Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De uitvaart van Ds. J. Wisse Czn

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De uitvaart van Ds. J. Wisse Czn

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met diepe ontroering werd de vorige week allerwegen het droeve bericht vernomen: „Ds. J. Wisse is overleden.” 't Werd wel gevreesd, dat dit dierbare leven spoedig zou worden afgesneden, de laatste Brief uit het Zuiden deed het gevoelen, maar dat de slag zoo onverwacht zou vallen, dat had niemand verwacht. De dood vond hem in 't midden van zijn arbeid. Het verzorgen van „De Wekker” kon hij maar niet aan anderen overlaten; totdat enkele dagen voor zijn dood de pen aan zijn hand ontwrongen werd.
Verkreeg Ds. J. Wisse in October ten vorigen jare op de meest eervolle wijze zijn emeritaat, na dien heeft hij nog menigmaal, al was 't maar eenmaal per Zondag, het Woord bediend. Zelfs 4 Zondagen voor zijn sterven gevoelde hij een innige behoefte tot prediken en wel in verband met de langdurige droogte. Jeremia 14 : 20—22 bood hem de stof voor zijn laatste prediking.
Daags voor zijn heengaan toefde hij nog in de huiskamer. Maar daarna namen zijn krachten sterk af. Hoe heerlijk heeft de Heere echter dien dag de ziel zijns knechts verkwikt. In Psalm 62 vond hij zijn sterkte en troost. „Immers is mijn ziel stil tot God; van Hem is mijn heil”. 't Was zijn zwanelied. En nog voor de Zondag aanbrak, waarop hij de eeuwige rust inging, bracht men hem het bericht, dat de beroepen predikant, de Eerw. Heer. S. v.d. Molen, den herderstaf over de Gemeente te Zierikzee in de kracht des Heeren wenschte te aanvaarden. „Nu mijn plaats is voorzien, kan ik heengaan”, sprak de oude dienstknecht met kinderlijke en blijde berusting in de aanbiddelijke wegen des Heeren.
Zoo brak de Zondagavond aan. Steeds nader trad de dood en te kwart over zeven ontsliep Ds. Wisse. Kalm en zacht. Als een kind, dat op moeders schoot in slaap valt. Onmerkbaar verliet de pelgrim dit Mesoch, om door de gouden poorten de eeuwige Godsstad binnen te treden.


Let toch, en zie op vromen en oprechten,
Want wat men denk' van d'uitkomst hunner paân,
God kroont met vreê het einde Zijner knechten.


De strijd, menigmaal zwaar, was gestreden, de loopbaan, bang vaak, was beeindigd, — maar verkregen werd het einde des geloofs, n.l. de zaligheid der ziel.
En nu geniet hij rust in God. Stoorloos en volmaakt. Hij is verlost, God heeft hem welgedaan.
En aandoenlijk was het, dat, toen in de pastorie haar oude dienaar zalig in den Heere ontsliep, de gemeente aanhief zijn lievelingspsalm:


Gedenk aan 't woord, gesproken tot Uw knecht,
Waarop Gij mij verwachting hebt gegeven!
Dit is mijn troost in druk mij toegelegd;
Dit leert mijn' ziel U achter aan te kleven;
Al 't geen Uw woord aan mij had toegezegd,
Gaf aan mijn hart vertroosting, geest en leven.
(Ps. 119 : 25)


En toen de Gemeente den laatsten regel had gezongen, stemde de ziel van den geliefden doode in met het lied der verlosten voor den troon des Lams.
Donderdag 25 Augustus kwamen familie en kerkeraad met ambtsbroeders en vrienden en vriendinnen van den overledene om één uur in het sterfhuis saam, om zich door het lezen van Gods Woord en gebed te sterken tot den droeven gang naar den doedenakker.
Op verzoek van den ontslapene was aan Ds. J.J. v.d. Schuit de leiding der plechtigheid opgedragen. Na het lezen van 1 Thess. 4 : 13—5 : 10 herdacht Z. Eerw. in schoone bewoordingen het leven en den arbeid van Ds. J. Wisse, bijzonder in den intiemen huiselijken kring. Met hem ging een bidder heen, die aan het einde van elken dag met zijn huisgenooten de knieën boog om te bidden voor huis en Kerk, Staat en maatschappij. En dan werd in dit gebed niets vergeten, maar kranken, stervenden, weduwen en weezen, allen den Heere opgedragen. „Ik herinner mij, dus spreker, eenmaal onwillekeurig getuige geweest te zijn van een oogenblik, waarin onze broeder gemeenschap had met God. 't Was aan den morgen van zijn jaardag, toen ik zijn kamer passeerende, hoorde praten, en onwillekeurig stilstaande, hoorde ik daar een gebogen mensch met God spreken, vergeving vragende, maar ook kracht en troost zoekende als een kind bij zijn vader. In Ds. Wisse ging allereerst heen een man, die bidden geleerd had. Maar dan ook een strijder, die wanneer het de beginselen der waarheid betrof, liever alles schade leed dan ook maar iets prijs te geven.
In hartelijke bewoordingen sprak Z.Eerw. troost toe aan de familie, die zooveel in den overledene mist. Inzonderheid zijn huisgenooten, die met liefde hem hebben verzorgd, bijzonder Mej. J. Riemsma, die bijna 30 jaren hem trouw heeft geholpen. Veel heeft de Kerk, de Gemeente, de School, de ambtsbroeders in hem verloren, maar niet alleen van gemis mag gesproken; maar ook van blijden dank voor wat God ons allen in Ds. Wisse schonk.
Na ten slotte troost in het gebed te hebben gezocht, maakte men zich gereed om den ontslapene grafwaarts te dragen.
Koninklijk was de uitvaart van Ds. J. Wisse. Vóór de pastorie had zich een breede schare van belangstellenden opgehoopt, en in alle straten stonden aan weerszijden van den weg honderden menschen: voor de ramen, op de stoepen, op balkons.
Die allen legden een stilzwijgend getuigenis af van de hoogachting, welke Ds. Wisse zich in Zierikzee verworven had.
Op het kerkhof was niet minder belangstelling. In een groot vierkant stond rondom de groeve een schare van minstens duizend menschen, die door hun tegenwoordigheid den doode wilden eeren.
Rondom het graf groepeerden zich familie, kerkeraad, afgevaardigden en ambtsbroeders. Een ademlooze stilte heerschte er, en vele tranen werden geschreid, toen de kist langzaam in de groeve werd neergelaten.
Als eerste spreker trad Ds. J.J. v.d. Schuit naar voren om den onvergetelijken doode te herdenken. Herinnerd werd aan den strijd, dien hij op kerkelijk gebied te strijden had, maar ook aan den rijk gezegenden arbeid voor Kerk en School. Als dienaar des Woords had God aan hem schoone gaven gegeven, en wat zijn prediking van zoo groote beteekenis maakte, was, dat zij in alles schriftuurlijk was. Voor velen was de ontslapen broeder tot rijken zegen geweest, niet het minst voor spreker, die als kind bij hem ter catechisatie ging en als jongeling door Ds. Wisse werd opgeleid tot den dienst des Woords. Een ernstig woord richtte spreker nog tot de Gemeente om te wandelen in de wegen, door dezen getrouwen Leeraar haar aangewezen.
Als consulent der Gemeente Zierikzee sprak nu Ds. L. de Bruyne van Zaamslag een enkel woord. Gewezen werd op den rijken zegen door den Heere aan de Gemeente Zierikzee in Ds. Wisse geschonken. Sedert zijn komst was het aantal leden zeer uitgebreid, zoodat de kerk moest uitgebouwd worden. Veel liefde heeft de overledene genoten, maar ook bewezen, want altijd stond zijn huis en hart voor de Gemeente open. Ook persoonlijk weet spreker zich aan Ds. Wisse gebonden. Zeven jaar heeft hij gulle gastvrijheid in zijn huis genoten en de overledene is hem in elk opzicht tot een vader geweest, en nooit, nooit zal spreker kunnen vergeten, wat God hem in Ds. Wisse geschonken heeft. Met een krachtig vermaan tot de Gemeente, om te waken en te strijden voor de waarheid besloot spreker zijn rede.

De leeraar van Dordrecht's gemeente, Ds. L.H. v.d. Meiden getuigde van het groote verlies, dat ook de classis Dordrecht in het heengaan van Ds. Wisse getroffen had. Toen de overledene het heilig ambt aanvaardde, was het in de Gemeente van Dordrecht, en het einde zijns levens is ook in de classis van Dordrecht. Spreker resumeert enkele dingen ten bewijze, hoe vruchtbaar de bediening van Ds. Wisse ook in Dordrecht was van 1873—1875.
Namens het college van Docenten wijdde Docent P.J.M. de Bruin schoone woorden ter gedachtenis aan den beminden doode, die als docent zijn beste krachten gegeven heeft aan de Theol. School. Nauwelijks was de Chr. Ger. Kerk als verjongd weer opgestaan, of Ds. Wisse doorzag de hooge noodzakelijkheid van de wetenschappelijke opleiding van de dienaren der Kerk.
Het begin was zeer moeilijk, maar met ingespannen kracht heeft Ds. J. Wisse den grondslag voor de Theol. School gelegd. Als dienaar der Haagsche Gemeente was hij met wijlen Ds. F.P.L.C. v. Lingen, Docent aan de Theol. School. Zonder bezoldiging heeft hij de eerste jaren belangeloos aan de opleiding van predikanten gearbeid. Spreker herinert, hoe hij zelf, nadat hij de Kamper School verlaten had, omdat hij met de vereeniging van 1892 zich niet vereenigen kon, de eerste student werd en neerzat aan de voeten van Ds. Wisse.
In 1905 benoemd als Docent aan de Theol. School, nam hij weldra de plaats van zijn onvergetelijken leermeester in, en wenschte met zijn collega's voort te bouwen op het fundament, waarop ook de ontslapene gearbeid had.
De tolk van het Curatorium der Theol. School, vertegenwoordigd door president en secretaris, was Ds. T.A. Bakker van 's Gravenhage. Ook deze spreker herdacht den rijken zegen in Ds. Wisse aan de Theol School geschonken. Vier en twintig predikanten heeft hij mee helpen opleiden tot den dienst des Woords in de Christ. Geref. Kerk. De school had zijn gebed en liefde, en tot in den avond zijns levens had zij al zijn belangstelling.|
Ds. J.W. Geels sprak hierna namens de Commissie der Kas van Emeriti Pred., Pred. W. en W. De kerk achtte het zich een eere en genoegen de zorgen te mogen deelen met den ontslapene die zooveel voor de kerk heeft gedaan. Thans heeft de Heere de taak der kerk overgenomen en geeft zijn knecht de vergelding zijns loons. Een hemelsch emeritaat geniet hij thans. Hij is voor eeuwig emeritus, verlost van zonde en schuld, om volmaakt God te genieten en te dienen. Hem is een beter lot bereid, zijn heilszon is aan 't dagen.
De Heer N. Salier herdacht als ouderling der gemeente van 's Gravenhage den arbeid door Ds. Wisse in de Residentie van 1878 tot 1906 verricht. Bijzonder stond hij stil bij de uittreding van Z. Eerw. uit de Geref. Kerk, toen de Vereeniging in 1892 tot stand kwam. Hoon en smaad waren in ruime mate zijn deel; maar het smartelijkste viel hem de miskenning van wie eenmaal zijn beste vrienden waren. God gaf echter genade en eere en vergoedde in ruime mate wat Ds. Wisse van menschen ten deel viel. En zie de Chr. Geref. Kerk, in die dagen een hutje in den wijngaard, heeft God tot wasdom en groei gebracht. Namens den kerkeraad bracht spreker Gode dank voor het rijke geschenk, eenmaal in den overledene geschonken.
Ging de oude dienstknecht henen, de jonge, die zijn plaats zal innemen, uitte in gevoelvolle woorden, wat er omging in hoofd en hart. Wanneer ik hier sta, aldus candidaat S. v. d. Molen, is er een gewirwar in mijn ziel, en ik moet zeggen:


„Heilig zijn, o God, Uw wegen,
„Niemand spreek' uw hoogheid tegen.


Was er blijdschap in het hart bij de gedachte als jeugdig dienaar in de Gemeente van Zierikzee te arbeiden, voorgelicht en gesteund door de rijke ervaring van Ds. Wisse, God heeft die verwachting verbroken. Zonder den overledene zal hij thans moeten arbeiden, maar nu met God alleen. De gedachte, dat nog vóór het sterven het bericht hem bereikte, dat de roeping was aangenomen, was verkwikkend. Hier, aan dit geopende graf wekte de a.s. dienaar de Gemeente op, naar het voorbeeld van den ontslapene, getrouw aan de waarheid, gehoorzaam aan het Woord, voor God te leven.
De zwager van den overledene, de Heer De Kruijter, dankte namens de familie alle aanwezigen voor hun liefde hunne belangstelling en de laatste eer den beminden doode bewezen.
Op verzoek van Ds. J.J. v.d. Schuit werd ten laatste nog het levenslied van Ds. J. Wisse gezongen. Plechtig klonk het, aangeheven door die groote schare:


„Gedenk aan 't woord gesproken tot Uw knecht,
Waarop Gij mij verwachting hebt gegeven!


Langzaam en zichtbaar ontroerd verlieten de honderden den deodenakker, waar ze getuigen waren geweest van de Koninklijke uitvaart van den knecht des Heeren.
En op die stille rustplaats der dooden is het stoffelijk omhulsel van onzen onvergetelijken Wisse achtergebleven. Zijn lichaam ligt in het graf; maar zijn ziel is hij God, zijn leven was Christus, zijn sterven gewin. De ridderorde, hem eens als hooge onderscheiding door H. M. de Koningin verleend, wordt teruggezonden, maar, zooals Ds. v. d. Schuit zoo schoon opmerkte, God heeft hem in den hemel geridderd en hem de kroon des levens op de slapen gedrukt.
Zoo ligt bij dan op zijn slaapstede, zij aan zij met den vorigen leeraar der Zierikzeesche Gemeente, Ds. Ph.J. Wessels, in 1903 naar den hemel afgereisd. Beiden, Wessels en Wisse waren studiegenooten, zielsvrienden. In hetzelfde jaar toegelaten tot de heilige bediening, hebben beiden de Chr. Geref. Kerk voor 1892 met eere gediend. Maar ook na 1892 stonden ze schouder aan schouder. Beiden bleven het beginsel der scheiding trouw. Nog een 15 tal jaren was Wisse Wessels' opvolger — en nu rusten beiden, die met zielsbanden aan elkander gebonden waren, naast elkander als broeders in het graf: en beider zielen juichen thans voor Gods troon. Ze zijn ook in den dood en door den dood niet gescheiden.
Stil is het op die eenvoudige rustplaats buiten de poorten van Zierikzee. De jaren en wellicht nog de eeuwen zullen voorbijgaan, de zeestormen zullen ook loeien over die graven; de zon zal des daags, de maan des nachts haar schijnsel over dien doodenakker doen vallen — totdat de laatste dag aanbreekt en Jezus komt op de wolken. De bazuinen zullen slaan, de graven zich openen, de dooden opstaan. En dan herkrijgt de nu zalige Wisse met allen, die 's Heeren verschijning hebben liefgehad, een verheerlijkt lichaam, waarin de zonde niet wonen zal, maar een heilig lichaam en daarin een reine ziel, om dan tot in alle eeuwigheid God groot te maken.
„Zie, ik sterf”, zeide Jacob tot Jozef. Ja, alwat uit het vleesch geboren is, is den dood onderworpen. De besten niet uitgezonderd. De ouden gaan heen en dragen stervend hun taak aan de jongeren over. Geve de Heere aan Zijn kerk, en aan hare dienaren genade om pal te staan voor de waarheid; om niet uit ziekelijke gril de banier der kerk, het ambt trouweloos te verlaten, maar te strijden en te arbeiden naar het voorbeeld der ouden. Zeker ook Ds. Wisse was een zondaar, een mensch met gebreken, onder tranen heeft hij het menigmaal God beleden en verzoening gevonden — maar wij mogen hem nastaren als een getrouw dienaar der kerk, die gearbeid heeft zoolang het dag was.
„Maar God zal met ulieden wezen”, zoo vertroostte Jacob de achterblijvenden. Bemoedigende waarheid in allen strijd en moeite, bij alle wisseling en vergankelijkheid: God blijft. „Zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot aan de voleindiging der wereld!”
Laat ons dan steunen op deze belofte, voortgaan te arbeiden, met het oog op den getrouwen God, wiens goedertierenheid van zijn volk niet wijken zal, Wiens vredeverbond niet wankelt, maar die aan zijn kerk vervullen zal zijn heerlijke toezegging: De kinderen Uwer knechten zullen wonen, en hun zaad zal voor Uw aangezicht bevestigd worden (Ps. 102 : 28) en: „Inpaats van uwe vaderen zullen uwe zonen zijn.” (Ps. 45 : 17).
J.W. Geels

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 1921

De Wekker | 4 Pagina's

De uitvaart van Ds. J. Wisse Czn

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 1921

De Wekker | 4 Pagina's