Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Kerkregeering (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Kerkregeering (2)

Artikel 12 der Kerkorde

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Levenslang verbonden.
Uit het levenslang verbonden zijn aan den dienst der kerk, volgt dan ook dat de Dienaar „zich niet tot een anderen staat des levens mag begeven.” Hij mag den dienst des Heeren niet verlaten om een maatschappelijken werkkring te kiezen.
Doet hij dit toch, dan handelt hij tot oneere van den Koning der kerk.
Legt hij het ambt neder, zonder den kerkeraad en de classis daarin te kennen, dan moet de classis uitspreken dat hij „den naam en de eere eens Dienaars” verloren heeft, want hij heeft feitelijk zichzelf afgezet van den Dienst.
Dient hij echter een verzoek tot ontslag in bij zijn kerkeraad, dan moet de kerkeraad dit verzoek, hetzij met voorloopige bewilliging of afkeuring ter classis brengen, en het advies der classis vragen, die dan het verzoek moet weigeren tenzij er „groote en gewichtige oorzaken” zijn om het verzoek toe te staan.
Hieruit blijkt dat geen regel bestaat of er zijn uitzonderingen.
Doch hierover moet de classis oordeelen, en zij moet vooral dan nadruk leggen op „groote en gewichtige oorzaken.”
In de „Geref. Kerken” vroeg niet lang geleden een predikant in Friesland ontslag om tot een anderen levensstaat over te gaan, wegens ontoereikend inkomen.
De classis bewilligde, doch de Synode in Augustus 1920 te Leeuwarden gehouden, sprak uit, dat dit ontslag niet eervol had mogen worden verleend en vulde daarom Art. 12 der kerkorde aan met de bepaling, dat voortaan bij zulk een verzoek, behalve de classis, ook de deputaten naar Art. 49 D. K. O. zullen oordeelen, wat volgens ons oordeel ook zeer aan te bevelen is. Volhardt nu, ondanks het afwijzend oordeel der classis, zulk een leeraar toch bij zijn verzoek om ontslag, dan kan de kerk hem niet dwingen in het ambt te blijven, maar het ontslag der classis kan dan niet eervol zijn.
Wel kan de classis eervol ontslag geven als zij meent dat er „groote en gewichtige oorzaken” zijn tot overgang in anderen staat des levens, zegt de kerkorde. Zulk een oorzaak is b.v. wanneer een predikant geroepen wordt tot een ambt, waarin hij den staat of de wetenschap dient en hij zegt te gelooven dat het Gods weg is, terwijl de classis ook de overtuiging heeft dat de Heere hem kennelijk daartoe aanwees.
Wel zijn er die meenen, dat iemand, door den Heere geroepen tot het predikambt, nooit door God tot een staatsambt zal geroepen worden, doch het is moeilijk zulks uit de Schrift te bewijzen. Wèl lezen wij dat Eli, de Hoogepriester tevens als Richter optrad en nergens wordt over dit uitoefenen van het Richterambt eene afkeuring uitgesproken.
En beweert men nu dat God wegens Zijne onveranderlijkheid niet eerst tot het predikambt en later tot een ander ambt roept, dan vragen wij: is het in strijd met Zijne onveranderlijkheid als Hij een Dienaar eerst naar de eene en later naar eene andere gemeente roept.
Dit is wel eene verandering in Zijne werken, maar niet in Zijn Wezen.
Toch verliest ook een Dienaar, die met toestemming der classis tot een anderen staat overgaat „de eere en naam eens Dienaars.”
Dit sprak ook de Leeuwarder Synode der „Geref. kerken” uit ten opzichte van Ds. A. A. van Schelven, die het predikambt verwisselde met het professoraat in de letteren aan de Vrije Universiteit.
Het verzoek van Dr. v. S. om de eer en naam van D. des W. te behouden, werd afgewezen. Een groote en gewichtige oorzaak kan er ook zijn, wanneer een candidaat in de theologie of een van eene gemeente losgemaakt predikant geen beroep krijgt en dit jaren duurt. Gaat hij dan over tot een anderen staat des levens, dan kan de classis oordeelen dat hier duidelijk aanwijzing toe is. Ook wanneer iemand overtuigd wordt dat hij geen inwendige roeping tot het ambt heeft, of gaat twijfelen aan de leer der kerk. Bekent hij dit eerlijk, zonder zijne twijfelingen te verbreiden op kansel of in catechisatie, dan kan dit voor de classis ook eene gewichtige oorzaak zijn om toestemming te geven tot anderen werkkring over te gaan.
Wordt een leeraar geroepen tot arbeid in Gods koningkrijk, buiten den Kerkedienst, zooals legerpredikant, geestelijk verzorger in een gesticht enz. dan is dit geen overgang tot maatschappelijken werkkring en is art. 12 niet van toepassing. Zulk een leeraar vraagt dan emeritaat aan volgens art. 13 en behoudt de eer en naam eens Dienaars.
Ook is art. 12 niet toepasselijk op hen, die geroepen worden tot het opleiden van studenten in de theologie. Zij blijven in dienst der kerk, door de Synode hen benoemt tot docent en hebben, volgens art. 18 D.K.O. een kerkelijk ambt. Zij arbeiden als doctores theologiae in dienst der kerk en hebben daarom ook geen emeritaat volgens art. 13 D.K.O. aan te vragen. Zij blijven immers in dienst der kerk, zij het dan ook op ander terrein.

Daarom behouden, zij ook evenals emeriti predikanten de eer en de naam eens Dienaars en het recht om Woord en Sacramenten te bedienen.

Apeldoorn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1920

De Wekker | 4 Pagina's

Onze Kerkregeering (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1920

De Wekker | 4 Pagina's