Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christus in de Religie (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christus in de Religie (II)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vermelde opvatting van het modernisme over den Christus is, zoo merkten we reeds op, lang niet nieuw. Het „moderne” heeft al een heel antiek smaakje gekregen. Reeds werd in 1831 door J. Salvador in zijn werk: Jésus Christ et sa Doctrine (Jezus Christus en zijn leer) uitgegeven te Paras, — nêer geschreven dat „de jonge leeraar van Galilea de verbinding van de Hebreeuwsche met de Oostersche wijsheid op geheel volmaakte wijze had tot stand gebracht, maar aan zijn leer geen het minste oorspronkelijke karakter gegeven had”. — Hoe is 't mogelijk! Of er misschien vormen of uitdrukkingen kunnen aangewezen worden, die meer of min herinneren aan andere Oostersche godsdiensten, zelfs er uit overgenomen kunnen zijn; zegt al bitter weinig. Wat al heeft de menschheid niet gemeen, tonder daaruit mag geconcludeerd, dat ik mijn eigenaardigheden enz. heb „overgenomen” (als uit een boek) uit de gebruiken, zienswijzen enz. van b.v. de Batavieren; die liepen ook op hun voeten, keken met hun oogen; gebruikten allicht ook wel beelden ontleend aan de zee, enz. enz. Beschouwen we het iets dieper.
Die wijsheid dan van het Oosten, welke men tot een der samenstellende machten van hot evangelie heeft willen maken, werd gestadig geslingerd tusschen de loer van het materialisme (stofvergoding) en die van de strengste ascese (onthouding); zij kon ton slotte van de stoffelijke macht zich niet ontstaan; zij kon ze niet verklaren. Bij Philo (geb. c.a. 25 v. Chr.) verschijnt zij ons hot meest bedekt, getooid met mystieke kleuren, maar zij blijft met haar eigen dualisme (tweeslachtige tegengesteldheid) bezoedeld; en wordt door de onoverwinnelijke macht der stof tot lijdelijke bespiegeling on zinsverrukking gevoerd; „en moge zij al een gelukkige uitdrukking, die van het „Woord” (de Logos) uitvinden of vernieuwen, — het gelukt haar niet daarmede meer aan te duiden dan de onoplosbare tegenstrijdigheden, van een stelsel, dat allen vasten grondslag mist. Men moet zich wel zeer misleiden, of zeer onwetend zijn, om hot „Woord” (Logos) van dan Jood Philo met dat van den evangelist Johannes te kunnen verwarren.”
Dat de nieuwe godsdienst (de christelijke) zich naar het Oosten sou hebben gewend, om er iets aan te ontleenen; iets wezenlijks (ik zeg niet eenig spraakgebruik of eenigen vorm, of eenig omneveld denkbeeld, maar iets wezenlijks); zie daartoe was het Oosten, toen zeker, te arm aan zedelijke denkbeelden, en te rijk aan zedelijk bederf. — De wereldschepping, zegt de Pressensé, uit niets is inderdaad een gemakkelijk op te lossen raadsel, vergeleken met deze schepping van een nieuwe wereld uit een oude, die verstorven was! Moet het christendom beschouwd, zegt hij zeer ter snede, als een vermenging, als een groot samengesteld werktuig, dat door ineonzetting van op onderscheidene plaatsen vervaardigde stukken ontstaan is; — hoe zal men dan die bewonderenswaardige werkzaamheid van elk zijner doelen, dat door het gansche lichaam heen stroomende leven verklaren, hetwelk de openbaring is niet van een kunstmatige bewerktuiging, maar van een levend en volmaakt organisme?
Zie het christendom zelf heeft een ander antwoord. Het is geen stuk philosophie, geen stelsel naast andere. Da Christus is hier niet een figuur, die een idee voorstelt, zonder meer. Neen, Hij is een levende, de levende, persoonlijkheid bij uitnemendheid; een in de geschiedenis ingegaan zijnde werkelijkheid. De christelijke religie is dan ook niet een stelsel van verlossing; ook niet slechts een leer over verlossing; maar zij belijdt, dat Jezus Christus haar levende wezenlijke inhoud is. Al die andere religie- en wereldbeschouwingen zijn stelsels, waarbij do mensch eigenlijk de handelende persoon moet worden. Het Christendom leert ons een daad Gods; die geschied is, in de zending van Zijnen Zoon Jezus Christus. —
Johannes getuigt dit dan ook; hij heeft verkondigd niet een systeem, een philosophie; maar dat het Woord is vleesch geworden; hij heeft gezien en getast, in alle wezenlijke werkelijkheid (I Joh. 1).
De geloofs-belijdenis van het allereerste christendom bestond uit slechts één artikel: Jezus Christus is uit de dooden opgestaan.
Een feit. Een feit van voldoening door verzoening. En mevr. A. Besant de theosophie verklaart dan ook, als dit do opvatting is die we over het christendom moeten hebben, dan, zoo zegt zij, ligt er tusschen ons, de theosophie en de christelijke religie, een onoverbuigbare klove. Juist! Dat is zoo!
De theosophie die zelve oen „opsmelting” mag genaamd van en uit allerlei religies, — zal juist, (dit is zeer merkwaardig!) ten opzichte van de christelijke religie een uitzondering moeten maken. Die christelijke religie, zegt A. Besant zelf, is voor haar theosophisch systeem een onoverbrugbare klove, als de leer van het plaatsbekleedend lijden en sterven van Christus, als wezenlijke werkelijkheid moet worden aanvaard, — Om zich te redden heeft A. Besant geschreven, dat de kerkvaders van zulk een leer niet wisten. Verbeeld u! Ik heb in mijn boek over de moderne theosophie deze uitspraak met de stukken, meen ik, weêrlegd. —
De critici (veroordeelers) van het christendom, maken in den regel eerst zelf uit wat zij onder christendom believen verstaan te hebben; en dan geven zij met een, heel gemakkelijk, hun opvatting en verklaring van den oorsprong van het christendom. Hst staat te voren al vast, wat daar van wordt! En als men dan daartegen opmerkt, dat de christelijke religie zelve anders oordeelt over haar inhoud en wezen, dan wordt dit wederom wonder gemakkelijk weerlegd door te verklaren, dat al die geschriften en plaatsen uit het N. Testament, welke de christelijke religie steunen in haar opvatting, … onecht zijn.
Wat dit laatste punt aangaat, verdient het bijzondere aanteekening, dat de critici zelf bier in zeldzame tegenstrijdigheid met elkaâr worden bevonden. — Wat de een voor echt verklaart, wordt door den ander weer onecht geheelen, en omgekeerd. — Terwijl om de zooveel jaren (maanden mag men tegenwoordig wel zeggen) die zelfde ongelovige critici, althans die van dezelfde richting, hun eens ingenomen stelling weer prijs geven. Wat eerst voor onecht wordt gehouden, wordt later als toch echt erkend. Zoo is 't al met menig bijbelboek gegaan. Eerst heette het b.v. die en die brief aan Paulus toegeschreven is heelemaal niet van P. geweest; maar eerst in b.v. de 2e eeuw nà Christus door een onbekend en theoloog-philosoof geschreven en op Paulus' naam gezet. Later is men er van terug gekomen, en heet het weer allemaal echt; maar nu is men 't met Paulus.… niet eens. o, Juist!
De wetenschap der z.g.n. critiek is zelf een zoo geducht voorwerp van critiek, en is in haar resultaten reeds zoo herhaaldelijk, door mannen van haar eigen ongeloofsrichting, aan de kaak gesteld, dat wij veilig gaan, en… wetenschappelijk doen bovendien, als we ons maar niet door deze theologische kwakzalvers laten „bedokteren.”

(Wordt vervolgd).

Arnhem. Wisse.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1924

De Wekker | 6 Pagina's

De Christus in de Religie (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1924

De Wekker | 6 Pagina's