Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Theologische School

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Theologische School

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ik hef tot U, die in den hemel zit,
Mijn oogen op, en bid ….”

Plechtig ruischte deze psalm in het vriendelijk bedehuis te Apeldoorn, waarin zich j. l. Maandagvond vele belangstellenden met de Gemeente vereenigd hadden. 't Was een plechtige ure Ds. J. J. v. d. Schuit, door de Generale Synode tot Docent aan de Theol. School benoemd, zou tot zijn gewichtig dienstwerk worden ingeleid.
Aan Ds. B. v. d. Berg van Sneek was, als president van het Curatorium, dat met het college van Docenten tegenwoordig was, deze gewichtvolle taak opgedragen. Z.Eerw. schetste deze ure als een verblijdende. Allereerst met het oog op den nieuw benoemden Docent, die het vertrouwen der Kerk ontving, om mede te arbeiden tot de Opleiding van hare aanstaande dienaren. Maar dan ook verblijdend voor de Theol. School. Met een enkel woord herinnerde spreker aan hare historie, gedacht aan hare grondvesters, Ds. J. Wisse en Ds. F. P. L. C. v. Lingen. Ten slotte was deze ure ook verblijdend voor de kerk des Heeren in ons vaderland. Haar bloei houdt onder den zegen des Heeren zoo nauw verband met dien der Theol. School.
Na kracht en wijsheid in het gebed te hebben gezocht, en nadat gezongen was Ps. 119:9 en 22, bepaalde Ds. v. d Berg de gemeente bij het schriftwoord, door Judas in zijn brief neergescheven, n.l. het laatste gedeelte van het derde vers, „en u te vermanen. dat gij strijdt voor het geloof, dat eenmaal den heiligen overgeleverd is.
Na toelichting van het tekstverband, omschreef spreker zijne hoofdgedachte.

„De strijd van Christus' dienaren”

In een 4tal punten ontwikkelde spreker zijn thema:

a. het edel karakter van dezen strijd;
b. de hooge noodzakelijkheid van dezen strijd;
c. de bekwaammakende kracht tot dezen strijd;
d. het God verheerlijkende doel van dezen strijd.

Over eenigen tijd wordt het gesprokene in „de Wekker” opgenomen, zoodat alleen met een enkel woord kan geconstateerd: het was een kostelijke, leerrijke predikatie.
Het was een gewichtvol oogenblik, waarin spreker zich tot Ds. J. J. v. d. Schuit wendde, die onder eene ademlooze stilte met: „ja, ik van ganscher harte” antwoordde op de hem gestelde vragen.
Hartelijke woorden van gelukwensch en zegenbede sprak hierna de bevestiger De Gemeente, opgewekt om wat er leefde in haar hart te vertolken, deed dat met de woorden van Ps 20 : 1 :

„Dat op uw klacht de hemel scheure!
„Dat zich de Heer ontdekk'!
„De God van vader Jacob beure
„U in een hoog vertrek!
„Hij doe in gunstrijk welbehagen,
„Uit Sions tempelzalen.
„Om u te helpen en te schragen,
„Zijn legen nederdalen!”

In dankgebed werden ten slotte de belangen der Theol School den Koning der Kerk opgedragen en zegen gevraagd voor allen, die binnen hare muren arbeiden, met de bede van Mozes:

„Laat Uw genâ ons met haar troost ver rijken,
„En laat Uw werk aan Uwe knechten blijken.”

Dinsdagmorgen waren vele vrienden der Theol. School in do Aula saamgekomen om te luisteren naar het woord van Doc. J J. v. d. Schuit, die in deze ure zijne intrede deed.
Behalve Curatoren, Docenten en Studenten, waren er Deputaten van den kerkeraad van Amsterdam en Apeldoorn, verschillende ambtsbroeders, met velen uit andere plaatsen.
Te half elf opende Ds. v. d. Berg. president-curator, het plechtig samenzijn. Na het zingen van Ps. 89 : 7 ging ZEerw. voor in gebed en leest daarna Ps 89:1—18. Spreker verwelkomde de aanwezigen en sprak den wensch uit, dat het geklank van dezen morgen als een rechte weerklank Tan het geklank ons mocht verheugen, en verzocht daarna Doc. v. d. Schuit, het onderteekeningsformulier met zijne handteekening te onderschrijven.
Doc. J. J. v d. Schuit, het woord verkrijgende, sprak uit, dat het Soli Deo Gloria hem op dit oogenblik vervult, niet als eene algemeenheid, maar als confessio cordis, belijdenis des harten. Verzekerd is hij van Gods leiding. Tot het „Soli Deo Gloria” gevoelt hij zich opgewekt. Als 's Heeren kracht hem schraagt, zal het zijnen arbeid aan de school tot doel en grens zijn.
Tot onderwerp had spreker gekozen

Mystiek en Dogma.

Het gaat niet, om van dit weldoordachte en doorwrochte woord een breed overzicht te geven; wij hopen dat ZEerw. door den druk zijne rede tot gemeen goed zal willen maken. Daarom alleen het volgende.
Tot de keuze van het onderwerp leidde de overweging van het belang der omschrijving van de juiste verhouding van Mystiek en Dogma, a met het oog op eigen kerkelijke sfeer, waarin wij toch nog niet aan het einde zijn met het zoeken van het evenwicht tusschen objectief en subjectief; b met het oog op de meer wetenschappelijke sfeer, waariu de definieering van geloof en wetenschap, religie en theologie, enz. zoo nauw samenhangt met die verhouding; c met het oog op de volkspsyche, daar toch onder het volk het conflict (als aanwezig gedacht cf gevoeld) wordt versterkt en aan de eene zijde alle positiviteit verloren wordt om in gevoelsrimpelingen onder te gaan, terwijl aan de andere zijde heil gezocht wordt in dor intellectualisme.
Spreker sprak over de verhouding tusschen mystiek en dogma, 1∘. historisch geschetst, 2∘. critsch getoetst, 3∘. synthetisch gegrepen.
In de behandeling van zijn eerste punt ging spreker na hoe in de eeuwen, die achter ons liggen, mystiek en dogma beurtelings zijn gehuldigd, Reeds in de eerste eeuwen was er strijd over de verhouding van beide. Waar de eene „school” het „wat heeft Jeruzalem roet Athene te doen?” huldigde, werd op eene andere naar vereeniging van geloof en wetenschap gestaan. Gewezen wordt op de scholastiek der Middeleeuwen, waarin het dogma alles en alles was De reformatie bracht de rechte mystiek weer in eere. Later evenwel eene dialectiek die de scholastiek op zijde streefde. Hot rationalisme doet het dogmatisme neer storten. Kant met zijn „du sollst” leidt weder tot mystiek, evenzoo Sleiermacher met zijn weten op gevoel gebouwd. Tegenwoordig vindt de mystiek contra het dogma hare kweekers in het modernisme en etisch beginsel. In den bloeitijd der kerk werd evenwel de rechte verhouding gekend en beleden tegenover het dualistisch standpunt, dat noch aan mystiek noch aan dogma recht verschaft. Calvijn en Gijsbertus Voetius worden als vertegenwoordigers van hen geschetst, die de rechte verhouding kenden.
Als spreker de verhouding critisch toetst, omschrijft hij eerst beider begrip, taxeert daarna beider waarde, om daarna de psychologische verhouding te bepalen. Daarbij wijst spreker op de unio mystica, de verborgen eenheid van den geloovige met Christus door den H. Geest, maakt onderscheid tusschen schriftgeleerd en godgeleerd. In de eerste kan bij de rechte verhouding tusschen mystiek en dogma niet vinden, in het laatste wel. De unio mystica is voorwaarde èn voor de rechte mystiek èn voor het rechte vragen naar het dogma. Religie zonder dogma is een schip zonder roer; dogma zonder religie een roer zonder schip Spreker onderwerpt de 3-vermogensleer aan scherpe critiek en wijst er op, hoe het invoeren van het gevoel vermogen in do psychologie leiden moest tot eene bevoorrechting van de mystiek ten koste van het dogma. Geen tegenstelling tusschen hoofd en hart. Ook geen prioriteit!
In zijn laatste punt wijst spreker er op. dat mystiek en dogma, synthetisch gegrepen, geene tegenstelling maar eene harmonische eenheid vormen. Eén zijn ze beide in kenbron, in object, in doel. Beide putten uit hetgeen God zelf hoeft geopenbaard in Zijn woord; beide richten zich op hot ééne voorwerp n.l. God; beide bedoelen zij het „Soli Deo Gloria.”
Na herinnerd te hebben aan zijne onvergetelijke leermeesters, Do. Wisse en Ds. van Lingen, richt Doc. v. d. Schuit zich in hartelijke toespraak tot curatoren, inzonderheid zijn bevestiger, Ds. v. d. Berg, tot Docenten, Studenten en afgevaardigden der gemeente Amsterdam. Duidelijk kwam uit met hoe teere en sterke banden hij aan Amsterdam gebonden was geweest.
Met eene heenwijzing naar die volmaaktheid, waarin de eenheid tusschen mystiek en dogma ongestoord en volkomen zal zijn, eindigde spreker zijne met groote belangstelling gevolgde rede.
Na het zingen van Ps 25:7 sluit ZEerw. het samenzijn met dankzegging.
Terugziende op dezen morgen is het in ons hart „Soli Deo gloria” met de bede: Heere, verhef gij over hem het licht Uws aanschijns.”

X.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1922

De Wekker | 4 Pagina's

Theologische School

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1922

De Wekker | 4 Pagina's