Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Anti-Roomsche propaganda 9

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Anti-Roomsche propaganda 9

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Men heeft zich èn bij de instelling van het gezantschap bij den paus èn in den strijd tegen de processies telkens beroepen op het protestantsch karakter van ons volk. zooals dat in onze historie tot uiting gekomen is. Wij wenschen dit geen oogenblik te betwijfelen. Alleen is ons de beteekenis van dat beroep niet duidelijk, want de eerste vraag die zich hier aan ons opdringt is: zijn wij nog wat wij op grond van onze geschiedenis moesten zijn? m. a. w. zijn wij nog een protestantsch land. Numeriek ja, maar essentieel, hoe staat het dan met het protestantisme? Ik spreek nu niet eens van de gedeeldheid van het protestantisme, want dat kon juist in en door zijn deelen nog wel krachtig zijn. Maar ik bedoel de qualiteit van het hedendaagsche protestantisme. Want wij rekenen tot het protestantisme alles, wat niet Roomsch is. Maar als wij onder het niet Roomsche deel van ons volk de protestanten eens konden uitzoeken, zou dan het deel, dat letterlijk niets meer was, niet veel grooter blijken te zijn dan het deel dat nog wat voor het historisch protestantisme voelt? Wie weet, hoe de ongeloofstheorien onder ons volk is doorgedrongen, hoe de openbare school haar slachtoffers heeft gemaakt, hoe het historisch materialisme zijn aanhangers bij duizenden en tienduizenden telt, zal dit niet durven ontkennen. Wanneer nu de grootste helft der protestantsche bevolking wegvalt, omdat zij feitelijk ongeloovig geworden zijn, hoe staat het dan met de bewering? Nederland is een protestantsche natie. Zij moest het zijn op grond van haar verleden, maar helaas, zij is het niet meer en wanneer straks de ontzettende cijfers der volkstelling gepubliceerd zullen worden, dan vrees ik, dat wij met ontroering den geweldigen teruggang onzerzijds zullen moeten constateeren. Daarom heb ik de kracht en de beteekenis van dit beroep nooit gevoeld Temeer omdat de geheele processiebeweging met dit protestantsch karakter van ons volk niets heeft uittestaan. Tal van liberalen zijn niet minder vurige voorstanders en verdedigers van dit protestantsch karakter onzer natie dan een onzer. En wat beweren zij? Dat zij juist daarom voor de processies zijn, want zeggen zij: het protestantisme moet verdraagzaam zijn en die verdraagzaamheid eischt, dat wij onze Roomsche landgenooten geen moeielijkheden in den weg leggen bij hun openbare eerediensten. Ik deel op verre na dit standpunt niet, maar ik geef het maar aan als een bewijs, hoe de een met een beroep op het protestantsch karakter van onze natie bestrijd, wat een ander daarmede juist in volmaakte overeenstemming acht, en het lijdt geen twijfel, of wanneer het processie-vraagstuk in onze Tweede Kamer aan de orde gekomen was, de Vrijheidsbonders en Vrijzinnig-Democraten, juist omdat zij protestanten waren voor toelating hadden gestemd. Juist daarom lijkt mij dat beroep op het protestantsch karakter van ons volk absoluut niet sterk. Toch wil ik het in dit verband niet geheel uitschakelen, maar het op een andere wijze benutten dan het gewoonlijk benut wordt, want het kan niet geloochend worden, dat wanneer ons volk zoo Roomsch was als het nu protestantsch is er dan geen processievraagstuk zou wezen. Dan waren de processies er, gelijk zij er in de overwegend Roomsche streken van ons vaderland kunnen zijn.
In Limburg zijn de processies er, en in een deel van Brabant zijn de processies er. En er zijn inderdaad geen moeilijkheden. Het sterkste bewijs daarvoor is, dat de Ned. Herv. Kerk in Limburg geprotesteerd heeft tegen de processie beweging, zooals die boven den Moerdijk ontketend werd. Dus wanneer alle deelen van ons Vaderland zoo Roomsch waren als de genoemde, dan kwamen de processies er van zelf en niemand zou er hinder van hebben. Maar omdat het nu zoover nog niet is, omdat er boven den Moerdijk in doorsnee meer protestanten dan Roomschen wonen, en de Roomschen hun processies ook daar willen houden op den openbaren weg, moet de Overheid dit verzoek om der gevolgen wil wijzen van de hand. Want afgedacht nog van de vraag of zelfs in de overwegend Roomsche streken van ons Vaderland, de openbare weg voor dit speciaal godsdienstig doel mag worden gebezigd, is dit geen vraag meer, zoodra wij komen in een streek waar een gemengde godsdienstige bevolking woont, tusschen welke zulk eene scherpe tegenstelling bestaat als tusschen Protestanten en Roomschen, want wat voor den een een voorwerp van aanbidding is, is voor den ander een gruwel. En nu zal dat voorwerp der aanbidding rondgedragen worden langs den publieken weg, en de publieke weg, die nooit voor godsdienstig gebruik is aangelegd, zal in beslag genomen worden voor een processie, waardoor de anderen in hun nieren geprikkeld worden, waardoor conflicten en botsingen niet kunnen en zullen uitblijven. Ieder gevoelt onmiddelijk, dat de Overheid daartoe nooit en nimmer hare toestemming geven mag. En de Roomschen moesten dit niet begeeren. Het mag een wezenlijk deel van hun openbaren eeredienst zijn, en zij mogen dit als eene beperking van hunne vrijheid gevoelen, toch moesten zij zóó verstandig zijn, om te begrijpen, dat dit in Nederland niet kan, want Rome moet eerbied hebben voor het Allerheiligste, ook wanneer het in processie wordt rondgedragen en de protestant mag hier geen enkel bewijs van eerbied geven, maar moet juist daar, waar dat in het openbaar ten toon gesteld of rondgedragen wordt er zich krachtig tegen verzetten. Zoo staat het en de eenige oplossing in dit geding is, dat het blijft zooals het is: Rome behoudt de rechten die het op dit gebied heeft, maar er worde geen uitbreiding van rechten gegeven. Wij hebben nu jaren achtereen als goede buren geleefd, die buurschap moet niet worden verstoord of verbroken, daarvoor zijn de tijden te ernstig. Rome jage de protestanten niet tegen zich in het harnas, want wij hebben elkander noodig, zoodra het tegen ongeloof en revolutie gaat. Men heeft ook van die zijde de zaak wel wat sterk geforceerd. Er zijn van Roomsche zijde in het openbaar woorden gesproken, die niet gesproken hadden moeten worden. Wat op de bekende meeting te Rotterdam door den heer van Boet en pater van den Bosch gezegd is, heeft ons protestanten beleedigd. Wij willen die beleediging niet met gelijke munt betalen, maar Rome moet ons niet tarten, want dan voelen wij, dat er iets in ons gaat koken. Misschien is dat niet goed, maar het is zoo. Dan worden wij verbitterd, onhandelbaar en verkeerd en er behoeft dan maar heel weinig te gebeuren en wij hebben bloedige botsingen, waarvan de communisten de vruchten zouden oogsten. Men houde dat naar beide zijden voor oogen. Naar verluidt zou de nieuwe regeering de voorstellen die op de processies betrekking hebben, niet meer indienen. Welnu laat de Roomschen dan uit deze beweging dit geleerd hebben, dat er in Nederland nog een volk leeft, dat geuzenbloed in zijn aderen heeft, en dat het zeer gevaarlijk is, dat bloed aan 't koken te brengen.
Ds. H. Janssen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 1921

De Wekker | 4 Pagina's

Anti-Roomsche propaganda 9

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 1921

De Wekker | 4 Pagina's