Adderengebroedsel
Er was een mensch, die in zijn akker
Gezaaid had van zijn goede zaad;
Er was een booswicht, wien het harte,
Tot berstens vol was van het kwaad.
Hij nam een zak vol zaad van onkruid,
Ging daarmee in den nacht naar 't land,
En strooide zijn vergiftig strooisel,
Oòk over het veld met volle hand.
Wees op uw hoede voor zoo'n adder,
Neem u in acht voor zoo'n bandiet!
Hij wandelt op fluweelen zolen,
Ge hoort hem of ge ziet hem niet.
Hij tracht u immer te verrassen.
In de verrassing ligt zijn kracht!
Wie dan een oor heeft om te hooren,
Hij hoore dus: — Neem u in acht! —
Wat nu te doen? Straks ook gaan wieden
Op 't overzaaide akkerveld?
NEEN! naar den raad des Wijzen Landmans,
De splitsing nog wat uitgesteld.
Straks, als de oogsttijd is genaderd,
Blijkt zonneklaar het onderscheid;
In buss'len 't onkruid saâmgebonden,
En 't eeuwig vuur 't ten brand bereid.
Nòg zijn er van dien onkruidzaaiers
Op d'akker zelfs van Christus' Kerk.
Ge kunt ze bij hun naam niet noemen,
Ge kent ze aan hun duivelsch werk.
Steeds met behulp van 't nachlijk duister
Wordt hun daemonisch werk verricht.
Terwijl er ligt een vuile grijnslach
Op hun schijnheilig aangezicht.
Twee echter zijn er, die ze kennen:
't Is GOD, die straks z'ontmaskren zal,
En 't is de SATAN, dien ze dienen,
Die hen satanisch voert ten val;
Want, als ze in den dag des oordeels,
Voor 't vlammend oog des Heeren staan,
Wijst Hij, de ware Hartenkenner,
Het onuitbluschlijk vuur hun aan.
's-Gravend.
H. v.d. B.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 januari 1921
De Wekker | 4 Pagina's