geest te verlichten, dan vallen alle valsche gronden voor de zaligheid weg Dan wordt ge arm, nooddruftig, dood en doemschuldig, dan vindt gij geen rust en geen vrede, voor ge gelooven kunt en moogt, dat ge voor tijd en eeuwigheid het eigendom van Christus zijt geworden.
Dan zal ook ieder naar de gave der genade hem of haar geschonken, den Heere verheerlijken. Want al wat de Heere werkt zat juichen tot Gods eer. Wegen en omstandigheden, gaven en krachten kunnen grootelijks onderscheiden zijn, maar waar geestelijk leven aanwezig is, kunnen de eigenschappen van dat leven, niet verborgen blijven

In meerdere of in mindere mate, zal dan altijd gezien worden, wat genade vermag.
Die rijk zijn, in eigen schatting werden ledig weggezonden, maar de armen worden met goederen vervuld.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1920

De Wekker | 4 Pagina's

Brieven uit het Zuiden 1920 (7)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1920

De Wekker | 4 Pagina's