Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Kerkregeering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Kerkregeering

Art. 16 der kerkorde.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Der Dienaren ambt.
V.
Vervolgens is het ambt of de taak der Dienaren „op hunne Medebroeders, op de ouderlingen on diakenen, mitsgaders op de gemeente goede acht te nemen, en ten laatste met de Ouderlingen de kerkelijke tucht uit te oefenen, en te bezorgen, dat alles eerlijk en met orde geschiede.”
Uit dit tweede gedeelte van Art. 16 blijkt dat de taak der Dienaren des woords ook eene presbyteriale is, d.w.z. dat zij niet alleen hebben te prediken en de Sacramenten bedienen, maar ook geroepen zijn tot het werk der presbyters of ouderlingen. Dit presbyteriale werk nu is tweeërlei, n.l. het pastorale deel of acht nemen op de gemeente en het regeeren der gemeente. Van dit laatste zegt Art. 16 dat het zal geschieden met de Ouderlingen. Juister ware het geweest, indien de K.O. het goede acht nemen op de gemeente als een taak had voorgesteld, welke de Dienaar ook met de ouderlingen verricht, daar toch de Ouderlingen mede deelnemen aan het toezien op de gemeente. Nu geeft het eenigszins den schijn alsof alleen de Dienaar op de gemeente goede acht moet nemen. De pastorale zorg heeft hij met de ouderlingen uit te oefenen op de medebroeders in den kerkeraad en op de gemeente. Hierin ligt ook opgesloten dat het huisbezoek tot het werk der Dienaren behoort. In onzen tijd wordt wel eens beweerd, dat het huisbezoek alleen tot het werk der Ouderlingen beheert en men beroept zich dan op Art. 16 D.K.O waar van huisbezoek niet gesproken wordt, terwijl dit in Art. 28 aan de ouderlingen wordt opgedragen. Doch in het „goede acht nemen” ligt het huisbezoek opgesloten.
Daarbij, vorige Synoden hebben wel degelijk het huisbezoek opgedragen aan de leeraars. In de Acta van Embden 1571 wordt in Art. 25 van het ambt der Dienaren des Woords gezegd, dat het ook bestaat in „het bijzonder een tegelijk tot zijn plicht te vemanen, hetwelk ook den ouderlingen betaamt te doen.” En de Synode van Dordrecht 1578 bepaalde in Art. 67: „Vóór het Avondmaal zullen de Dienaars en Ouderlingen de lidmaten der kerk bezoeken,” enz. Ook in de Artikelen van kerkvisitatie wordt gevraagd in afwezigheid der predikanten „of de predikant de lidmaten voor de bediening des Avondmaals bezoekt,” Hieruit blijkt wel dat elk den leeraars het huisbezoek is opgedragen.
Nog merken wij op dat in Art. 16 van „gemeente” wordt gesproken en in Art. 15 van „kerk,” als daar gezegd wordt: „niemand mag den dienst zijner kerk nalaten.” Dit is geen willekeur. De D.K.O. spreekt van de plaatselijke gemeente als kerk, wanneer bedoeld wordt de gemeente met hare abtsdragers, dus de met ambten geïnstitueerde kerk. In Art. 16 wordt gesproken afzonderlijk van ouderlingen en diakenen, mitsgaders de gemeente.” Hier staan de ambtsdragers naast de gemeente of gemeenteleden. De gemeente is hier het volk, zonder de ambtsdragers. Het is dus in overeenstemming met de K.O. als men spreekt van de ambtsdragers en gemeente van Amsterdam of Utrecht, als men de ambtsdragers en het volk afzonderlijk bedoelt, maar ook van de kerk van Amsterdam of Utrecht als men de geheele plaatselijke gemeente bedoelt. Het is dus ook geen ketterij maar integendeel zuiver kerkrechterlijk of naar kerkorde, wanneer men van de kerken eener classis in plaats van gemeenten eener classis spreekt. Men moet eerlijk zijn ook in dit opzicht. Vroeger beschouwden velen onzer dit als een „doleerende teeninologie” en wilde men niet hooren van „plaatselijke kerk,” hoewel men toch van kerkeraad en niet van gemeenteraad sprak, maar de K.O. gaat er ons in voor en het heeft met de leer der onderstelde wedergeboorte niets te maken.
Ten laatste moet de Dienaar met de ouderlingen de kerkelijke tucht oefenen, en de orde in de gemeente bewaren, door het houden en leiden der Kerkeraadsvergaderingen. Daar dit regeeren der kerk mede tot de taak der ouderlingen behoort, wordt dit in Art. 23 nader besproken. Daarom zullen wij, om niet in herhaling te vallen, dit ook bij Art. 23 nader uiteen zetten. Ook wordt in Art, 23 nog gesproken van „medehelpers” van de Dienaars, zooals catecheseermeesters en zieketroosters en voorlezers, doch dit kan ook dáár besproken worden.
Apeldoorn
P.J.M. de Bruin

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1921

De Wekker | 4 Pagina's

Onze Kerkregeering

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1921

De Wekker | 4 Pagina's