Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Indrukken en Ervaringen (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Indrukken en Ervaringen (7)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

IIIe Reeks.
Ik mag van mijn mobilisatiearbeid geen afscheid nemen, zonder een woord van hartelijken dank te hebben gebracht aan de verschillende commandanten, waaronder ik tijdens de mobilisatie mocht werkzaam wezen, en van wien ik de meest mogelijke medewerking heb ondervonden. Mijn eerste commandant was de generaal van Terwisga, de latere commandant van het veldleger.
Hij was de man, die onmiddellijk de groote beteekenis van het nieuwe instituut begreep en het daarom met alle kracht heeft gesteund. Hij stelde er prijs op te vernemen of er van de lagere commandanten voldoende medewerking en steun geboden werd, en wanneer hij vernam, dat het hier en daar wel eens wat te wenschen overliet, dan was hij het, die onmiddellijk ingreep en ons de noodige medewerking verschafte.
Met leedwezen zag ik hem naar het hoofdkwartier van het veldleger vertrekken, maar ook daar bleef hij altijd warme belangstelling koesteren voor mijn arbeid. Ik kon hem niet ontmoeten of hij vroeg naar de Mil. Tehuizen en naar de samenkomsten, naar het bezoek en naar den geest, en met dankbaarheid gedenk ik de hulp en de medewerking die ik in zoo ruime mate van hem genoten heb.
Mijn tweede chef was de generaal Latour onder wiens bevelen ik ruim twee jaar mocht werkzaam zijn.
Hij was een man, die veel waardeering had voor mijn arbeid en met wien ik dikwijls de Mil. Tehuizen bezocht heb.
Hij kon zich daar alleraardigst met de jongens onderhouden en met belangstelling naar verschillende dingen informeeren.
Onder zijn leiding heeft ook H. M. de Koningin verschillende Mil. Tehuizen in de III e Divisie bezocht, en overal waar het pas gaf is hij voor het hoog belang der geestelijke verzorging opgekomen.
Ook van den chef van den staf der IIIe Divisie den tegenwoordigen commandant van het 2e Keg. Veld Art. den kolonel Maris, heb ik verbazend veel medewerking en steun ondervonden.
Hij heeft mij menigmaal een woord van bemoediging toegeroepen wanneer door plotselinge wijzigingen in de opstelling der Divisie mijn geheele organisatie weer tegen de vlakte lag.
Zeg maar wat je hebben moet, zeide hij dan en ik zal zorgen dat je het krijgt. Moet je vrachtauto's hebben of veldpioniers, zeg het maar.
Toen er geen benzine meer was, zorgde hij toch altijd nog, dat ik eens in de 14 dagen mijn Tehuizen eens langs kon en zoo mogelijk heeft hij getracht mij des Zondags behulpzaam te zijn, want hij zag dat mijn arbeid noodzakelijk was.
Ik kon hem nooit dankzeggen voor hetgeen hij ten behoeve van mijn arbeid gedaan heeft, maar dat het mij gelukt is, zooveel te kunnen doen in het belang van onze IIIe Divisie, is voor een groot deel te danken aan den krachtigen steun die ik van den chef van den staf mocht ontvangen.
Mijn derde commandant was de generaal van der Hoog, maar onder hem ben ik niet lang meer werkzaam geweest. Hij kwam in het laatst van Mei 1918 en ik vertrok half September naar den Haag, maar, hij voelde veel voor de geestelijke verzorgers en de latere veldpredikers, die onder hem werkzaam zijn geweest, hebben zijn belangstelling en medewerking zeer geroemd.
Met groote dankbaarheid en waardeering gedenk ik ook de twee veldpredikers in Algemeenen Dienst, Oud-minister Talma en minister De Visser. Talma is er helaas niet meer. Wat hebben wij veel in dien man verloren en wat zou hij — zoo zeggen wij menschen — met zijn buitengewone gaven, vooral in dezen tijd, een grooten zegen voor ons volk hebben kunnen zijn. Vooral bij een eventueele fusie van antirevolutionaire en christelijk-historische, een fusie, die er al zijn moest en in het belang van ons volk zeker vóór 1922 moet plaats gevonden hebben; zou hij de man geweest zijn die leiding had kannen geven.
Maar de Heere heeft bet anders beschikt. Hij was de eerste veldprediker in algemeenen dienst en als zoodanig is zijn positie niet gemakkelijk geweest.
De collega's zagen hem met eenig wantrouwen komen en sommigen hebben hem dit pijnlijk laten gevoelen. De verhouding tusschen de veldpredikers en hem is nooit geworden wat zij in het belang van den arbeid had moeten zijn, en het wil mij voorkomen, dat de veldpredikers nooit voldoende begrepen hebben, hoeveel profijt zij van den veldprediker in Algemeenen Dienst hadden kunnen trokken.
Talma heeft ontzaggelijk veel gedaan.
Hij heeft de geestelijke verzorging van ons leger, voor zoover zich dit buiten het veldleger bevond georganiseerd en ik heb hem daarin dikwijls mogen adviseeren.
Er bestond tusschen ons een zeer vriendschappelijke verhouding, en in het laatst van zijn leven, toen hij genezing op Noordwijk zocht heb ik hem nog eens een geheelen middag opgezocht.
Nooit vergeet ik dat gesprek dat wij toen met elkander op het strand gehad hebben, 't Was de laatste maal dat ik hem ontmoet heb en eenige maanden later stond ik bij zijn graf.
De tweede veldprediker i. a. d. was minister de Visser, met wien ik van stonden aan op de meest vriendschappelijke wijze heb mogen samenwerken.
Hij heeft het instituut der reserve-veldpredikanten in het leven geroepen en daarmede uitvoering gegeven aan de plannen die Talma in groote lijnen had vastgelegd.
Veel, ontzaggelijk veel, heeft minister de Visser voor de geestelijke verzorging gedaan en die hem persoonlijk in dit werk heeft leeren kennen en vooral zijn samen-werking met de reserve-veldpredikanten heeft gezien, begrijpt het, dat zijn arbeid in dezen bij velen in gezegende gedachtenis blijft.
Ik kan onmogelijk alle hoogere en lagere commandanten afzonderlijk gedenken, die mij gedurende al die jaren hun medewerking hebben verleend en met hun vriendschap hebben vereerd.
Als ik nog terug denk aan die gezellige koffieuurtjes die ik met velen gehad heb, aan die bataljonstafel, waaraan wij zoo zwaar konden boomen, aan die eenvoudige kwartieren, waar wij bij een kaarsvlammetje of bij gloeiende sintels, een sigaar rookten, dan zie ik vele gestalten voor mij oprijzen, waarvan ik niet weet waar zij op dit oogenblik zijn en of ik hen op deze aarde nog eens zal terugzien.
Maar ik kan hun allen de verzekering geven dat ik hen niet gemakkelijk vergeten zal, en met dankbaarheid zal blijven gedenken datgene, dat zij in deze mobilisatie voor mij geweest zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1920

De Wekker | 4 Pagina's

Indrukken en Ervaringen (7)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1920

De Wekker | 4 Pagina's