Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

Het Genadeverbond

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

V., te L., vraagt: „met wie is het Genade verbond opgericht ?” Het antwoord van A. Hellenbroek: „alleen met de uitverkorenen”, acht V. niet in. overeenstemming met Schrift en Belijdenis.
A. v. d. G. te R., hoorde beweren, „dat Christus het Hoofd van het Genadeverbond is,” maar oordeelde, dat deze stelling den toets van Gods Woord niet kan doorstaan.

In verband met deze gewichtige vragen, die elkander zeer nauw verwant zijn, vragen V. en G. nadere inlichting.
De leer van het Genadeverbond beslaat een breede plaats in de gereformeerde theologie, waarvan ze een schoone vrucht is. En terecht! Want deze leer verheerlijkt het vrij ontfermen Gods, en ontsluit een troostbron voor de Kerk. Toch is het opmerkelijk, dat het eerst voor de reformatoren was weggelegd, de Verbondsleer uit de H, Schrift op te bouwen. Zoo ontvouwde Calvijn in zijn „Institutie” de onschatbare waarde van uit dogma, en vooral was dit voor de godgeleerden te Zurich het uitgangspunt voor de praktijk der godzaligheid. Bij de ontwikkeling van de Verbondsleer was er in de eeuw der reformatie onder de theologen geen noemenswaard verschil, Bij de vraag: „met wie God het Genadeverbond heeft opgericht”, wazen allen naar Gen. 17:7, waar Abraham en zijn zaad als de bondelingen worden genoemd.
Omtrent het begin der 18e eeuw werden echter andere klanken gehoord. Er kwam een nieuw element in de Verbonds beschouwing. Dan vindt men bij godgeleerden als Brakel, Lampe, Heilenbroek, à Marck, Franken e.a. de voorstelling, „dat God Zijn Verbond beeft opgericht met den uitverkoren zondaar.” En historisch onderzoek laat zien, dat deze voorstelling tot op dien tijd onbekend was bij de godgeleerden in ons land. Deze beschouwing was dan ook van uit Engeland geimporteerd, mogelijk wel als gevolg van het: nauwere contact, dat er meer en meer kwam tusschen de Engelsche en Nederlandsche theologen. De voorstelling als zou God met den uitverkorenen zondaar het Genadeverbond opgericht hebben, vinden we officieel vastgelegd in den Catechismus van Westminster (uitgave 1648).
De gedachtengang is dan deze, dat God de Vader van eeuwigheid een Genade-verbond heeft opgericht, niet met den zondaar, maar met Christus den Verlosser, die hierbij niet voorkomt als Middelaar, maar als Hoofd des Verbonds, vertegenwoordigende allen, maar ook alleen de uitverkorenen. Krachtens deze voorstelling spreken de voorstanders van deze beschouwing dan ook van een eeuwig Genadeverbond, dat dus voor de grondlegging der wereld is gesloten. Hieruit vloeit dan verder deze conclusie voort, dat alle uitverkorenen in Christus van eeuwigheid gerechtvaardigd zijn; een verbondsbeschouwing, die een supralapsaristischen geest ademt, en sedert jaren is zekere kringen overheerschend is.
Wanneer we nu tegen deze Verbondsbeschouwing opkomen, willen we allereerst nadrukkelijk uitspreken, dat God van eeuwigheid alle dingen in Zijn raad heeft bepaald. Ook de oprichting van het Genadeverbond, ook de rechtvaardiging des zondaars, evenzoogoed als Hij in Zijn ondoorgrondelijk welbehagen de Schepping besloten hoeft. Maar dit geeft toch geen recht om van een eeuwige Schepping te spreken. Zoo ook spreken we niet van een eeuwig Genadeverbond, dat eerst nà den val is opgericht, hoewel het wortelt in Gods eeuwigen raad.
Alles komt bier op de juiste onderscheiding aan in betrekking tot de leer der verbonden. Zij, die leeren, dat God met Christus het Genadeverbond heeft opgericht, vereenzelvigen het Genadeverbond met het Verbond der verlossing, ook wel Raad des vredes genoemd. En toch dient tusschen beiden recht onderscheiden te worden; want het zijn twee verbonden, die wezenlijk van elkander verschillen.
Vooreerst, wat betreft de partijen, In het Verbond der verlossing (raad des vredes) zijn do Goddelijke personen de Verbondspartijen, de Vader de eerste, de Zoon de tweede partij. In deze overeenkomst ging het tusschen den Vader en den Zoon over de wijze, waarop de uitverkorenen Gods zouden worden verlost van sonde en schuld, vloek en dood. De Vader eischte een volkomene genoegdoening aan Zijn onkreukbaar recht, de Zoon verbond zich om voor allen, die Hem van den Vader gegeven waren, te voldoen (Psalm 40) en ontving als Zijn loon: „de heidenen tot zijn erfdeel, en de einden der aarde tot Zijne bezitting” (Psalm 21).
In het Genadeverbond is de Drieëenige God de eerste en zijn de geloovigen en hun zaad de tweede partij. Gen. 17:7 noemt nadrukkelijk als Verbondspartijen God en Abraham en zijn zaad. Van partijen als van Vader en Zoon is hier geen sprake. Maar ook de Doop spreekt zoo duidelijk. Teeken en zegel van het Genadeverbond wordt in den naam der Drieëe-nigen Gods, Vader, Zoon en H, Geest ontvangen. Ook hier zien we dus God Drieëenig als de eerste partij, de doopeling als de tweede partij. Leest hierbij eens de schoone verklaring van het Doopsformulier: „En als wij in den Naam des Vaders gedoopt worden, zoo betuigt en verzegelt ons God de Vader”, enz., en verder: „en als wij in den Naam des Zoons gedoopt worden”, enz., es eindelijk: „als wij in den Naam des H. Geestes gedoopt worden” enz. Een ieder der drie Goddelijke personen doet de allerdierbaarste belofte aan den gedoopten bondeling.
Ook valt het onderscheid tusschen Verbond der Verlossing en Genadeverbond in het oog, wat aangaat den tijd van oprichting. Het eerste is van een eeuwigheid, het tweede in den tijd (Gen, 17 : 7) en geheel de H. Schrift door wordt er van gesproken, dat het Verbond der genade niet van eeuwigheid, maar in den tijd is opgericht. (Ex. 2 : 24, Deut. 8:18,2 Kon. 13 : 23, Luc. 1: 27, Hand. 3:25, Gal. 3:17).
Ook blijkt er tusschen beide verbonden onderscheid te zijn, wat betreft beider karakter. In het Verbond dar genade staat elke bondeling persoonlijk verantwoordelijk, zoowel in het aanvaarden als in het verbreken des Verbonds. Hiervan zou geen sprake zijn, als Christus het Hoofd des Verbonds was; dan was het persoonlijke element van iederen bondeling uitgeschakeld. Zoo treedt Christus wel als Hoofd op in het Verbond der Verlossing, vertegenwoordigen de alle gegevenen des Vaders. Maar niet in het Genadeverbond, dat niet met Hem, maar ook door Hem met Abraham en zijn zaad is opgericht.
Voorts het Verband der Verlossing is onverbrekelijk. Allen daarin opgenomen worden zalig, omdat aan alle voorwaarden door Christus als het Hoofd is voldaan. Maar Gods Woord zegt, dat het Genade-Verbond verbroken kan worden. In Gen. 17:14 lezen we: „die niet besneden zal worden, die ziel zal uit hare volken uitgeroeid werden: hij heeft Mijn Verbond gebroken”. Dergelijks uitdrukkingen treffen we herhaaldelijk in de H. Schrift aan.
Plaatsruimte laat niet toe, hierop dieper in te gaan, maar met al het genoemde meenen we eenigszins aangetoond te hebben, dat Christus niet is het Hoofd van het Genadeverbond maar van het Verbond der Verlossing. Dat alzoo niet met Hem maar mat de Kerk en haar zaad het Genadeverbond is opgericht door den Drieëenigen God.

A. (Apeldoorn) G.

P S. Het is onnoodig de brandklok te luiden, als men zijn ingezonden vragen niet spoedig genoeg beantwoord ziet. Men wachte geduldig zijn beurt af.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 1924

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 april 1924

De Wekker | 4 Pagina's