Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Zich heiligende Hoogepriester Zijns volks (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Zich heiligende Hoogepriester Zijns volks (II)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ik heilig mijzelven voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid.Joh. 17 : 19.

„Alzoo Hij de Zijnen, die in de wereld waren, liefgehad heeft, zoo heeft Hij ze liefgehad tot het einde.”
De Heiland is voor de smarten, die Hij dragen moest, niet teruggedeinsd. Hij heeft den lijdensbeker tot den bodem toe leeggedronken. Alle smaad en spot, alle leed en pijn heeft Hij gedragen als het Lam Gods dat ter slachting geleid, zijnen mond niet opendeed.
't. Was voor de Zijnen, dat Hij zich gaf. Alleen door bet dragen van den toorn Gods, kon de gerechtigheid Gods voldaan worden. En ais Hij als overwinnaar den geest beveelt in 's Vaders banden, dan kan Hij dat doen, terwijl Hij te voren Zijn „Het is volbracht!” over Golgotha heeft doen klinken, want geen quadrantpenning der schuld Zijns volks was onbetaald gebleven.
Zoo heeft Hij als de rechtmatige Borg, de schuld der Zijnen geboet. „Om onze ongerechtigheden”, zegt de profeet, „is Hij verbrijzeld.” De straf, op de zonde bedreigd, door Hem gedragen, is dus afgewenteld van degenen, voor wie Hij Zijn leven liet.
Als de Heiland echter zegt: „Ik heilig mijzelven voor hen”, dan laat Hij er niet op volgen: „opdat zij vrij zouden zijn van schuld, vrij van het oordeel des doods”, maar „opdat ook zij geheiligd zouden zijn in waarheid.”
De Heere Jezus heeft voor de Zijnen geleden, is voor hen gestorven, d. i. Hij heeft in hunne plaats geleden en is in hunne plaats gestorven. Daarmede echter is het doel en de kracht van het lijden en sterven slechts ten halve omschreven. Hij leed en stierf voor, d. i. in de plaats, maar ook voor, d. i. ten behoeve van de Zijnen. Voldoening der schuld moet gevolgd worden door, gepaard gaan met verzoening met den Schuldeischer.
Denk u een oogenblik in, dat de werkzaamheid van den Borg zich alleen bepaald hadde tot het dragen der straf, meer niet. Zou er dan van gemeenschap des Heeren sprake hebben kunnen zijn met den mensch? Deze laatste ware dan gebleven, die hij was, een zondig schepsel, levende niet naar God maar naar de wereld, naar de zonde, naar de ongerechtigheid gekeerd. Hij ware gebleven een vijand van God, had blijven spreken tot den Heere: Wijk van mij, want aan da kennis Uwer wegen heb ik geen lust. Hoe zou er dan van zaligheid sprake hebben kunnen zijn. De zaligheid bestaat niet hierin alleen, dat wij niet verwezen worden naar de smarten van het eeuwig verderf, zij bestaat in een in vrede genieten van de gemeenschap Gods, daarin, dat er niets is, dat scheiding maakt, en daarentegen alles is, wat verbindt.
De heide, hoort men wel eens zeggen, kan niet van eene zijde komen.
In zekeren zin is dit eene oppervlakkige uitspraak. De liefde Gods komt wel van ééne zijde. Zij kan echter niet van ééne zijde blijven. Zij vraagt liefde, zij wekt liefde en in die wederzijdsche liefde ligt de zaligheid.
En nu bidt de Heiland voor de zijnen en zegt, dat dit het doel Zijner heiliging is, dat ook zij geheiligd worden in waarheid.
Daar zal dus iets voor den mensch gebeuren, er moet ook iets met hem plaats hebben. Wat voor hem gebeurt, is bet lijden en sterven van het Lam Gods. Hij zelf moet worden geheiligd.
Ook dit heiligen beteekent niet anders dan afzonderen.
Niet afzonderen tot de eeuwige gelukzaligheid; dit ligt reeds in de verkiezing.
Maar afzonderen van de wereld, waarin zij verkeeren; zoo, dat zij wel in die wereld, doch niet van die wereld zijn.
Dat heiligen moet zijn een heiligen in waarheid.
Ten allen tijde zijn er menschen geweest, die zich. afzonderden, ook wel, die door God afgezonderd waren, en van wie toch niet kon gezegd worden, dat zij geheiligd waren in waarheid. Laten wij het heidendom rusten en bepalen wij ons tol het Jodendom, dan vinden wij onder de kinderen Israëls menschen, die zichzelven afzonderden, een bijzondere plaats onder hen innamen, zooals de Esseën, die in onthouding en afgezonderd leven hun heil zuchten en de Farizeën, die zich van de andere Israëlieten onderscheidden door een streng wettisch leven. Kan van hen gezegd worden, dat zij in waarheid geheiligd waren, d.i. niet alleen voor het uitwendige doch ook naar het inwendige Gode toegekeerd? Da Heilige Schrift doet ons hen kennen als menschen vol eigengerechtigheid. Door den Heere was de stam van Levie en in 't bijzonder het geslacht van Aaron geheiligd tot het priesterschap. Waren al deze priesters priesters om 's Herren wil al waren zij net door Zijn wil? De vorm kan zoo streng gehandhaafd worden, terwijl het wezen ontbreekt, en de vorm werd niet eens altijd gehouden.
Het heiligen in waarheid is noodzakelijk. Het toekeeren Gods moet een toekeeren des menschen ontmoeten.
Een toekeeren des menschen? Kan de mensch zich dan tot God keeren?
Geenszins. De Heiland zegt dan ook niet: „Ik heilig Mijzelven, opdat zij zich zouden heiligen in waarheid,” Dit zou het vermogen in den mensch onderstellen, ons zulks te does. De lijdende vorm wordt gebruikt: „opdat zij geheiligd mogen zijn in waarheid,”
Moest de mensch het zelf doen, geen vleesch zou behouden worden. Hij is onmachtig onder de zonde.
Maar ons formulier van het H. Avond-maal drukt het zoo schoon uit, dat Christus door Zijn bitter lijden en sterven den levendmakenden Geest verworven heelt, opdat wij door denzelven Geest, die in Christus, als in het Hoofd, en in ons als Zijne lidmaten woont, met Hem waarachtige gemeenschap zouden hebben, en aan al Zijne goederen, het eeuwige leven, de gerechtigheid en heerlijkheid deelachtig worden.
Door dien levendmakenden Geest is de wedergeboorte, is de bekeering, bet toekeeren tot God, het Hem geheiligd zijn. Wordt die Geest gemist, dan mogen er schoone vormen zijn, maar de zaak waar het om gaat, ontbreekt. Zonder dien Geest geen leven, geen zaligmakend geloof. Zonder dien Geest geen ware Godskennis en kennis van onszelf. Zonder dien Geest beseffen we niet, hoe groot onze zonde en ellende is, en zal dus ook de vraag, hoe wij van onze zonde en ellende verlost worden, voor ons van geene practische beteekenis zijn!
In waarheid geheiligd — dan wordt de behoefte aan genade gekend en uit de diepte geroepen tot Hem, bij wien uitkomsten zijn voor verlorenen. Dan leert de ziel om 's Heeren wil vragen naar Zijne heil ge wet. Dan is er dat hartelijk leedwezen over de zonde, omdat wij God door onze zonde vertoornd hebben en een boe langer hoe meer haten en vlieden der ongerechtigheid. Dan is er, zij 't in den aanvang een uitzien naar die zaligheid, een hartelijke vreugde in God door Christus, een lust en liefde, om naar den wil Gods in alle goede werken te leven.
In waarheid geheiligd — dan gaat ons harte uit naar den Heere en vinden wij er in eene droefheid naar God, die eene onberouwelijke bekeering werkt tot zaligheid. Petrus kende die heiliging. Zij spreekt zich uit in zijn antwoord op de vraag des Heilands: „Hebt gij Mij lief?” „Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet, dat ik U liefheb!” Waar dan ook die ware heiliging is, daar moge van geen zondeloosheid gesproken kunnen worden, maar in zijn smart en weenen gaat bet harte uit tot den Heere en de bede, om Jezus' wil, klimt op tot den troon.

Wij zijn in de z. g. n. passie-of lijdensweken.
Jezus Christus wordt ons voor de oogen geschilderd, onder ons gekruist zijnde.
Gij ziet toch meer, mijn lezer! dan smarten en wonden, hoort toch meer dan schimp en spot? Of is het voor u alleen historie, laat het zijn aantrekkelijke, roerende historie?
Als wij dat lijden recht mogen zien, wat zegt het ons dan veel, dat wij met schaamte moeten bekennen. Het spreekt ons van onzen val, van ons niet-heilig zijn naar God, gelijk het ons ook spreekt van onze ongerechtigheid voor Zijn aangezicht. Zeker, door de wet is de kennis der zonde; dat lijden echter doet ons te meer de verfoeilijkheid onzer ongerechtigheid zien. Dat wij, ziende den lijdenden Borg, beweenen mogen onzen afval, onze afkeering van God.
Maar ook, zien wij Gods genade in den gekruisten Christus.
Hij, die geen roof geacht heeft, Gode gelijk te zijn, beeft zichzelven geheiligd.
En nu vloeien uit Zijne wonden en van Zijn kruis ons toe de genadegaven van leven en vrede: wedergeboorte, bekeering, bewaring, bescherming, leiding tot aan, tot over het graf in eeuwige zaligheid.
Moogt ge als een geheiligde des Heeren dat lijden zien, dan verstaat gij het, als het Avondmaalsformulier spreekt van de heerlijke gedachtenis van den bitteren dood des Heilands.
Dan buigt ge u diep, zeer diep voor den Heere, met een: Bij U, Heere, is de gerechtigheid; bij ons de beschaamdheid der aangezichten.
Maar ook heft ge het hoofd omhoog.
„Door Zijne striemen ons genezing!”
„Verbrijzeld om onze ongerechtigheid!”
Loof den Heere, mijne ziel, want uw weerspannig overtreden verzoent en zuivert Hij. Door het zich heiligen van den eenigen Hoogpriester is de zaligheid mogelijk, in de vergeving der zonden, in de heiliging tot God, waardoor gij uitgaat, om Hem te kannen, Hem te bezitten, Hem lief te hebben, volkomen, eeuwiglijk.
Heilig ons, Heere, opdat wij heilig mogen zijn !
Heilig ons, in Hem, die Zichzelven heiligde.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1924

De Wekker | 4 Pagina's

De Zich heiligende Hoogepriester Zijns volks (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1924

De Wekker | 4 Pagina's