Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het bedrag der schadeloosstelling, dat Duitschland aan de Entente zal moeten betalen is thans bekend. Voor 1 Mei 1921 moest Duitschland volgens het vredesverdrag van Versailles weten wat het schuldig was en al heeft het lang geduurd eer de bondgenooten het onder elkander eens waren, te Parijs is men het dan zoo goed en zoo kwaad als het ging eens geworden. Het blijkt echter heel wat voeten in de aarde te hebben gehad. Frankrijk kwam met zulke overdreven eischen dat Loyd George dreigde de conferentie te zullen verlaten. Begrijpelijk, want zulk een economische slavernij van Deutschland ligt niet in de lijn der Engelsche handelspolitiek. Frankrijk moest zich dus gaan inbinden en matiging in zijn eischen betrachten. Dat heeft heel wat gekost. In officieele vergaderingen leek dit beslist onmogelijk. Men is toen tot zoogenaamde officieuse vergaderingen overgegaan d. w. z. men heeft toen particuliere gesprekken, tusschen de verschillende leden der conferentie gekregen en zoo heeft men bereikt wat officieel niet bereikt kon worden: overeenstemming in zake het bedrag. Briand heeft daarbij al zijn handigheid tentoongespreid en het is hem gelukt om op de conferentie een resultaat te bereiken, dat bij den eersten indruk schitterend leek. De vreugde in alle Entente-landen maar vooral in Frankrijk was overweldigend. De geheele Entente-pers was één jubbel. Dat had men te Parijs nu toch eens prachtig geleverd en wat was men er roerend eensgezind geweest. Maar ik vond al dat gejubel dadelijk wat verdacht en vreesde voor een geweldigen terugslag als men de zaak maar eens nader ging ontleden. En waarlijk een paar dagen later en daar begon het al. Eerst een andere toon in de Engelsche en al heel spoedig een andere toon in de Fransche pers. Een toon van teleurstelling over de bereikte resultaten. En thans is die teleurstelling al zoo groot geworden dat Briand al zijn welsprekendheid en handigheid noodig gehad heeft om in de Fransche Kamer zijn beleid en zijn verkregen resultaat op de conferentie te verdedigen.
Van alle zijden werd hij op de meest heftige wijze aangevallen en wanneer men eerlijk aan al die Fransche afgevaardigden gevraagd had: wie hunner er nu werkelijk te vreden was; dan had de een na den andere verklaard: niemand. Hoe komt dat nu. Laat mij trachten dit duidelijk te maken. Ten eerste is men te Parijs afgeweken van den grondslag die men gemeenschappelijk te Boulogne gelegd had. Daar had men de schadevergoeding, door Duitschland te betalen, vast gesteld. Op 100 milliard gouden marken, letwel gouden marken, d. i. volgens den tegenwoordigen koers, ongeveer 2300 milliard papieren marken, een getal, dat de grootste wiskunstenaars zich niet kan voorstellen. Die 100 milliard gouden marken zou Duitschland, onder bijberekening van 5% rente moeten vereffenen in 42 annuiteiten of jaarlijksche afbetalingen. De rente medegerekend zouden de annuiteiten gezamenlijk ongeveerd 269 milliard beloopen waarvan Frankrijk 52 procent, of rond 140 milliard in 42 jaar ontvangen zou en Engeland 22 procent terwijl de rest onder do andere vennooten zou worden verdeeld. Te Parijs onderging de lijst der annuiteiten belangrijke wijzigingen en wél beschouwd eenen belangrijke vermindering. Men eischt thans van Duitschland:
Het verschil tusschen Parijs en Boulogne is dus 269 milliard — 226 milliard = 43 milliard. Natuurlijk heeft men te Parijs dat verschil heel goed begrepen en daarom op een andere wijze getracht dit verschil te vereffenen.
Gedurende 42 jaar moet Duitschland 12½ procent van de waarde van zijn uitvoer aan de Geallieerden afstaan. Voert het dus voor 12.500 miljard uit, dan moot het daarvan oen miljard aan de Geallieerden opbrengen. En nu ben ik van meening dat men in deze jaarlijksche opbrengst eene vergoeding zoekt voor het verschil tusschen de berekening van Boulogne en Parijs. Als nu de Duitsche uitvoer per jaar 12.500 miljard bedraagt, ontvangt de Entente jaarlijks 1 miljard en dat 42 jaar lang is 42 miljard, dus ongeveer het bedrag van het verschil. Achter die 12½ procent zie ik Lord George staan, want daar heeft Engeland belang bij. Niet bij het geld dat deze uitvoerbelasting zal opbrengen. Maar daardoor zal het moeilijker, veel moeilijker worden voor Duitschland om op de wereldmarkt te concureeren, want op dit oogenblik is het zoo, dat Duitschland de geheele wereldmarkt voor zich in beslag neemt. Niemand kan thans tegen Duitschland op. Frankrijk, België, Engeland, Nederland, zij bestellen allen bij Duitschland, omdat men nergens goedkoopar terecht kan. Ieder land voelt dat in zijn industrie en daarom is ieder land voor Duitschland en zijn industrie zoo geweldig bevreesd. Maar vooral Engeland, dat met een ontzettende werkeloosheid te kampen heeft. Daarom staat het voor mij vast dat die 12½ Procent uitvoer van Engelschen oorsprong zijn en dat Engeland dan door Duitschland op economisch gebied gedeeltelijk wil uitschakelen, want als Duitschland op grond van deze bepaling zijn 12½ procent verhoogen moet, worden de prijs van zijn producten 9/8 van thans en wordt het voor Duitschland veel moeilijker en voor Engeland en de andere landen veel gemakkelijker om te concureeren. Men. heeft er onmiddellijk op gewezen dat Duitschland dit bedrag niet betaald, maar dat dit door zijn afnemers betaald wordt.
Deze redeneering; is meer scherpzinnig dan juist. Duitschland wist het in ieder geval, ook al betaalt het dit bedrag rechtstreeks niet, en in ieder geval wordt de economische strijd voor Duitschland veel zwaarder en dat is het geen wat Engeland wenscht. Afgedacht dus van de vraag: hoe groot het bedrag van deze opbrengst is, heeft Engeland zijn concurent daardoor voorloopig van de wereldmarkt teruggedrongen. Maar dit terugdringen geschiedt ten koste van Frankrijk, want afgedacht van het verschil tusschen Boulogne en Parijs, hoe minder Duischland uitvoert, hoe kleiner deze belasting zal zijn, zoodat Frankrijk weer aan het korte eind trekt, om reden Engeland door meerderen uitvoer wel 10 maal verdienen kan wat het minder uit deze belasting ontvangt. Daar komt nog dit bij dat de getroffen regeling uit een financieel oogpunt voor Frankrijk zoo onvoordeelig maakt.
Te Parijs is men overeengekomen dat men aan Duitschland korting zal toestaan op vervroegde betaling; minstens 5% voor vervroegde betaling na 1925; van 67% betaling vóór Mei 1925, en zelfs van 8% korting bij betaling vóór Mei 1923. Reeds bij een korting van 5% wordt de constante waarde teruggebracht tot ongeveer 83¾ miljard, bij 8 procent zou zij zelfs inkrimpen tot 53¼ miljard. Gesteld dat het Duitschland eens mogelijk is het geheele bedrag van zijn schadevergoeding te leenen dan zou het niet meer te leenen hebben dan ongeveer 55 miljard behalve dat het 42 jaar lang zijn uitvoerbelasting van 12½ procent moest opbrengen.
Ds. H. Janssen
P.S. Wat al moeite hebben groote mannen zich al getroost om een strop te maken, waardoor Duitschland moet geworgd worden!
Red.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1921

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 februari 1921

De Wekker | 4 Pagina's