Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

J. v. d. N. te O. B.
1. De predikant — niet een der onzen — die vóór de lezing van het formulier des Doops zegt: „Wie straks op de tweede vraag bevestigend antwoord, heeft daarmede verklaart, dat de leer, die ik (naam van den predikant), wettig leeraar der …… kerk, te (naam van de plaats) verkondig, de volkomen leer der zaligheid is,” handelt daarin zeker zeer eigenaardig. Hij spreekt daarin, op zijn zachtst gesproken, een afkeurend oordeel uit over de kerk, waartoe gij behoort, hij breekt de eenheid dier kerk. Wettig leeraar noemt hij zich. Maar waaraan ontleend hij zijne wettigheid? Wie geeft hem, kerkelijk gesproken, zijne zending? Is dat de gemeente, die hem beriep, of de classis, waaronder die gemeente ressorteert? De classis zendt namens geheel de kerk en zoo is hij, de predikant, niet slechts dominé van deze of die gemeente, al kan in het bijzonder die gemeente hem haren leeraar noemen, maar hij is dienaar van geheel de kerk. In zijn practijk moet hij aanvaarden den arbeid, die in andere gemeenten door andere leeraars op een anderen grond en met een ander doel mogelijk plaats heeft. Door te spreken, gelijk hij doet, maakt hij zich schuldig aan struisvogelpolitiek en dat kan nu wel heel vroom en degelijk schijnen, en waarheid is die gansche houding bedrog. En het baat niet, of hij het „alhier” alleen plaatselijk wil doen zijn, het geldt voor het geheel der gemeenten, waarvan de gemeente een deel is. Niet, wat een persoon, zelfs niet wat de plaatselijke predikant leert, is de leer der gemeente, maar wat de gemeenschap, waartoe de gemeente behoort, belijdt.
2. Als iemand zegt: „Ik geloof in eene uitverkiezing, maar 't is niet zoo, dat God er hier een grijpt en ginds een grijpt. God kiest niet individueel, maar hij verkiest zich eene gemeente (Heidelb. Cat. Zndg. 21), dan zou ik zoo iemand den raad willen geven, om voortaan niet te schermen met woorden, doch te spreken in zaken en zich wat beter aan de H. Schrift te houden. De Schrift toch leert ons duidelijk eene individueele verkiezing. „Jacob heb Ik liefgehad,” zegt God, „Ezau heb Ik gehaat.” „Er geloofden er zoovelen, als er ten eeuwigen leven verordineerd waren.” Niet meer, niet minder, maar ook geen anderen, dan die God verkoren had. „Velen zijn geroepen, weinigen uitverkoren.” Het beroep op den Heidelberger schijnt gereformeerd en daarom bindend, maar is het niet. In de eerste plaats staat er in Zondag 21 niet, dat God Zich een gemeente verkiest, maar dat die gemeente verkoren is. En in de tweede plaats moeten we ons toch ook rekenschap geven van de vraag, wat de gemeente is. Dat zij in Zondag 21 als geheel gedacht wordt, is duidelijk en dat God haar in het besluit der verkiezing als één gezien heeft zeker. Maar God heeft haar ook gezien als eene eenheid door samenvoeging, samenvoeging van bijzondere deelen, haar leden, tot de ééne gemeente. „De Heere deed dagelijks tot de gemeente, die zalig werden.” Eene gemeente verkiezing zonder verkiezing van de samenstellende individuen is eene ongerijmdheid, laat ik het zoo zeggen, een niet af-zijn van de verkiezing. En dat kunnen wij van geen enkel der werken Gods inwendig zeggen. In den Volmaakte is in geen enkel opzicht onvolmaaktheid.
3. De Hervormde predikant, die zeide: „Van Gereformeerde zijde (bedoeld werd al, wat buiten de Herv. kerk gereformeerd heet) wordt wel beweerd, dat bij de kenmerken der ware kerk ook behoort de oefening van de kerkelijke tucht. Maar onze Gereformeerde broeders liegen of zij weten niet beter, want de tucht behoort niet tot het wezen, maar tot het welwezen der kerk,” — die Hervormde predikant liegt of hij weet niet beter. De Ned. Geloofsbelijdenis, door de Kerk aanvaardt en dus hare belijdenis inhoudende, hetgeen meer zegt dan de individueele beschouwing van den een of ander, leert in Art. 29: De merkteekenen om de ware kerk te kennen zijn deze: zoo de kerk de reine predicatie des Evangeliums oefent; indien zij gebruikt de reine bediening der Sacramenten, gelijk ze Christus ingesteld heeft: zoo de kerkelijke tucht gebruikt wordt, om de zonden te straffen.
4. De belijdenis schijnt evenwel voor den bedoelden predikant niet veel waarde te hebben, als hij zegt: Nu ja, zonder belijdenis gaat het niet. Maar hoofdzaak is de levende verkondiging van bet levende Woord, d.w.z. dat het moet verkondigd worden door iemand, die 't zelf heeft ervaren en spreekt uit de volheid van 't gemoed.” Dat klinkt heel vroom; maar wat is dat levende Woord? Christus? Maar dan toch naar de Schriften, de Christus Gods?
Als dat zoo is, waarom dan die belijdenisvrees? Of wordt bedoelt de z.g.n. Christus-ervaring, die het heil losmaakt van het kruis van Golgotha en het vasthecht aan eigen kruis met een zich vullen met liefdes ideeën in betrekking tot den grooten Meester? Dan kunnen wij het begrijpen, dat men liefst de belijdenis laat rusten. Laat ons voorzichtig zijn. Christus is er niet voor ons zalig gevoel, maar opdat wij door Hem tot God zouden gaan, door Hem met onzen Rechter zouden verzoend worden.
Apeldoorn, Borneolaan 4.
F. Lengkeek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1921

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1921

De Wekker | 4 Pagina's