Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Veronderstellen 9

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veronderstellen 9

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Om de leer der veronderstelde wedergeboorte als schriftuurlijk te bewijzen beroept men zich op teksten als in Ezechiël 16 : 20—21. „Gij hebt uwe zonen en uwe dochteren die Gij Mij gebaard hadt, genomen en hebt ze den afgoden geofferd om te verteren. Is het wat kleins van uwe hoererijen, dat gij mijne kinderen geslacht hebt en hebt ze overgegeven als ge ze voor hen door het vuur hebt doen gaan.” Zie hier: dus de leer der veronderstelde wedergeboorte door Gods Woord geijkt! Onomstootelijk staat vast, dat de profeet Ezechiël het zaad des verbonds hield voor wedergeboren! En wie dit nu niet gelooft, die handelt niet alleen tegen de belijdenisschriften, neen, veel erger, die krijgt God en Zijn Woord tegen. Zoo durft Dr. H.H. Kuyper te betoogen om de leer der Gereformeerde Kerken te fundeeren. Het is werkelijk de moeite waard om den gang van dit betoog te volgen, 't welk in zijn werk, Hamabdil wordt aangetroffen. Ik beroep mij met te meer recht op prof. H.H. Kuyper, omdat hij kan geacht worden een leidende persoonlijkheid in de Geref. Kerken te zijn en hij steeds met waardige pen de leer der veronderderstelde wedergeboorte tracht te verdedigen. Op bladz. 166 van bovengenoemd werk wordt eerst een hypothetisch oordeel uitgesproken en gezegd: „indien Gods Woord ons deze verbondsbeschouwing van de kinderen der geloovigen leert, dan heeft elk geloovige kinderlijk voor dien eisch van Gods Woord het hoofd te buigen wij mogen naar de ernstige vermaning van onzen Catechismus niet wijzer willen zijn dan God en beter willen weten dan Hij, wat voor de handhaving van de waarheid of voor de zaligheid onzer zielen noodig is.” wij vinden deze redeneering nog al zeer voorzichtig en kunnen haar zelfs onderschrijven. Ja, „indien Gods Woord dit leert” — maar daar wringt hem juist de schoen.
Maar al heel spoedig wordt deze hypothese losgelaten en op bladz. 167 wordt stoutweg betoogd, immers het is God de Heere, die deze verbondsbeschouwing ons in zijn Woord heeft geleerd. Al zou het daarom onmogelijk zijn, alle bedenkingen afdoende te weerleggen, dan hebben wij ons verstand toch gevangen te geven onder de gehoorzaamheid aan Gods Woord. De vraag is niet of wij het begrijpen en pasklaar kunnen maken, maar of God het aldus zegt. En voor Gods Woord heeft alle menschelijke tegenspraak te zwichten.
Maar nu zal Dr. Kuyper zeker wel met ons eens zijn, dat het niet aangaat met een beroep op Gods Woord zich aanstonds te dekken. Wij vertrouwen den Satan niet ook al beroept hij zich op Gods Woord. De Schrift en wetgeleerden in Jezus dagen trachtten ook hun leer te wettigen met een beroep op Mozes en de profeten. Waren het niet juist de Remonstranten, die zich met voorliefde, bijbelsche christen noemden, en trachten de drijvers der algemeene verzoeningsleer zich ook niet sterk te maken door tal van schriftuurlijke uitspraken, die schijnbaar hen in 't gevlei komen. Niet een beroep op de Schrift met een tekst uit Gods Woord aanhalen, maar het „hoe leest gij” beslist. En nu verbaze men zich vrij wanneer de aangehaalde tekst uit Ezechiëi door prof. Kuyper wordt verklaard (?)
Lees en oordeel zelf of dit een verklaring of een verwringen van Gods Woord is. Als gezegd wordt: zelfs de kinderen dezer afgodendienaars omdat ze in het verbond waren geboren, noemt God dus Zijne kinderen en de zonde der ouders wordt daarom te onvergeeflijker genoemd. En waar reeds onder het Verbond met Israel de kinderen van het volk „Gods kinderen” worden genoemd hoeveel te meer zal daar onder het verbond der vervalling het zaad der geloovigen recht hebben op dienzelfden eeretitel. Die verbondsbeschouwing nu is in de Schrift nooit een uitwendige alleen. God is niet een God der dooden maar der levenden, zegt Christus, en omdat God zich telkens de God van Abraham, Izak en Jakob noemt leidt Christus daaruit af, dat deze aartsvaders al waren ze naar 't lichaam gestorven, toch leefden voor Gods aangezicht en eens de zalige opstanding deelachtig zouden worden. Indien God zich de God van ons zaad noemt, dan volgt hieruit evenzeer, dat dit zaad niet geestelijk dood, maar levend gemaakt is door den Heiligen Geest. God kan niet een God der dooden zijn. Hij is een God der levenden alleen.”
Wie heeft nu toch ooit zulk een verklaring(?) gelezen? Een woord van den Heiland tot de Sadduceërs, de loochenaars der opstanding, wordt zonder blikken of bloozen uit zijn verband gerukt en toegepast op de geestelijken opstanding, de levendmakende daad, de wedergeboorte door den Heiligen Geest! Waarlijk wanneer op zulk een wijze de leer der veronderstelde wedergeboorte moet worden verdedigd, wanneer dit de Schriftuurlijke gronden zijn voor deze leer, dan maken de Gereformeerde Kerken toch wel een droeve figuur. Ons ontgaat het, hoe men den moed heeft om overal waar in het Oude Testament gesproken wordt over „Mijne zonen, en mijne dochters, mijne kinderen, mijn volk” dit in den subjectieven zin te verklaren, zoodat deze spreekwijze de wedergeboorte en de vernieuwing des harten zou aanduiden. Maar het ergste is, dat op gezag van niemand minder dan prof. H.H. Kuyper ieder die het met deze zienswijze niet eens is geacht wordt tegen Gods Woord te ageeren en gezegd wordt tegen God zelf te strijden. Dat vind ik een fatale beschuldiging! Laat prof. H.H. Kuyper of wie ook eens bewijzen, dat onze Gereformeerde belijdenis op dit standpunt staat? Sla Calvijn, sla Greenhill in zijn verklaring van Ezechiel eens op, zie de kantteekening op Ezechiel 16 eens na en bij geen van die allen vindt ge de leer der veronderstelde wedergeboorte. In de belijdenis wordt in art. 84 duidelijk genoeg aangetoond, waarom dat Israel „mijn volk, mijne kinderen” genoemd wordt en dan wordt gewezen op het verbond, waardoor Israel van alle andere volken en vreemde religien afgezonderd werd, om geheel den Heere toegeeigend te zijn, zijn merk en veldteeken dragende, hetwelk ons dan tevens dient tot een getuigenis, dat Hij in eeuwigheid onze God zal zijn, ons zijnde een genadig Vader.” De Gereformeerde belijdenis zegt dus, dat de Heere zichzelf aan Zijn volk had weggeschonken, maar zegt de belijdenis nu ook dat dit recht geeft om te veronderstellen de wedergeboorte! Als de Heere belooft aan den mensch de weldaden van het genadeverbond. Ik ben uw God, gij zijt mijn volk, „belooft aan den mensch vergeving der zonde, heiliging des harten, het eeuwigen leven, waar zegt dan Gods Woord en de Gereformeerde belijdenis, dat wij nu ook moeten veronderstellen dat die weldaden in den mensch verheerlijkt zijn. Wie kan mij uit Calvijn, waarop men zich toch zoo gaarne beroept, aanwijzen, dat deze verbondsheiligheid — waarom de Heere spreekt van „mijn volk, mijne kinderen voor Calvijn een andere is geweest, dan de vertolking van het psalmwoord: „Aan Jakob heb Ik mijn wetten en aan Israel mijne inzettingen bekend gemaakt; en alzoo heb ik geen volk gedaan.” (Zie Instutieboek 4, 16 : 6). Wanneer wij de geheele eenige plaats in 't oog houden die Israel had in 't midden van de volkeren der wereld, hoe dat Israel een heilig volk behoorde te zijn, en, gelijk er staat: Israel zal alleen wonen, dan verklaart het zich zeer wel dat met name het oude Testament altijd met zoo verhoogde nadruk spreekt van „mijne kinderen.” Hoe is het toch mogelijk, dat de Gereformeerde kerken durven leeren dat wij hier hebben te veronderstellen levend gemaakte kinderen door den Heiligen Geest? Bij geen der oude Gereformeerde dogmatici komt deze opzienwekkende schriftverklaring (?) voor!
Wanneer dit niet neo-Gereformeerd is. Wat is het dan?
Apeldoorn
J.J. van der Schuit

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1921

De Wekker | 4 Pagina's

Veronderstellen 9

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1921

De Wekker | 4 Pagina's