Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De strik is gebroken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De strik is gebroken

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Onze ziel is ontkomen, als een vogel uit den strik der vogelvangers; de strik is gebroken, en wij zijn ontkomen.” Psalm 124 : 7.

Aan overwinning gaat strijd en aan groote blijdschap niet zelden groote droefheid vooraf.
Bij het aandachtig lezen van dezen psalm gevoelt ge aanstonds, dat er aan de uitredding en verlossing, waar hier sprake van is, feilen strijd is voorafgegaan.
Koning David getuigt van de wijze, waarop de vijanden het hadden aangelegd, toen hun toorn was ontstoken, tegen het erfdeel des Heeren. Zij zouden, indien het mogelijk geweest ware, Israël lerend hebben verslonden. Maar, neen zoover kwam het niet. Dat Israël had een bondgenoot tegen wien niemand kon bestaan.
De Heere, de God van Jakob was bij en met hen.
En nu hun toeleg is mislukt, hunne aanslagen zijn verijdeld, en zij aan der vijanden macht zijn ontkomen, nu is hart en mond met dank erkentenis vervuld. De Heere zij gelooft, zegt de Godslof bezingende dichter. De Heere zij geloofd, die ons in hunne tanden niet heeft overgegeven tot eenen roof. Verheugd in God spreekt David als de man Gods bet uit: „Onze ziel is ontkomen, als een vogel, uit den strik des vogelvangers; de strik is gebroken, en wij zijn ontkomen.”
Een vogel heeft geen verstand van strikken, en laat zich daarin gemakkelijk vangen. Eenmaal in den strik geraakt, is zij te zwak om dien te breken.
Toch kan het gebeuren, hoe en waardoor dan ook, dat de strik breekt, en natuurlijk, dan is de gevangen vogel vrij. Had zij er het verstand en de macht voor om te spreken, dan zou zij zeggen, op de vraag: waar komt ge vandaan?
Ik ben ontkomen. Hiermee vergelijkt de Godvruchtige dichter zijn eigen behoudenis en die van zijn volk. Treffend beeld, mogen we wel zeggen van de wijze, waarop een zondaar, door den Heere gered, ontkomt aan het verderf.
Meer nog dan menschen zijn het, die tegen ons opstaan. Satan met al zijn macht, heeft het steeds op het verderf en den ondergang van alle menschen aangelegd. Hij zou, indien het mogelijk ware, zelfs de uitverkorenen verleiden. De vogelvangers hebben groote en kleine strikken, en weten deze met veel overleg en vernuft uit te zetten, om zooveel mogelijk zeker te zijn van hunne goede vangst.
Satan doet evenzoo.
Tot zelfs Gods Woord gebruikt hij, om er strikken uit te maken, om zielen te vangen. Hij weet zich ook te veranderen en te doen voorkomen als een engel des lichts. Dan zegt ook hij, gelijk bij de verzoeking van Christus in de woestijn is gebleken: „Er staat geschreven.”
Onbegrijpelijk veel en groot zijn de listen en de praktijken, welke Satan, door menschen als zijne handlangers weet te bedenken en in toepassing te brengen om zielen, die voor de eeuwigheid geschapen zijn, in zijn jachtgaren te vangen.
Dat begint al met kinderen, die zeer vatbaar zijn voor indrukken, en van wie de opmerking zeer terecht, wel eens wordt gemaakt: „het kwaad wil er al vroeg in”. Jongelingen en jongedochters, ach wat al strikken worden deze gespannen. Wat is de verleiding groot. Menschen spreken wel eens van aanpassen, maar de duivel weet ook van aanpassen. De één wordt meegesleurd naar de kroeg, een ander naar de bioscoop, een derde meer naar wat anders. Velen mannen komen op fabrieken en andere werkplaatsen met allerlei in aanraking.
Eerst wil men er soms niet naar hooren, eindelijk gaat men eens luisteren, en vóór men bet vermoedt, is men al overwonnen. We leven in een tijd, waarin vele geesten zijn uitgegaan. Wat al dwalingen en ketterijen. Wat al afwijkingen van de leer der waarheid, die naar de Godzaligheid is. Stroomen van allerlei verderfelijke en vergiftigde lectuur worden eiken dag alom verspreid. En wie telt de menigte, die op jeugdigen leeftijd, onder geheel andere omstandigheden leefden, en van wie velen nog iets goeds verwachtten, maar die later op het dwaalspoor gekomen, nu het ergste doen vreezen.
We worden in Gods Woord niet tevergeefs tegen dit alles gewaarschuwd en wie niet willens blind is, kan in eigen omgeving zien, hoeveel menschen als een vogel in den strik zitten, waaruit de Heere, die almachtig is, en Hij alleen, hen verlossen kan. En gelukkig, duizendwerf gelukkig, hij en zij, die als een gevangen vogel, den strik voor hen zien verbroken. Deze kunnen ook zeggen: de strik is gebroken en wij zijn ontkomen. Dit doet Christus als Hij als de Sterkere den sterke bindt en zijn bezit ontneemt, welk een kracht gaat er dan uit van Gods Geest en Woord. Al laagt ge dan in duizend strikken van zonde en ongeloof gevangen, voor den Heere is geen ding te groot noch te wonderlijk.
Neen, al laagt ge als Israël weleer, gedrukt bij tichelsteenen neer, toen gij uw juk moest dragen en zwart waart door uw dienstbaarheid, u is een beter lot bereid, uw heilzon is aan 't dagen.
Zoo heette het van Gods oude volk, toen de Heere op weg was om hen te verlossen. Maar zoo ook kan tot U worden gezegd, heilzoekende zielen! die nog niet zeggen kunnen: wij zijn ontkomen, maar die toch de toevlucht genomen hebben tot bet bloed der verzoening, en die van harte gelooven, dat Jezus is de Christus, de Zoon des levenden Gods.
Gegeven tot wijsheid, tot rechtvaardigmaking, tot heiligmaking en tot verlossing.
Alle ware zoekers zullen vinders worden. Allen die geloovig volharden in den gebede, zij zullen verhoord worden. Op uw noodgeschrei doet God groote wonderen. En als dan de strik is gebroken en gij u zelven moogt zien als een vrijgemaakte des Heeren, dan zult ook gij zeggen: Geloofd zij de Heere! Daartoe moet men weten, niet maar slechts denken of meenen maar weten, dat de strik is gebroken om blijde en in God verheugd te zijn. Of we al vrome menschen heeten te zijn, — of men door anderen al voor geredde wordt aangezien, — of we ons al heerlijke dingen voor de toekomst weten voor te stellen, wat baat ons dat alles, als het bewijs niet kan geleverd worden, dat wij waarlijk verlost zijn.
Door de zonde is de mensch blind, geestelijk blind geworden, daardoor ziet en kent hij nu zijn eigen ellende niet. Hij zit in den strik maar merkt het niet. Hij is een gevangene des Satans, maar hij weet, hij ziet het niet.
Aan zijn arme en ellendige toestand gewoon, heeft hij er geen bewustheid van, dat zijn nood zoo groot is en het gevaar om voor eeuwig om te komen, hem elk oogenblik dreigt. Gaan des zondaars oogen hiervoor open, dat men dit alles persoonlijk kennen leert, vraag dan niet wat er bij den zoodanige omgaat en wat bange oogenblikken er worden doorleefd. Dan wordt de vraag: hoe zal ik ontkomen? een levensvraag, die in gewicht en beteekenis alle andere overtreft. Dan kunt ge, later door Gods genade aan den strik ontkomen, van zingen:
Ik lag gekneld in banden van den dood,
Daar d' angst der hel mij allen troost deed missen,
Ik was benauwd omringd door droefenissen,
Maar riep den Heer' dus aan, in al mijn nood.

Toen klom uw angstgeschrei op ten hemel en de God Jacobs gaf acht op de stem uwer smeeking. Hij redde en verloste u. Zie, dan zoudt ge het de gansche wereld wel willen toeroepen:
Ik ben verlost, God heeft mij welgedaan.
De strik is gebroken, zoo zong het verloste volk des verbonds. Zoo hebben ze gezongen, zoo menigmaal als de Heere uit groote nooden Zijn volk had gered. Verschillend zijn de wegen en omstandigheden, waar we in den weg van Gods voorzienigheid kunnen komen.
Een volk kan als natie in ellende en in hangen nood komen, daar zoowel de geschiedenis van ons eigen vaderland, als de geschiedenis van Israël voorbeelden van vermeldt.
Maar ook persoonlijk kunnen we in onderscheiden nooden en benauwdheden komen.
Maar hoe dit ook zij, dit is zeker altijd het grootste, dat alle andere nooden en angsten overtreft, als onze ziel in Satans strikken gevangen, den dood voor oogen ziet, en aanvankelijk aan 't gevaar dat dreigt ontdekt, nog geen inzicht heeft in den weg des Verlossing.
Wondervol is de wijze, waarop de Heere de Zijnen verlost, en voor hen de strik, waarin ze gevangen zijn verbreekt. Dit gaat bij den één zoo geheel anders als bij den ander. Maar hoe onderscheiden dit ook zij; al wat de Heere wrocht, zal juichen tot Zijne eer. Den een zoo vlug, den ander zoo langzaam, sommigen langs een zachte, andere weer langs een hardere weg, altijd werkt de Heere alle dingen naar den raad Zijns welbehagens. Wat menschen echter trachten te doen, maar dit kan geen nietig schepsel, om een ziel te verlossen als uit den muil des leeuws.
Die verlossing is zoo groot en tevens zoo heerlijk, dat zij tot in alle eeuwigheid de verlosten rijke stof zal geven, om God Drieeenig voor Zijne onuitsprekelijke verlossing te loven en te prijzen. Die verlossing is ook niet aller.
Ach zoo velen gaat de Heere in Zijne vrijmacht voorbij.
Velen zijn geroepen maar weinig uitverkoren.
Tot zoo velen komt de blijde boodschap des heils, die ons zegt, dat Jezus Christus in de wereld is gekomen om te zoeken en zalig te maken, dat verloren was, maar de groote menigte verwerpt dit en wil er niet van hooren. Aandoenlijk zou het zijn als men een blind mensch, dien we niet konden waarschuwen, op 't vuur of op 't water zagen aanloopen.
Maar ontzettend is ook de gedachte, onder zooveel menschen te leven, die totaal verblind, wandelen als langs den rand van de hel, waar ze elk oogenblik in kunnen neerploffen, en die niet hooren, de stem die hun nog toeroept:
Bedenkt, wat tot uwen vrede dient, eer het voor eeuwig zal te laat zijn. Is de strik voor u nog niet gebroken, zoolang ge nog leeft in den tijd der genade, is er nog mogelijkheid, om aan den strik te ontkomen, waar van nature alle menschen in gevangen zijn. Daartoe is de Zone Gods geöpenbaard, opdat Hij de werken des duivels zou verbreken.
We lezen in het evangelie, dat Jezus zeide tot een blinde: wat wilt gij, dat Ik u doen zal.
Die ongetukkige antwoordde: Heere! dat ik ziende mag worden.
En zijn bede werd verhoord. De man werd ziende.
Dat is maar noodig, voor ieder zondaar, dat ons de oogen geopend worden. Dan zien we het gevaar, dat ons bedreigd, maar dan zullen we ook zien, hoe en op wat wijze de Heere, een zondaar verlost.
De strik is gebroken, dat wordt dan de stof tot lof en aanbidding voor ieder verloste ziele. Dan zegt ge in uw hart, een zondaar door God gered, na:


Eeuwig wonder nooit begrepen,
Die mij naar de hel wouw slepen,
Is mij nu voor eeuwig kwijt.
Jezus heeft mij aangenomen,
'k Ben in Zijn verbond gekomen,
Voor den tijd en d'eeuwigheid.


Strikken blijft Satan spannen, zoolang we op aarde leven. Ook Gods aanvankelijk verloste kinderen, hebben er voortdurend tegen te waken en te bidden. Tot Petrus zeide de Heere immers nog: de Satan heeft u begeerd te ziften als de tarwe.
Eenmaal zal echter de laatste strik zijn gebroken. Dan zal ieder verloste, in al de kracht van het woord kunnen getuigen: ik ben ontkomen aan al de listen, lagen en strikken van den Satan.
Ontkomen uit een wereld, die in het booze ligt.
Ontkomen aan allerlei dreigementen en gevaren.
Ontkomen, in één woord, aan 't verderf dat mij kwelde van binnen en van buiten, om nu voor eeuwig te genieten, de volle, de ware vrijheid der kinderen Gods.
Dat zal de vrucht zijn van het verzoenend lijden en sterven van den Mid-delaar Christus, die daartoe zich zelve heeft gegeven tot in den dood, ja tot in den dood des kruises, opdat Hij de gevangenen zou bevrijden en geven opening der gevangenis, en om alle treurigen te troosten.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1920

De Wekker | 4 Pagina's

De strik is gebroken

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1920

De Wekker | 4 Pagina's