Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Verbondsleer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Verbondsleer

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Heraut van 20 Maart staat een stukje van de hand van prof. H.H. Kuyper dat om meer dan één reden voor ons van beteekenis is. Ds. Geslinga had een ingezonden stukje in de Heraut geplaatst naar aanleiding van onze discussie of de kinderen als geloovigen moeten gedoopt worden (Heraut 20 Februari contra de Wekker 11 Maart).
Ds. Goslinga schrijft „De voorstelling van „de Wekker” alsof de beschouwing van de kinderen der gemeente als geloovigen een nieuwe vinding van particuliere personen zou zijn, welke door de kerk zelf in haar belijdenis nooit is voorgestaan, in door U terstond met de stukken weerlegd” ”. Wij zouden hier even willen vragen „met welke stukken”? Met uitspreken uit onze drie formulieren van eenigheid ? Integendeel zelfs moet men toestemmen, dat de verbondsbeschouwing door de Heraut voorgestaan, niet met de stukken uit onze Gereformeerde belijdenisschriften wordt weerlegd.
Hoor maar naar 't geen Ds. Goslinga verder schrijft in de Heraut. Evenwel bevat de opmerking van het Chr. Geref. orgaan m. i, toch een element van waarheid. Het valt immers niet te ontkennen, dat de Gereformeerde verbondsbeschouwing als zoodanig in de belijdenisschriften onzer Kerken nergens opzettelijk behandeld wordt”. En natuurlijk is prof. H.H. Kuyper het roerend eens en schrijft, met 't geen Ds. Goslinga hier opmerkt gaan we akkoord. Hij wijst er dan ook op, dat een klare, duidelijke uiteenzetting van de Verbondsleer in onze belijdenisschriften niet gevonden wordt.
In dit verband van zaken is deze uitspraak van de Heraut voor ons van beteekenis. De Heraut stemt hier toe, dat de verbondsbeschouwing der Geref. Kerken om de kinderen als geloovigen te doopen in de belijdenisschriften niet wordt gevonden.
Maar de Geref. Kerken zullen wellicht ook op dit punt de belijdenis herzien en deze Gereformeerde(?) Verbondsleer in de belijdenis vastleggen. Daar is immers door de Synode der Gereformeerde Kerken een commissie benoemd tot uitbouw der Gereformeerde belijdenis? Van deze commissie is prof. H.H. Kuyper voorzitter.
Tevens is er nog een commissie benoemd voor een Catechetisch handboek En wanneer dan prof. H.H. Kuyper in de Heraut van 20 Maart schrijft „het zou daarom zeker overweging verdienen in het Catechetisch handboek, dat door onze Synode zal werden ingevoerd de verbondsleer opzettelijk te behandelen” dan weten wij nu al, in welke richting deze uitbouw van de belijdenis en deze Catechetische ontwikkeling zich zal bewegen.
Dan krijgen wij in de belijdenis een verbondsleer, waarbij de bondelingen niet zijn kinderen der belofte, maar veronderstelde wedergeborenen, niet in Christus geheiligd krachtens de belofte Gods, maar krachtens geestelijke vernieuwing door den Heiligen Geest. Dit is reeds de leer der Gereformeerde kerken. Het wordt werkelijk tijd voor de Gereformeerde kerken dat deze verbonds beschouwing in de belijdenis „opzettelijk wordt behandeld. Dan behoeft Ds. Geslinga ook niet meer te schrijven dat deze verbondsbeschouwing wel door de predikanten aan de behandeling van den H. Catechismus kan werden vastgeknoopt, maar dat het ontbreken van van een duidelijke uiteenzetting der schriftuurlijke verbondsleer in de belijdenisschriften zelf, daardoor niet wordt vergoed.” De Chr. Geref. kerk heeft aan deze duidelijke uiteenzetting geen behoefte. Voor haar hebben onze Gereformeerde vaderen de leer des genade-verbonds zeer schoon in de belijdenis ontwikkeld. Maar natuurlijk de Gereformeerde kerken komen niet haar leer der veronderstelde wedergeboorte in gedrang en wat nu niet uit de Gereformeerde belijdenis kan worden aangetoond, tracht men aan te toonen uit Gereformeerde schrijvers. Maar hier zou ik willen wijzen op wat prof. H.H. Kuyper in zijn discusie met Ds. Kromzigt heeft geschreven, toen deze zich beriep op Calvijn e. a., toen schreef prof. Kuyper, „ons doel is niet, om ons in dit geschil te beroepen op het gezag van enkele dogmatische schrijvers, wier autoriteit altijd twijfelachtig (ik cursiveer) is en waar tegenover weer andere uitspraken kunnen gesteld worden, maar om de Gereformeerde kerken zelve te laten spreken, zooals ze dogmatisch in hare belijdenisschriften zich hebben uitgesproken”.
Maar dan blijft de Heraut altijd nog het confessioneel bewijs schuldig, dat de kinderen als geloovigen moeten gedoopt worden. Zoolang als dit niet is aangetoond staat voor mij vast, dat wij deze leer als Neo-Gereformeerd moeten brandmerken omdat de Gereformeerde kerk dit nimmer in haar belijdenis heeft geleerd. Het „nieuwe”, toch is, dat niet een bepaald persoon, maar dat de Gereformeerde kerken in haar geheel deze verbondsleer aanvaarden.
Apeldoorn
J.J. van der Schuit

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1921

De Wekker | 4 Pagina's

De Verbondsleer

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1921

De Wekker | 4 Pagina's