Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Veronderstellen 28

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Veronderstellen 28

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de derde plaats — zoo schrijft Dr. Bavinck — is de voorstelling van de leer van Calvijn van eenzijdigheid niet vrij te pleiten. Het is Calvijn’s leer, die hij tot het einde zijns levens vasthoudt, dat het genadeverbond met zijn beloften de grond voor den doop der kindereu is. Dat is de eenige regel en de eenige rechtsgrond zoowel bij de kinderen als bij de volwassenen. En nu leidt hij daaruit natuurlijk wel af, dat de kinderen ook in hun prilste jeugd kunnen wedergeboren worden en het zaad des geloofs kunnen ontvangen. Maar dat de doop bij kinderen wedergeboorte onderstelt, dat deze in den regel aan den doop voorafgaat, dat deze de grond is van den doop, zegt hij nooit en nergens. Er worden daarvoor door Kramer ook slechts weinige plaatsen aangehaald, die, in hun verband beschouwd en in het licht van heel de leer van Calvijn gesteld, een andere beteekenis hebben, dan die Kramer er aan toeschrijft.” Dit oordeel van Bavinck is voor ons leerrijk en wijst er met nadruk op, dat de leer der veronderstelde wedergeboorte, zooals die thans door de Gereformeerde Kerken wordt beleden, niet bij onze oude Gereformeerde theologen is te vinden. Calvijn toch kan ik met vrijmoedigheid de vader onzer Gereformeerde theologie noemen. Verschjllende Gereformeerde confessies dragen zijn stempel, en zijn werk „de Institutie” is nog na zooveel eeuwen het standaardwerk voor ieder, wien de Gereformeerde belijdenis lief is.
Wanneer nu de leer der veronderstelde wedergeboorte de hartslag in den bloeitijd der Gereformeerde theologie was, gelijk de voorstanders van deze leer ons altijd willen diets maken, en dat eerst later bij het inzinken der Gereformeerde verbondsleer deze leer op den achtergrond raakte, dan staan wij voor dit groote raadsel, dat bij den vader der Gereformeerde theologie, Calvijn, bij wien alle Gereformeerde theologen ter schole zijn gegaan, de leer der veronderstelde wedergeboorte geen verdediging vindt.
Wie zich voor die leer op Calvijn beroept, wordt alleen door apriorisme (het woord is van Dr. Bavinck) geleid. Het is dan ook niet te denken dat mannen als Beza, Ursinus, Bullinger, Guy de Brès, Datheen, die allen tijdgenooten waren van Calvijn, een leer zouden voorstaan, waarvoor in gansch de Institutie van Calvijn geen bewijs is te vinden. Integendeel, Calvijn heeft zich zoo sterk mogelijk verzet tegen een leer, die niet het hart der Heilige Schrift heeft. Calvijn was een Bijbelsch theoloog in den goeden zin des woords en daarom schreef hij in zijn Institutie (4—16—20) „want die daar droomen, dat in de harten der uitverko­renen van hunne geboorte aan eenig zaad der verkiezing, ik weet niet wat, is ingeplant, door welks kracht zij geduriglijk tot de godvruchtigheid en vreeze Gods zouden genegen zijn, die hebben daarvan geen getuigenis der Schriftuur en worden zelfs door de ervaring bestraft en weerlegd.”
Toch verklaart het zich, dat de Neo-Calvinistische richting zoo zeer heeft gezegevierd in de Gereformeerde kerken. Toegestemd moet toch worden, dat genoemde Gereformeerde theologen zeer sterke uitdrukkingen bezigen, wanneer het raakt het zaad des Verbonds. Het kost waarlijk niet veel moeite om met een uitspraak van Calvijn of Ursinus „den opsteller van onzen Heidelberger Catechismus,” of van Guy de Brès, aan wien wij onze 37 geloofsartikelen hebben te danken, de leer der veronderstelde wedergeboorte te willen staven. Wanneer wij verwaarloozen het verband, waarin deze uitspraken voorkomen, wanneer wij vergeten, dat niet een enkele uitspraak maar de leer van het genade-verbond in zijn geheel bij die schrijvers dient nagespeurd, wanneer niet aan de strijdvragen uit dien tijd de volle aandacht wordt gewijd, die zulk een sterke uitspraak zeer wel verklaren, dan komt men o, zoo gemakkelijk er toe, de leer der veronderstelde wedergeboorte als de Gereformeerde leer voor te staan.
Hier herhaal ik nog eens de uitspraak van Dr. Bavinck, als hij spreekt van aanhalingen, die in hun verband beschouwd en in het licht van heel de leer van Calvijn (ik voeg er aan toe van Beza, van Ursinus, e a.) gesteld, een andere beteekenis hebben. Wij zullen dat nader onderzoeken, want ieder begrijpt van hoe groote beteekenis het is, of onze oude Gereformeerde vaderen voorstanders van de leer eener veronderstelde wedergeboorte waren, ja dan neen.
Apeldoorn
J.J. van der Schuit
 

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1921

De Wekker | 4 Pagina's

Veronderstellen 28

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 oktober 1921

De Wekker | 4 Pagina's