Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De schuldovernemende Borg 5

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De schuldovernemende Borg 5

(Goede Vrijdag.)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Het is volbracht!” Johs. 19 : 30b.

Toen Jezus dan den edik genomen had, zeide Hij: Het is volbracht! En het hoofd buigende, gaf Hij den geest. Lucas voegt hier aan toe, dat Jezus, met een groote stem heeft geroepen: Vader! in Uwe handen beveel ik mijnen geest. Dit waren dan de laatste woorden, van het kruis gehoord, en door den schuldovernemenden Borg Zijns volks, stervende gesproken. De laatste woorden van een stervende kunnen lang bewaard worden. Zij houden somtijds zooveel in. Maar zeker zijn die van niemand langer bewaard, dan van Hem, die als de Man van smarten, daar stierf aan het vloekhout, als de onschuldige voor schuldige doemelingen. En nooit konden de woorden van een stervend mensch, hoe gewichtig en aandoenlijk ook, vergeleken worden, bij die laatste woorden van den Heere Jezus, die daar stervende. God nog als Zijnen Vader aanroept, en in Zijne handen Zijn geest beveelt.
Maar alvorens het allerlaatste woord te spreken, vernemen we van Zijn gezegende lippen, dat veelbeteekenende „Het is volbracht!” Alles, wat van Hem geschreven was, is tot in alle bijzonderheden vervuld. Ook alles wat met Zijn Borgschap in betrekking stond. Alleen het sterven maar meer, dan is in dezen, de gansche Raad Gods vervuld. Met volkomen zelfbewustheid zal de Heere der heeren sterven aan het kruis.
Aan den eisch der Goddelijke gerechtigheid was nu voldaan. De straf der zonde is gedragen. De schuld Zijns volks is betaald. Wat Christus als Borg op zich had genomen heeft Hij volbracht. Ziende op dat lichaam met bloed en wonden overdekt, ziende op dien Stervenden Verlosser, mogen we wel laag voor God in het stof gebogen uitroepen: Wat is het een dure, een onuitsprekelijk dure prijs, waar Christus de Zijnen voor heeft gekocht en vrijgemaakt. Zoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij daartoe Zijnen Eeniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve maar het eeuwige leven hebbe.
Nu heeft de Wet niets meer te eischen, nu kan de strafoefenende gerechtigheid Gods niet meer verschrikken, nu kan Satan geen weg meer versperren, indien ge slechts geloovig op Hem ziet, die de Overste Leidsman onzer zaligheid, en de Voleinder des geloofs is.
Wat was het een groot, een geheel eenig werk, dat Christus als Borg had te verrichten, zoo Hij met ééne offerande in eeuwigheid kunnen volmaken, allen, die door Hem geheiligd worden. Wij hebben allen gezondigd in Adam ons verbondshoofd, en derven de heerlijkheid Gods. En nu zonder bloedstorting geen vergeving is, en zonder wegneming van schuld, geen zondaar voor God kan bestaan, was er een Middelaar, een Borg noodig, in staat en bij machte, om dit op zich te kunnen nemen. Dat konden menschen noch engelen doen.
De waarheid en de rechtvaardigheid Gods eischten, dat de zonde zou gestraft worden in dezelfde natuur, waarin zij is bedreven. Daarom moest Christus waarachtig en rechtvaardig mensch zijn, ten einde te kunnen lijden en sterven.
Maar Hij moest ook waarachtig God zijn, om de menschelijke natuur te kunnen ondersteunen, en den toorn Gods, tegen de zonde van het gansche menschelijke geslacht ontstoken, te kunnen dragen, en anderen daarvan te verlossen.
Zoo denkende en peinzende zien we in den geest op naar het kruis, en luisteren met den diepsten eerbied naar dat woord, waarmede de Held uit Judasstam, Zijn overwinning aankondigt, en het testament der genade bezegeld, uitroepend: Het is volbracht! o wondervolle geschiedenis op die Hoofdschedelplaats!
Hemel en aarde komen in ontroering, als het licht van de Zon der Gerechtigheid ondergaat. De zon aan den hemel is als in rouwgewaad, straks scheuren de steenrotsen, het groote voorhangsel des tempels scheurt, van boven naar beneden, vele graven worden geopend. Dooden staan op uit hunne graven, alles geeft getuigenis, van het sterven van Gods Zoon. De hel siddert. De hemel juicht. Weldra zal het alom worden verkondigd, dat er hulpe besteld is bij één Held, die verlossen kan, en dat onzes Verlossers Naam is: Jehovah, de Heere onze Gerechtigheid. De vijanden op Golgotha meenen nu hun wensch verkregen en hun doel bereikt te hebben, nu men Jezus van Nazareth aan het kruis heeft genageld, maar de geschiedenis zal leeren, dat Gods raad zal bestaan, en dat de verwerping van Christus, een eeuwige schande ten gevolge heeft.
Met volkomen onderwerping aan Gods heiligen wil, heeft Christus al de smaadheden Zijns volks gedragen. Hij heeft de schande veracht en hst kruis verdragen. Welk eene ondoorgrondelijke liefde, die Christus gehoorzaam deed worden tot in den dood, ja tot in den dood des kruises, Hij rustte niet voor dat alles was volbracht. Het was een arm en ellendig volk, voor wie de Heere, dit alles deed. Zij konden tegenover al de schuld bij God gemaakt, geen enkele penning aanbrengen. Alleen op dat volbrachte Borgwerk van Christus is dan, nu ook al hun hoop gebouwd. Dat verklaart ons, wat een Paulus schrijft aan de Efeziers: Uit genade zijt gij zalig geworden. Ja uit genade alleen, door de heil- en zoenverdiensten van Christus, den geloovigen toegepast door den Heiligen Geest. Vierduizend jaren had men uitgezien en gewacht naar de vervulling van Gods belofte, reeds in het Paradijs gedaan. Steeds was door Gods heilige profeten op de vervulling dier belofte gewezen, en toen de volheid des tijds was aangebroken, zien we hoe wondervol de dood des Heeren was in dezen. Hoe moest van af het oogenblik der gevangenneming in den hof alles saamloopen, opdat de Schrift vervuld werd, en Gods heilig kind Jezus aan het kruis werd genageld en gedood. En nu is er veel te zeggen over hen, die als instrumenten in Gods hand daarbij werkzaam zijn geweest, maar van grooter beteekenis is het, persoonlijk te zien en te gelooven, ieder voor zich: al dat lijden, al die smarten, ook die vreeselijke kruisdood, zijn door mijne zonden veroorzaakt. Dan verliezen we anderen uit het oog, en krijgen alleen met ons zelven te doen. Zie dan in Immanuel, den Borg en Middelaar, die niet wilde, dat ge voor eeuwig zoudt verloren gaan, en, die daartoe zich zelven tot een koopprijs gaf.
Hoe snijdt dan die uitroep aan het kruis, Het is volbracht! ons door merg en been, want immers op de vraag voor wie is nu alles volbracht, mag en moet het geloof erkennen: voor mij! voor zulk een zondaar! van nature een goddelooze, gelijk alle andere. In en met dat woord, scheurt Christus het handschrift der zonde, dat tegen u was, gunstgenoot des Heeren! aan stukken. En wie zal nu beschuldiging inbrengen tegen de uitverkorenen Gods? Neen nu is de vrede in den hemel geteekend.
Gods toorn is gestild. De slangenkop is vermorzeld. Aan al de eischen van Gods heilige wet is voldaan. Het eenig ware Paaschlam, waar zoo vele eeuwen lang op was gewezen is nu geslacht, en door de reinigmakende kracht van dat bloed zullen de vrijgekochten des Heeren zalig worden.
Ontzaglijk veel lijden en smart is voorafgegaan, alvorens die laatste woorden van Jezus lippen werden gehoord. Over dat lijden kunnen we denken en peinzen, we kunnen trachten de diepte en de grootheid daarvan in te denken, maar och, wat zal het zelfs bij den verst gevorderde in genade en wetenschap, nog maar een klein stuksken der zake blijven, wat daar van verstaan wordt, Christus lijden was een geheel eenig lijden. Hij was geen menschenkind gelijk wij. Ook in Zijn diepste vernedering en in Zijn zwaarste lijden, was en bleef Hij God en mensch in eenigheid Zijns persoons.
Volmaakt heilig en zonder eenige zonde. Al ons lijden is om onze zonde, maar Christus lijdt en sterft om de zonde van anderen. Wij kunnen ons aan het lijden, dat ons treft niet onttrekken. Christus kon dit wel, maar Hij leed vrijwillig en sterft vrijwillig, omdat er geen andere mogelijkheid was, voor zondaren om zalig te worden.
Eerst, toen dan alles was geleden, wat de rechtvaardigheid Gods eischte, riep Hij met een groote stem van het kruis: Het is volbracht! Dat is nu de bron van alle ware vertroosting, voor allen, die in Hem gelooven. Niet in ons zelven, maar buiten ons, alleen in Hem, moet de grond van zaligheid worden gezocht.
Bouwend op dit fundament zult ge niet beschaamd uitkomen.
Dat doet Gods kind, als het bij het naderen van den dood, in den geest, geloovig naar het huis mag opzien zeggen met een Luther: Daar is nu mijn gerechtigheid voor God. In ons zelven aangemerkt arm en zwak, schuldig van het hoofd tot de voeten, onrein naar ziel en lichaam, maar door God aangezien in Christus, de schuldovernemende Borg Zijns Volks, rein en zonder zonde.
Gij zijt in Hem volmaakt! Welk een dankstof voor Gods kinderen! welk een genade, nooit naar waarde te roemen.
En welk een liefde, die getrouw blijft tot in den dood!
Dit doet Gods kerk jubelen: 'k Zal eeuwig zingen van Gods goedertierenheen ....
J. Wisse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 1921

De Wekker | 4 Pagina's

De schuldovernemende Borg 5

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 1921

De Wekker | 4 Pagina's