Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brieven uit het Zuiden 1920 (22)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brieven uit het Zuiden 1920 (22)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meer dan veertig jaar geleden was er een zeker predikant, dien we goed gekend hebben, die in een vacante gemeente prediken zou.
Die gemeente was klein en al lang vacant, en er scheen een koster en een kosterin in die gemeente te zijn, die het niet al te nauw namen, met het rein houden van het huis des gebeds.
De voorlezer had zijn taak volbracht, en men wachtte nu, dat de predikant aan 't woord zou komen.
Maar de predikant zwijgt, ziet op den kansel om zich heen, neemt zijn zakdoek, begint het stof wat weg te slaan, dat hem hinderde, en zeide toen tot het volk: vuiligheid is geen heiligheid.
Had de man geen gelijk.
Wat doet het weldadig aan, als men in een kerk komt, waar de reinheid wordt betracht. We hebben ons ook wel eens geërgerd aan opschriften aan de wanden van het kerkgebouw, waarbij de kerkbezoekers verzocht werden zich te onthouden van het ontrelnigen van het kerkgebouw. Zulke akelige dingen moesten onder christenen geen plaats hebben.
Men kan zoo spoedig aan ieder mensch gewaar worden, of men hart voor de zaak heeft. Dat moet, zal het wel zijn, openbaar worden in een predikant, in een ouderling in een diaken, in een koster, in allen, die, hoe en waarin dan ook geroepen zijn, de gemeente Gods te dienen. Dat moet zich openbaren ook in ieder eenvoudig belijder van de waarheid.
Een eenvoudig man van het platteland hoorde ik jaren geleden eens zeggen; als ik naar de kerk ga, dan neem ik mijn hoofd en mijn hart mee, daar kan ik niet buiten.
Die dit vatten kan, die vatte het, wij zeggen: 't was eenvoudig, maar goed gezegd. Als menschen willen scheiden, wat niet te scheiden is, dan krijgt men allerlei ellendige toestanden.
Theorie en praktijk, behooren voor den christen bij elkaar,
't Is allertreurigst, vooral onder veel jonge menschen, dat men hier zoo weinig rekening mee houdt.
Het eer- en schaamtegevoel is bij velen zoo laag gezonken, dat er zoo wat alles bij door kan, ook al hoort men Zondag op Zondag onder de zuivere verkondiging van Gods Woord, de meest ernstige waarschuwingen.
Iemand schreef mij een tijd geleden:
men zou bij oogenblikken haast moedeloos worden, als men na zooveel hangen en moeielijken arbeid, in plaats van gewenschte vrucht, zooveel teleurstelling ondervind.
Maar, liet mijn vriend er zoo terecht op volgen:
Wij moeten ons van onze opdracht kwijten, en de uitkomst aan God overlaten. En zoo is het.
Des Heeren raad zal bestaan. Gods Woord keert nooit ledig weder. Strekt het niet tot voordeel dan zal het tot oordeel zijn. Het zal een reuk des levens ten leven, of een reuk des doods ten doode zijn.
't Is opmerkelijk hoe in den tegenwoordigen tijd, van alle kanten er op aangestuurd wordt, om ook in den Godsdienst al wat oud is op zij te duwen en zoo mogelijk te bannen.
Denk slechts aan het pleiten dat er gedaan is en nog gedaan wordt voor gelijke rechten van man en vrouw. En wat is daarvan de uiterste consekwentie?
Niet slechts is het staatkundig maar ook in het kerkelijk leven, zegt men, moet dit doorgevoerd. Denk aan de aanwezigheid van Avondmaalbekertjes.
Nu weer moet het collecteeren in de kerk worden afgeschaft en plaats maken voor een soort kerkelijke belasting!
Druk is men thans ook in de gereformeerde kerken bezig, op de kerkelijke vergaderingen, om tot gewijzigde belijdenisschriften en liturgie te komen.
Nieuwe gezangen wil men ook gaarne.
En wat zal er nog meer volgen!
Dat alles geschiedt natuurlijk met de beste bedoelingen. Neen zeggen de menschen wees maar niet bang dat we de oude waarheden zullen overtreden. Och neen, daar gaat het niet om maar men zal met dit alles jonge paarden naast de oude spannen, en dan vrees ik, dat het gevolg zal worden, dat velen de jonge paarden zoo mooi zullen vinden, dat ze van de ouds niets meer moeten hebben. Men denke maar eerst nu, hoe het gegaan is met de invoering, en vervolgens ook met het gebruik van de evangelische gezangen.
Als men goed opmerkt van welke personen, dit alles uitgaat, dan, ligt in de meeste gevallen, het antwoord op de vraag: Waarom dit alles, voor de hand.

Make de Heere ons intusschen wakende en biddende tot aller tijd.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1920

De Wekker | 4 Pagina's

Brieven uit het Zuiden 1920 (22)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 mei 1920

De Wekker | 4 Pagina's