Pinksterzegen
Gedicht
Het is de Geest, de Geest des Heeren,
Die, sedert 't eerste Pinksterfeest,
De Kerke Gods op al haar wegen.
Ten trouwe Leidsman is geweest.
Het is de Geest des Heeren Heeren,
Die, op Gods Kerke neergedaald.
Straks, aan het naad'rend eind der eeuwen.
Ze triomfeerend binnen haalt.
Het is de Geest des Heeren Heeren,
Die over 't groote doodendal,
En over 't dorre doodsgebeente
Zijn levensadem blazen zal.
Ze zullen komen, zéker komen,
Van Oost en West, van Zuid en Noord;
De blanke zal zijn zwarten broeder
Omhelzen aan de Hemelpoort.
Dan, in den koorzang der verlosten,
Wordt Vader, Zoon en Heil'gen Geest,
Eén machtig hallel toegezongen,
Op 't eeuwigdurend Pinksterfeest.
Kom dan, o, Zuidenwind! des Geestes,
Doorwaai ook, Noordenwind! mijn hof.
Opdat ik eens mijn stem kan paren,
Den driemaal Heilige tot lof.
’s-Gravendeel .
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 mei 1920
De Wekker | 4 Pagina's