Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wel het minste, maar toch het meeste

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wel het minste, maar toch het meeste

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Het Koninkrijk der hemelen is gelijk het mosterdzaad, hetwelk een mensch heeft genomen en in zijnen akker gezaaid, hetwelk wel het minste is onder al de zaden, maar wanneer het opgewassen is, dan is het het meeste van de moeskruiden, en het wordt een boom, alzoo dat de vogelen der hemels komen en nestelen in zijne takken.”Matth. 13:31, 32.

In het begin van ons teksthoofdst. lezen we, dat Jezus in een schip ging en nederzat, en dat tot Hem vele scharen vergaderden, en terwijl deze op den oever stonden, sprak de Heere tot het volk vele dingen door gelijkenissen.
In dit hoofdstuk lezen we reeds verschillende gelijkenissen, die allen ten doel hebben om den oorsprong, de ontwikkeling, den aard, de beproevingen, en de heerlijkheid van het Koninkrijk der hemelen in het licht te stellen.
Daarbij bedenke men voor alle dingen, dat een gelijkenis heel wat anders is, dan een geschiedenis.
Het Koninkrijk der hemelen is het rijk, dat van alle andere rijken zoo bijzonder onderscheiden is. Als alle andere Koninkrijken vergaan, het Koninkrijk der hemelen blijft en is onvergankelijk. Het is het Koninkrijk van Christus.
Voor Pilatus den Stadhouder verklaarde Jezus later: mijn Koninkrijk is niet van hier.
Bij de aankondiging van Christus' geboorte aan Maria door den engel, verklaarde deze hemelbode, dat het kindeken, dat uit Maria zou geboren worden, Koning zou zijn, en dat Zijn Koninkrijk geen einde zou hebben. Met elke gelijkenis stelt Christus iets bijzonders voor, zoo ook met de gelijkenis van het mosterdzaad. Opmerkelijk is daarbij, dat niet slechts door één of door twee, maar door drie evangelisten deze gelijkenis wordt vermeld.
Wat slechts met enkele gelijkenissen geschiedt.
We zouden wel aanstonds hier de leering uit willen trekken, dat dit ons als bewijs kan dienen, dat hetgeen hier mede is bedoeld, van bijzonder groote beteekenis moet zijn.
Zonder in te gaan op alle bijzonderheden, moeten we hierbij in elk geval antwoorden op een bedenking, die door velen is gemaakt en nog door velen gemaakt wordt n.l. hoe het mosterdzaad het minste van alle zaden kan genoemd worden in den tekst, daar toch het zaad van postelein, en van nog andere gewassen, kleiner is dan het mosterdzaad.
Men verliest bij deze bedenking echter uit het oog, dat er groot verschil is tusschen het zwarte en het witte mosterdzaad, gelijk er ook groot verschil is tusschen het Oorstersche klimaat en het onze.
Zij die Palestina hebben bereisd, en dergelijke dingen hebben onderzocht hebben het alzoo bevonden: Het mosterdzaad zeer klein, maar opgewassen, altijd in het Oostersche klimaat, wordt het een plant, waar men, volgens de overlevering, te paard onder de takken door kan rijden, en waar dus gemakkelijk de vogelen in kunnen nestelen.
Hoofdzaak, waar het hier op aankomt, is, wel te verstaan, hoe de Zaligmaker hier doet uitkomen, dat in betrekking tot het Koninkrijk der hemelen, uit het kleine het groote voortkomt.
Dit teekent het groote, het heerlijke en het wondervolle van het werk Gods. Wie er geen kennis van heeft, kan het zich onmogelijk voorstellen, dat uit zulk een klein en nietig mosterdzaadje zulk een groote plant kan ontwikkelen. En evenzoo is het met de openbaring van het Koninkrijk der hemelen, dat we in verschillende vormen van openbaring ons kunnen denken.
Denk het in zijn opkomen in het menschelijke hart,
---denk het in meer massale openbaring in de kerk, — denk het in de historische ontwikkeling van al de eeuwen, en dan vinden we in alles, het begin zoo klein, maar de ontwikkeling, de uitwerking zoo groot.
Hoe groot is de verandering in het leven van den mensch, als door wedergeboorte de mensch vernieuwd wordt, en van een vijand in een vriend Gods wordt veranderd. Vraagt ge hoe dit geschiedt, dan antwoordt de Heilige Schrift met te zeggen: door het Woord, dat als het zaad der wedergeboorte moet worden aangemerkt.
Is dat niet klein en gering in der menschen schatting!
Eén woord slechts, is genoeg, om als een pijl van Gods boog geschoten, het hart des zondaars te treffen.
Dan wordt de geestelijk doode levend.
Dan wordt de blinde ziende.
Dan wordt de onwillige gewillig.
Dan wordt de vreemdeling van God en zijn hart, door geloovige aanneming van Christus, een kind Gods. En nu is er wel groot onderscheid in gaven, en in de bedeeling der genade, maar toch kan door ieder levend gemaakte worden gezegd: één ding weet ik, dat ik te voren blind was en nu zie. Wat zal de eeuwigheid daarvan veel wonderen openbaar doen worden! Wat kan het reeds hier van velen van Gods kinderen worden getuigd, dat het begin van hun leven, en van hun nieuwe levensopenbaring zoo klein was. Klein namelijk is hetgeen de Heere als middel daartoe wilde gebruiken.
Denken we vervolgens aan de kerk des Heeren, in het licht der historie, dan kunnen we bij het Paradijs beginnen en zien dan, hoe tot op den huidigen dag, steeds het groote uit het kleine is geworden.
Onze voorouders Adam en Eva werden, tengevolge van de zonde, verdreven uit het schoone lustoord Paradijs genaamd. In de diepste ellende gestort, ontfermde zich de Heere, zij droegen de belofte des verbonds met zich.
Die belofte heeft de Heere vernieuwd en uitgebreid.
Zij is bewaard gebleven tot op Noach.
Tijdens den zondvloed was de kerk in de ark. Uit Noachs geslacht zal de aarde worden bevolkt. En toen het scheen, dat alles zou ondergaan in afval en vervreemding van God, riep de Heere Abraham uit Ur der Chaldeën. En wie zou het ooit hebben vermoed, dat die Abraham de stamvader zou zijn van geheel Israël. Telkens dreigt in latere tijden, dat er niets meer zou overblijven, van al de bijzondere openbaringen van Gods genade. Doch zoo donker konden de tijden niet zijn of worden, altijd bleef er een overblijfsel naar de verkiezing der genade.
Eindelijk komt in het overgangstijdperk van de oude tot de nieuwe bedeeling Johannes de Dooper, die predikt, dat het koninkrijk der hemelen nabij was gekomen. Dat rijk bestond vroeger wel, maar kwam eerst tot volle openbaring met de komst van den Koning zelf.
Met de uitstorting van den H. Geest op den Pinksterdag traden de apostelen op, predikende het evangelie, gelijk hun Heere en Meester hun bevolen had. Die apostelen waren menschen van geringe afkomst.
Men mocht wel vragen als bij gelegenheid van de wonderbare spijziging door Jezus, toen daar een klein jongsken was met 5 gerstebrooden en twee vischjes: wat zijn deze onder zoo velen?
Wat waren die twaalf apostelen tegenover die geheele wereld:
Toch zouden zij de mannen zijn, die begonnen om de gansche wereld op te eischen voor Christus.
Wat is een man als Paulus, de apostel der Heidenen, als een mosterdzaad klein in beginsel, groot geweest voor Christus! Overal waar de kruisbanier is geplant en het evangelie des kruises is verkondigd, is het gegaan als met een boom in wiens takken de vogelen nestelen. Van uit Joden en Heidenen, uit alle volken der aarde zien we de gemeente van Christus vergaderd worden. Dat werk zal door de poorten der hel niet overweldigd worden. Aan strijd en beproeving heeft het echter nooit ontbroken. Wie bekend is met de kerkgeschiedenis, zal met ons moeten erkennen, dat het koninkrijk der hemelen, dat de kerk des Heeren een geschiedenis heeft, van strijd en worsteling, van het begin tot het einde, waar goed zaad in den akker gezaaid wordt, zoo lezen we in een andere gelijkenis, daar komt een vijandig mensch en die zaait onkruid onder de tarwe.
Dat is de praktijk en de taktiek van Satan, wiens naam beteekent: tegenpartijder.
Maar omdat de Koning van het Godsrijk almachtig, alwetend en getrouw is, zal het den Booze nooit gelukken, Gods werk te vernietigen.
Door vele ketterijen en dwalingen zijn er door Gods Kerk donkere en moeilijke tijden doorleeft.
Menige Zendeling en Evangelie dienaar heeft wel eens verlegen gestaan, en neerslachtig zich zelf de vraag gedaan: draagt mijn arbeid, met al de opoffering er aan verbonden, nog wel eenige vrucht.
Maar op Gods tijd wordt dan weer openbaar, dat er in het geestelijke leven wel een wintertijd, zoowel als een zomertijd, gekend wordt.
Maar het leven als leven sterft niet, al is het winter. Het mosterdzaad is klein, moeilijk zichtbaar als het op de aarde ligt. En onder de aarde gewerkt, is het gansch onzichtbaar.
Maar geduld slechte. Op zijn tijd komt de kleine en teedere levenskiem te voorschijn. Deze ontwikkelt, en wordt aan een boom gelijk.
Dat is nu het werk Gods, dat de kinderen der wereld niet verstaan noch begrijpen. O neen, de natuurlijke mensch begrijpt niet de dingen Gods.
En omdat men er niets van verstaat, kan men er ook niets van verklaren. Men tracht met groote woorden en allerlei kunstgrepen er zich af te maken, als men in de noodzakelijkheid zich gebracht ziet, om er zijn oordeel over uit te spreken. 'k Heb het meer dan eenmaal bijgewoond dat van door en door vijandige ouders één hunner kinderen krachtdadig werd bekeerd, en wat deed men daar een moeite om het werk Gods, was het mogelijk, ongedaan te maken. Dat is dan geen kleinigheid als een kind tegenover zijn eigen ouders moet optreden.
Maar geen nood. O neen, eens woonde ik dit bij van een rijk meisje.
Haar ouders dreigden haar van alles te berooven, maar ge moest eens gehoord hebben, hoe zij vriendelijk en bescheiden, maar ernstig en beslist tegen haar vader zeide: Ach vader! zet mij, als U dit wilt, arm en verlaten op straat, maar weet dan dat ik een God in den hemel heb, die als mijn hemelsche Vader voor mij zal zorgen.
Deze zal mij leiden naar zijn raad, en eens opnemen in zijn zalige heerlijkheid.
Toen Luther was begonnen om zich te verzetten tegen hel bijgeloof van Rome, en weldra in twistgesprekken zich gewikkeld zag, meende de Paus dat heel de beteekenis daarvan slechts monniken kibbelarij was.
Spoedig bleek echter dat ook dit mosterdzaadje zou opschieten tot een grooten boom.
Zoo is het schier altijd gegaan bij elke reformatie.
Wij menschen zien uit naar groote dingen en verwachten alles van groote dingen, en God de Heere werkt niet zelden, door hetgeen klein is in de oogen der menschen.
Niet door stormen en onweders maar in het suizen van een zachte stilte komt de Heere vaak, in heerlijkheid zich te openbaren.
Komt het werk Gods in den mensch tot volle ontwikkeling, dan zien we wat de genade vermag. Dan hoort men niet zelden: wie had dit van die man of van die vrouw gedacht.
Een mensch kan veel schijnen te zijn, en dat hij in werkelijkheid toch niets is. Niets in betrekking tot het koninkrijk der hemelen.
Maar zoo kan het ook omgekeerd zijn, dat iemand nog niets schijnt te zijn en dat toch een zaadje als een mosterdzaadje in het hart kan gevallen zijn, dat vroeger of later openbaar wordt, het werk zijn van den Heiligen Geest. En die is het, die levend maakt. Daarom is het ieder steeds aanbevolen voorzichtig te zijn in het oordeelen. Te zegenen als de Heere niet zegent, en te vloeken dien de Heere niet vloekt, is een vreeselijk kwaad, waar de treurige gevolgen niet van achterwege blijven.
En voorts: waar Christus de Heere bidden leert: Onze Vader die in de hemelen zijt… Uw Koninkrijk kome, hebben we toe te zien, als we dit bidden, dat onze praktijk niet in strijd zij met hetgeen we als zoodanig bidden.
De kerk heeft een roeping, en ieder christen heeft een roeping, niet alleen om te bidden, maar ook om te arbeiden.
Begraaf dan mijn broeder en mijn zuster, het talent door God U gegeven niet in de aarde, maar tracht het uit te zetten op winst voor de eeuwigheid. Werkt terwijl het dag is, de nacht komt, waarin niemand werken kan.
Een enkel woord tot vermaning en waarschuwing gesproken, kan de Heere gebruiken als een middel tot behoudenis van een ziel, die voor de eeuwigheid geschapen is.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1920

De Wekker | 4 Pagina's

Wel het minste, maar toch het meeste

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1920

De Wekker | 4 Pagina's