Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een woord van 1877 voor 1921

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een woord van 1877 voor 1921

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik herinner mij eens gelezen te hebben, van de hand van Dr. A. Kuyper Sr., hoe hij betreffende Rome tweeërlei uitsprak; ten eerste dat er zaken aan de orde kunnen komen, waarbij saâmwerking, coalitie, tegenover een gemeenschappelijken vijand eisch kan zijn; maar ten tweede, om dan daarna de onderlinge geschillen uit te strijden. Al naar gelang van den eisch der omstandigheden moest gehandeld. Waar noodig coalitie, en waar noodig tegen elkaar de geestelijke wapens gehanteerd. Dit woord van Kuyper is door hem zelf in practijk gebracht, misschien wel het eerste in sterker, zooal niet àl te sterke mate, maar is elk geval, Kuyper heeft tijdens zijn politieke loopbaan beurtelings naast Rome en tegen Rome gestreden. Eerst saamwerking gezocht, toen verbreking; daarna weêr coalitie; met weêr tijdelijke verbreking; nog eens gevolgd door inniger coalitie dan te voren. — Doorzag Kuyper Rome's toeleg om in coalitie-weg te grijpen naar wat in strijd was met, ik noem Kuyper's uitdrukking over, onze oude „Christelijk Gereformeerde nationaliteit”, — dan klonk zijn machtig „halt!” Ja, dan klonk er nog meer wat ge straks zult hooren (lezen). In ernst, de vraag moet rijzen, of wat Kuyper weleer bij dergelijke omstandigheden heeft gezegd; thans nog niet eens in al zijn krachtvolle beteekenis dient herinnerd te worden.
Gemerkt althans op hetgeen in de laatste tijden van Roomsche zijde wordt ondernomen, en reeds is geschied, gelooven we dat Kuyper's woord van 1877 ons ook nú nog dienstig kan zijn.
Overwege de lezer zelf. Ik laat dit ernstige woord van Kuyper hier ongewijzigd volgen. Nadat Kuyper dan er op gewezen had, hoe samenwerking geboren was uit een gemeenschappelijk gevaar, dat beide partijen gelijkelijk bedreigde, gaat hij voort: (en al wat nu volgt is van zijn hand)
„Waarom nu die samenwerking in den aldus bedoelden zin, vroeger door ironische gedraging begunstigd, thans daarentegen met beslistheid moet gestuit en afgewezen, is een vraag, die, ter wegneming van misverstand, nogmaals duidelijk dient beantwoord.
En dan sta daarbij de onbewimpelde verklaring op den voorgrond dat de schuld der breuke aan ons ligt.
Wij hadden ons vergist, doordien we van Rome verwachtingen koesterden, waar aan Rome niet kon beantwoorden. Vooral in drieërlei opzicht kwam dit uit, rakende Rome's Belijdenis, de politiek der Roomschen ten onzent, en de wijze waarop ons Rome bejegende.
1. Rome's Belijdenis scheen ons lange jaren op een weg van loutering en uitzuivering …. (na dit toegelicht te hebben volgt dan)
Ziehier onze eerste vergissing. Door zóó te denken toch, toonden we onze onbekendheid met Rome's innerlijk streven; èn het leerstuk van Maria's Ontvangenis; èn de onfeilbaar-verklaring des pausen; èn het zwichten van mannen als Von Ketteler, èn de Syllabus èn de Encyclieken waren de snel op elkaar volgende donderslagen, die ons maar al te onzacht uit onzen liefelijken droom deden opschrikken. De aanklacht, door onze Vaderen Rome voor de consciëntie gelegd, dat ze Gode de eer niet gaf, maar schuldig stond aan vergoding van het schepsel, keerde daardoor plotseling in al haar kracht terug. En de spil waarom de geestelijke strijd zich ging bewegen, werd weêr, naar het woord van den Heidelbergschen Catcehismus: „al of niet vervloekte afgoderie.”
2. De Politiek der Roomschen ten onzent. Dr. Kuyper herinnert dan eerst er aan, hoe in de eerste helft der 19e eeuw de politieke mannen van Roomschen herkomst, laat ik zoo zeggen mogen, vrij mak waren; voorstanders van het „Kerk en het Stadhuis” zijn twee. Kuyper noemt het dan een geheel onroomsch denkbeeld, als men meenen zou „dat men voor zijn hart Roomsch, maar in de raadszaal een vrij man kan zijn.” — „Men deed destijds ten onzent nog aan geen Roomsche wereldpolitiek mede. Maar ook dit werd, vervolgt Kuyper, allengs anders…. „men hield op een eigen legerke te zijn; om onderdeel van het Pauselijk heir uit alle natiën te worden, Kennelijk kreeg men niet meer met een Nederlandsche politiek bij Roomschen van belijdenis te doen, maar met de politiek der Roomsche Curie, provincie Holland.…”
3.De wijze waarop Rome ons bejegende. Onzerzijds had men Rome met welwillendheid ontvangen; maar gelijk Groen het in '72 uitdrukte: „al ras bleek dat men te zeer op wederzijdsche welwillendheid had gerekend; men vergold ons goed met kwaad; beantwoordde onze inschikkelijkheid met exceptioneele steeds klimmende felheid; en 't scheen het er op toe te leggen, om ons calvinistisch volk eens aan den tand te voelen, hoe lang het zich wel zou laten grieven in zijn heiligste traditie om een stem of wat in het Parlement.”
Tot zoover Kuyper. Ik vrage: thans schrijven we 1921.
Rome's propagandaijver is grenzeloos. Zelfs een Roomsch Leger des Heils werd uitgedacht. De ijverige priester Gerard Brom verbergt het niet, dat de „bekeering” van Nederland thans op het program boven aan staat. Pater van Ginneke belegt cursussen tot onderricht in de Roomsche leer voor Protestanten, en ….. zelfs van onze anti-Revolutionaire zonen onderteekenden den oproep!! De beruchte Baromaeus-Encycliek kon zelfs verschijnen. Een gezantschap bij den paus werd ingesteld onder leiding van het ministerie Cort v. d. Linden-Loudon. Vóór een paar weken hebben deze liberalen ministers een decoratie van den paus ontvangen. Of ze zich dus verdienstelijk hebben gemaakt bij het Vaticaan! Die pauselijke lintjes zetten de waarde en beteekenis van dit gezantschap in het licht beter dan door alle Protestantsche redevoeringen destijds er tegen gehouden. En thans..… het Processiegevaar. — Komt niets van zoo wordt verluid. 't Ministerie zal dit voorstel terugnemen. 't Zal verstandig zijn, maar eveneens verstandig, als men de wacht hier nu blijft betrekken. Want vergete niemand het, een dergelijke methode is ook bij de kwestie van het gezantschap vruchtbaar gebleken. Eerst zou 't niet komen, niet kunnen zelfs, zelfs zoo verklaarde minister Louden (zie handelingen der Eerste Kamer p. 161) in de huidige omstandigheden niet ter sprake kunnen komen. Dit gold een permanent Gezantschap. Bij „overrompeling” kwam toen het tijdelijk Gezantschap er toch; en dit jaar werd het tijdelijk een verlengd, zeg maar gerust, in 't wezen der zaak een permanent, en..… een pauselijk lintje versierde de leverantie!
Nu vragen we, of Kuyper's woord van 1877 niet iets te zeggen heeft voor 1921 ook. — Coalitie heb ik zelf destijds verdedigd, maar evenzeer durven we Kuyper's woord ook thans onderschrijven, als hij in 1877 schreef:
„En daarom bestrijden we het Roomsche Staatsrecht; Rome's beginsel van slavernij der leeken op geestelijk gebied, en de Roomsche voorstelling onzer landshistorie. Waaruit dunkt ons volgt dat zoomin als we met Rome kunnen arbeiden aan éénzelfde kerkorde, of ook met Rome kunnen schrijven aan éenzelfde landshistorie, we even onmogelijk met de Ultramontaansche Staatslieden van onze dagen kunnen samengaan in éénzelfde Politiek.” — Geschreven door Dr. A. Kuyper 19 Nov. 1877.
En thans wederom van waarde geworden.
En dan de Revolutienaire-anarchistische woelingen; Wijnkoop en Troelstra, en nog zooveel meer?
Arnhem, 24 Juni '21.
G. Wisse

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1921

De Wekker | 4 Pagina's

Een woord van 1877 voor 1921

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1921

De Wekker | 4 Pagina's