Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Kerkregeering

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Kerkregeering

Art. 26 D. K. O. en de Armenwet.

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

Volgens Art. 5 der armenwet hebben de diaconieën rechtspersoonlijkheid, want alleen de plaatsing op de lijst van ,,instellingen van Weldadigheid” door Burg. en Weth. geeft reeds rechtspersoonlijkheid. Alleen moet de diaconie haar reglement inzenden. Bij verzuim hiervan kan zij eene boete oploopen van hoogstens ƒ25.—, volgens Art. 78 A.wet.
Bij de bespreking der armenwet in de Tweede kamer kwam er van „Gereformeerde zijde” echter bezwaar tegen Art 5. Men vreesde, dat de diaconieën, wanneer zij rechtspersoonlijkheid bezaten, volgens Art. 5 Armenwet, dat zij dan zelfstandig zouden komen te staan tegenover de kerkeraden. Zij zouden dan een lichaam zijn met rechtspersoonlijkheid, naast den kerkeraad, terwijl volgens de D. kerkorde de diaconie aan den kerkeraad onderworpen is.
Er zijn er onder de rechtsgeleerden der „Geref. kerken”, die echter dit bezwaar niet deelen. Zij meenen, dat er onderscheid gemaakt moet worden tusschen rechtspersoonlijkheid en handelingsbevoegdheid. Rechtspersoonlijkheid, zoo zeggen zij. beteekent alleen, dat de diaconie op haar naam gebouwen en goederen kan bezitten, maar daarmede nog niet de bevoegdheid heeft om die goederen zelf te beheeren en in rechten zelf op te treden. Alleen handelingsbevoegdheid geeft het recht de goederen zelfstandig te beheeren en dat kan eene diaconie nooit hebben, omdat de D. kerkorde die bevoegdheid alleen aan den kerkeraad heeft gegeven.
Minister Heemskerk gevoelde terecht het bezwaar tegen Art. 5 en voegde er daarom deze clausule aan toe: „Het voorkomen op de lijst, bedoeld in Art. 5, brengt mede de hoedanigheid van rechtspersoon, voor zoodanige instellingen, welke niet uit anderen hoofde die hoedanigheid bezitten of ten aanzien van het verkrijgen van die hoedanigheid en de vervallen verklaring daarvan aan de bepalingen van eene andere wet zijn onderworpen.”
Onder dit laatste gedeelte zijn de diaconieën begrepen. Zij hebben reeds de hoedanigheid van rechtspersoon volgens eene andere wet, n l. die op de kerkgenootschappen van 1853. En volgens Art. 5 alinea 2 hebben dergelijke instellingen als de kerken, die naast de armenzorg nog een ander doel beoogen, n.l. prediking enz., niet alleen voor de armverzorging, maar ook voor dat andere doel rechtspersoonlijkheid. Volgens Art. 5 zooals het toen met de clausule werd aangenomen hebben dus de kerken of gemeenten rechtspersoonlijkheid en dus ook de diaconieën, die aan de kerkeraden onderworpen zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 november 1923

De Wekker | 4 Pagina's

Onze Kerkregeering

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 november 1923

De Wekker | 4 Pagina's