Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze onsterfelijkheid - V

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze onsterfelijkheid - V

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geleerd door de argumentatie van Jezus tegenover de Sadduceeërs wenschen ook wij enkele bewijzen voor de onsterfelijkheid te noemen. Vergeten wij daarbij niet, dat dit hot kenmerkende in de bewijsvoering van den Heiland is, dat hij er op doelt, hoe onredelijk, hoe ongerijmd het is, de onsterfelijkheid weg te cijferen.
Dan treffe ons eerst de bijzondere oorsprong van den mensch. Hoe eenvoudig en toch hoe inhoudrijk staat het in den Bijbel. „Adam, de Zoon van God!” Legt daar nu eens naast, wat ge in den bijbel van het materialisme (stofaanbidding) leest en dan vindt ge „de mensch, de zoon van den aap”. Ik weet niet, hoe het zulken stofaanbidders gaat, wanneer zij wandelen door een diergaarde, waar ze hun voorouders achter tralies stevig opgesloten vinden, maar mij dunkt, wanneer de regel opgaat „soort zoekt soort”, dan weet ik nog zoo dadelijk niet, waar de grootste apen te vinden zijn, vóór òf achter de tralies, 't Is volkomen waar, dat de Bijbel den mensch niet hoog aanslaat, als gesproken wordt van 's menschen diepen val en algeheele verdorvenheid, 't Is iets vreeselijks voor deze, zoo gecultiveerde, eeuw om te hooren de aanklacht der aloude belijdenis „dat wij van nature geneigd zijn God en onzen naaste te haten”. Men bestormt liever het spreekgestoelte om den adel en de glorie van den mensch te bezingen, dan dat men zulk een krenkend oordeel over den mensch zou vellen! Maar dan is hier toch zeker de vraag gewettigd, welke leer den mensch meer verlaagt, òf die des Bijbels, waar wij den oorsprong des menschen hebben te zoeken in den hof van Eden en hem als beelddrager Gods aantreffen, òf die van het materialisme, dat ons meeneemt naar den dierentuin, waar de mensch zijn beeld in de een of andere aapsoort kan ontdekken. Waarlijk het behoeft niet twijfelachtig te zijn, welke leer den mensch meer verlaagt, die zegt: „gij, o mench, gij zijt van Gods geslacht” of, „gij, o mensch, gij moet uw „Aap zijn” bewust worden”. En al is het waar, dat de Heilige Schrift spreekt van 's menschen diepen val, zij laat den mensch niet in dien kuil liggen, maar zingt het schoonste Hallel voor onze ooren, om in Christus wederom bijeen te vergaderen de dingen, die in den hemel en die op de aarde zijn. Al ligt alles gebroken in Gods schepping, eens zal alles weer aan zijn oorspronkelijke bestemming beantwoorden en wordt weer alles in zijn relatie tot God teruggebracht. In die schepping nu, die èn in haar oorsprong èn in haar toekomst zoo vol is van de schoonste hymnen, die midden door haar tranen en haar zuchten heen de fakkel der hoop omhoog beurt, neemt de mensch een gansch bijzondere plaats in. Want wanneer op Schriftuurlijk standpunt alle oorsprong van scheppingsgrootheid in God kernt, dan mag het niet aan onze aandacht ontglippen, dat de mensch in dit wordingsproces een geheel eenigen oorsprong heeft. Waarom ik hier zoo den vollen nadruk op wil leggen, daar het hier in deze artikelen niet gaat over den oorsprong, maar over het einde des menschen? Maar wie beseft hier niet, dat juist deze bijzondere oorsprong des menschen tevens zijn geheel eenige bestemming bepaalt? Wie de geboorteacte van den mensch kent, zooals die ons in Gods Woord is nagelaten, ziet aanstonds het licht opgaan over menige vraag, die voor het ongeloof een mysterie blijft. Niemand beter dan het ongeloof heeft begrepen, hoe deze oorsprong des menschen tegelijk de hoop der onsterfelijkheid wettigt. Hieruit verklaart het zich, dat heel de school des ongeloofs stormgeloopen heeft om, ware het mogelijk, heel 't scheppingsverhaal tot een lengen te maken, Feitelijk gaat heel de strijd over den eersten tekst uit den Bijbel: „In den beginne schiep God den hemel en de aarde”. Wie deze eerste regels uit den Bijbel aanvaardt, heeft daarmede uitgesproken, niet alleen zijn geloof in een persoonlijk God, maar tevens de mogelijkheid en de werkelijkheid eener openbaring Gods, heeft de beteekenis van den godsdienst in zijn wortel gegrepen, heeft het wonder erkend, heeft de zonde in haar karakter als afval van en opstand tegen God gezien, heeft de opstanding der dooden verklaard, want hij buigt dan voor dien God, die de dingen, die niet zijn, roept, alsof ze waren. Geen wonder dat het ongeloof alle eeuwen door het juist zoo sterk op die eerste bladzijden uit den Bijbel gemunt heeft. Kon 't geen wij daar lezen als onhoudbaar worden aangetoond, dan is al hetgeen, wat verder die 66 boeken verhalen, ven nul en geener waarde. Maar tot hiertoe heeft nog geen stelsel iets gegeven, wat meer bevredigt ons denken en wat meer nut schenkt aan onzen geest, dan wat de Heilige Schrift van den oorsprong der dingen en bovenal van den oorsprong des menschen verhaalt.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juli 1923

De Wekker | 4 Pagina's

Onze onsterfelijkheid - V

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juli 1923

De Wekker | 4 Pagina's