Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Met Israël in de Woestijn (XVII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Met Israël in de Woestijn (XVII)

Jehova Nissi (3)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En Mozes bouwde een altaar; on hij noomdo doszelfs naam:De HEERE is mijne Banier (Jehovah Nissi)!” Exod. 17:15.

De aanslag van Amalek op Israëls bestaan ligt niet buiten de voorzienigheid Gods. Verre daarvan! Alles, wat er geschiedt op dit benedenrond heeft zijne plaats in het raadsbesluit des Heeren. Zoo geschiedt er niets buiten Gods wil. Wil men, in plaats van wil, van toelating spreken, mij wel, als men daarbij slechts bedenkt, dat er in God geene lijdelijkheid is; het Goddelijke Wezen is ééne positiviteit. Het probleem betreffende de plaats, die de zonde in Gods voorzienigheid inneemt, is voor ons niet op te lossen. Dit zij ons evenwel bekend, dat, zoo er niets geschiedt buiten Gods wil, toch niemand zich daarmede zal kunnen dekken. Ieder mensch blijfr, als redelijk schepsel, verantwoordelijk voor zijne daden, en niemand zal durven beweren, tenzij lasterende, dat hij zonde deed, omdat God het wilde; elks geweten geeft getuigenis, dat de zonde volgens den eigen wil des menschen bedreven wordf, en niet voor Gods wil, toelating, raadsbesluit, is de mensch aansprakelijk, maar voor zijn eigen lust, zijn eigen afwijking en zonde. Hoewel dood door de zonden en de misdaden, onmachtig tot eenig geestelijk goed en geneigd tot alle kwaad, is en blijft de mensch Gode rekenschap schuldig van zijn werken, woorden en gedachten.
De vijandschap van Amalek tegen het Israël Gods staat dus geheel voor Amaleks rekening. Israël moet leeren, dat het „door vele verdrukkingen moet ingaan”, en in dien weg zal het leeren, wat het zegt, den HEERE tot zijne Banier te hebben; op Amalek komt de straf van zijn moedwil. Maar eerst zal Amalek zien, hoe God Zijn volk bewaart en leidt; hoe Hij Zijn volk geeft de erfenis, die het toegezegd is. Amalek moet het weten, dat er geen wapen en geen kracht bestand is tegen den Heere, dat Zijn raad bestaat en dat Hij al Zijn welbehagen doet.
Daarom wordt Amalek niet verdelgd, maar „gekrenkt”.
De Heere sprak tot Mozes: „Schrijf dit ter gedachtenis in een (eigenlijk:het) boek en leg het in de ooren van Jozua, dat ik de gedachtenis van Amalek geheel uitdelgen zal van onder den hemel!”
Zoo is het oordeel over Amalek ten volle besloten. En het is vervuld! Israël, het oude bondsvolk, heeft wel geen eigen woonplaats, maar toch zijn bestaan behouden onder de volkeren der wereld. Maar waar is Amalek? Zijn naam bestaat nog als van een volk, dat geweest is, maar overigens:de gedachtenis van Amalek is uitgeroeid. Als Israël begint te erven, krijgt het de bepaalde opdracht het vonnis aan Amalek te voltrekken. Mozes zegt dan tot het volk (Deut. 25:17—19): „Gedenk, wat u Amalek gedaan heeft op den weg, als gij uit Egypte uittoogt:hoe hij u op den weg ontmoette, en sloeg onder u in den staart alle de zwakken achter u, als gij moede en mat waart, en hij vreesde God niet. Het zal dan geschieden, als u de HEERE uw God rust zal gegeven hebben van alle uwe vijanden rondom, in hel land, dat de HEERE uw God u ten erve geven zal, om hetzelve erfelijk te bezitten, dat gij de gedachtenis van Amalek van onder den hemel zult uitdelgen: „vergeet het niet!” In Jozua's tijd houden de Amalekieten zich op den achtergrond. In den tijd der Richteren treden zij op tegen Israël, als bondgenooten der Moabieten (Richt. 3:13); in Richteren 6 lezen wij, dat zij gebruik maakten van de onderwerping van Israël aan de Midianieten om Israël te berooven. Als Israëls eerste koning, Saul, het koninkrijk over Israël heeft ingenomen, waardoor de eenheid des volks te duidelijker zich uitsprak, dan strijdt hij togen Israëls vijanden en hij handelt dapperlijk tegen de Amalekieten en hij redt Israël uit de hand desgenen, die hem beroofde (1 Sam. 14:48). In 1 Sam. 15:2, 3 lezen wij de opdracht, die Saul ontving tot verdelging van Amalek: „Alzoo zegt de HEERE der heirscharen: Ik heb bezocht hetgeen Amalek Israël gedaan heeft, hoe hij zich tegen hem gesteld heeft op den weg, toen hij uit Egypte opkwam: ga nu honen en sla Amalek, en verban alles, wat hij heeft, en verschoon hem niet, maar dood van den man af tot de vrouw toe, van de kinderen tot de zuigelingen, van de ossen tot de schapen, van de kemelen tot de ezels toe!” Er mocht van Amalek niemand en niets overblijven. Wij weten, aan welke zonde Saul zich heeft schuldig gemaakt; hij verschoonde, waar de Heere niet verschoonde. De straf volgt op de overtreding! „Omdat gij des Heeren woord verworpen hebt, zoo heeft Hij u verworpen, dat gij geen koning zult zijn!” Wat Saul in zijne verdwazing heeft nagelaten, wordt door David volvoerd (1 Sam. 27:8, 9; 30:17). Als het waar is, dat Haman een afstammeling is geweest van den door Saul gespaarden, door Samuël gedooden Agag, dan zien wij, aan de vijftig ellen hooge galg voor Hamans huis, in hem nog het gerecht Gods vervuld.
Er is geen Amalek meer!

Is Amalek de vertegenwoordiger van de Gode-vijandige machten, dan zal ook eenmaal Gods oordeel alzoo voltrokken worden aan allen, die Sion gram zijn. Het zal zijn, dat zij Sion verheerlijkt en bevestigd zullen zien, terwijl zij zelf tot de hel toe nedergestooten zullen worden. De satan, die niet ophoudt Gods volk te belagen, zal met eeuwige banden der duisternis gebonden worden. maar het volk des Heeren zal eeuwig bloeien. De wereld, die zich tegen den Heere en tegen Zijn Gezalfde stelt, zal eenmaal het oordeel dragen. De Heere zal Zijne trouw aan Zijn Israël bevestigen, Hij, die Zijn verbond houdt, niettegenstaande Zijn volk zich telkens schuldig maakt. Voor het oog van gansch het menschdom zal het eens zichtbaar zijn, dat alle instrument tegen dat volk bereid, zich tenslotte keert tegen de belagers zelf. De groote Davids-Zoon zal als Koning al Zijne vijanden aan Zich onderwerpen, en, al woeden de Heidenen en bedenken de volken ijdelheid, al stellen de koningen der aarde zich op en beraadslagen de vorsten te zamen, die in don hemel woont zal lachen, de Heere zal ze bespotten. Hun verderf is vastelijk besloten, hun vonnis geveld. Zij zullen verpletterd worden met eenen ijzeren schepter; zij zuilen in stukken geslagen worden als een pottenbakkersvat. Vreeselijk zal het zijn, als de Heere ten gerichte komen zal. Het moge voor een tijd, en, naar de wijze bedoeling Gods, tot Zijne eere en tot nauwere verbinding aan den Heere in straf en tuchtiging ten voordeele Zijns volks, schijnen, dat Amalek overheerscht, het moge schijnen, dat het volk der belofte wordt opgehouden op den weg naar het Kanaän, dat boven is, — Gods raad zal bestaan! Het doel van dien raad is niet het leven onder veel tegenspoed en strijd; dat is slechts middel. Het doel is de verheerlijking. Daarom heffe het kind des Heeren het hoofd op, als het verdrukking lijden moet, opdat het zie op Hem, die uit het diensthuis verloste en in de woestijn voert en door do woestijn leidt om te brengen in Kanaän. Daarom geen bovenmatige vreeze voor de aangroeiing der machten, die het „geen God, geen meester” in hut vaandel geschreven hebben; geen bovenmatige bezorgdheid voor de tijden, die kunnen en die zullen komen, tijden van grooten druk en van zware benauwing. De Heere zal instaan voor Zijn volk.
Hoe machtig de vijand zij, zijn macht wordt verbroken.
Hoe listig hij zijne aanslagen snede, hij zal in zijn eigen garen gevangen worden.
Sion zal, verlost, eens eeuwig zingen van Gods goedertierenheid, maar „de zondaars zuilen van de aarde verdaan worden, en de goddeloozen zullen niet meer zijn. Loof den HEERE, mijne ziel, Hallelujah!” Geen Amalek meer!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1922

De Wekker | 4 Pagina's

Met Israël in de Woestijn (XVII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1922

De Wekker | 4 Pagina's