Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Christus in de Religie (VII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Christus in de Religie (VII)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Laten hier bestrijders van het Christendom elkâar maar eens beantwoorden.
Als de evangeliën zijn geschreven, zegt Strausz, door leerlingen van Christus, dan kunnen wij niet twijfelen aan de waarheid hunner verhalen.
Nu Rénan: de evangeliën zijn ongetwijfeld geschreven door leerlingen van Christus. —
Zou het waar zijn dat „Christus” een mythe is? Dat het Christendom dus op mythen is gebouwd? Dat de bron van het Christendom niet is de Zone Gods, die in het vleesch verschenen is, als Jezus van Nazareth. Zou het?
Dan kan dit, ik herhaal het onvermoeid, alleen worden beredeneerd (is iets anders dan bewezen!!), wanneer men den ganschen hoofd-inhoud der evangeliën beschouwt als legende. — En waarom durven de ongeloovige critici dit beweren? Alleen, omdat zij niet kunnen aannemen, dat er wonderen kunnen geschieden; en dat het bovennatuurlijke zou bestaan. —
Elke godsdienst, zegt Strausz, bij allerlei volken, begint met mythen, verdichte verhalen, waarin men onder de voorstelling van een mensch, die nooit bestaan heeft, een zedekundig begrip, een natuurgebeurtenis enz. voorstelt. Dit zou nu ook zoo met het Christendom het geval zijn geweest; aan den persoon van Jezus schrijft men toe, wat eigenlijk alleen aan de menschheid in haar geheel toekomt. Op dezelfde manier sprak Bolland dan van „verhaaltjes”, waarin men in de taal van de gevoelvolle voorstelling een verlossingwijsbegeerte teekende; met een denkbeeldig persoon (in dezen dan Jezus) als middelpunt.
Wel zeker, andere godsdiensten hadden mythen; want dat waren ook valsche godsdiensten. Maar dit geldt niet van den christelijken godsdienst. Hier is werkelijkheid geschreven. Daar geven de schrijvers hun verhalen met nadruk voor uit. Zie Lucas 1:1—4; Joh. 19:35; I Joh, 1:1 — 3 enz, — Dat deze schrijvers opzettelijk zouden misleid hebben, is ongerijmd. Daarvoor stonden zij te hoog. Voor mythen laat men zich ten slotte niet dood martelen. Hoe zou ook uit mythen zulk een religie als de christelijke hebben kunnen ontstaan!
Met zulk een wondere vrucht van wedergeboorte en bekeering; een wereld wederbarende macht; een kracht tot zaligheid in God. — Leest men die mythen der heidensche godsdiensten, — hoe geheel anders is daar sfeer en inhoud. Ach, wat is het arm, als men b.v. „Het Evangelie” van Buddha leest. De sprookjeslucht komt u er uit tegen. Neen, van zulk een godzalige levenskracht, zielsvervulling en stervensgenade, met God-Drieeenig in zielsgemeenschap, — daar weet het heidendom niet van. Geen wonder, dat destijds een Romeinsch jongeling bij het sterfbed van een kerkvader staande, uitriep: „sterven zou ik willen als een Christen”. Van zulk een omgang met den levenden God, en van zulk een vrede door de verzoening Christi, wisten die mythen der heidenen, noch hun geloovers iets àf. — Die mythen zijn dan ook vol van onkuischheden; en de aanbidders der mythologische goden en godinnen kwamen òf tot levensverneinung (verachting) òf gelijk meerendeels tot onzeggelijke onzedelijkheid; men denke aan de z.g.n. „gewijde prostitutie”. Hoe ongekunsteld, natuurlijk, wegens de waarheid, verschijnt daar in de Evangeliën de persoon des Heeren. Neen zóó schrijft mon geen mythen. Zeker men vindt bij Mithradienst; bij Osiris, Thammuz, Adonis-mythen enz. allerlei, hetwelk schijnbaar de Evangeliën ook hebben. Maar dieper onderzoek doet ons zien, dat de wortel en het wezen en het doel een gansch andere zijn. Men vindt bij die heidenen wel de groote idee van door dood ten leven, gelijk dit in de natuur, in zon- en sterrenloop zich uitbeeldt. En dat is ook een prachtige symboliek. Maar door dood ten leven is bij de N.-Testamentische geschriften ten slotte toch een heel andere zaak; en wordt daar alles als wezenlijk in Christus voorgesteld. — Indien men alle z.g.n. overnemingen uit mythen in de Evangeliën dan zou schrappen, wat blijft er dan een arm restje over. 't Is niet te gelooven dat om zoo'n restantje b.v. Lucas zich al zijn inspanningen heeft getroost. En moet men wel alles aannemen als van hem geschreven, maar dan gaat het niet meer aan, dit alles mytha te heeten. Daarvoor spreken de schrijvers te positief, en ook een geheel andere taal dan de mythologie der heidenen. En die schijvers opzettelijke leugenaars te heeten, kan wetenschappelijk gesproken niet (meer) gelden.
Daarenboven, wie zoo de geschiedenis gaat behandelen, gelijk de critici het de evangeliën doen, houdt ten slotte geen geschiedenis meer over. De geleerde Marcadé, zoo verhaalt Devivier ons in zijn apologie des christendoms, heeft aldus op geestige wijze een dergelijke methode toegepast op de geschiedenis van Napoleon I, en deze geheel tot mythe verwerkt, zoodat ten slotte er geen mogelijkheid meer was, om het bestaan-hebben van Napoleon vaat te houden; m.a.w. de methode van de critici vernietigt alle geschiedenis. Als ongeloof en twijfel de „wetenschappelijke” leiders zijn bij den critischen arbeid, berg u dan! Het valt bij eerlijke beschouwing moeielijker om in de critici te gelooven, dan in den Christus der evangeliën.
Empirisch (door ervaring) positief valt hier weinig uit te maken. Neem b.v de wondere geboorte das Zaligmakers, men zou, om die te ontkennen, op empirische gronden, met allen reinen eerbied zij het gezegd, ten slotte den natuurlijken oorsprong dier geboorte moeten kunnen klaar maken, bewijzen, uit zelfaanschouwing.
Achter en onder al deze dingen ligt een diepere vraag: wat is verlossing, en dies wat is ellende? Is ellende u slechts natuur-botsing, een stoffelijk element enz., dan komt ge bij het evangelie der mythologie uit, maar dat eindigt in onvoldaanheid. Is ellende u een verstandskwestie. dan zoekt ge heil bij Buddhisme en Theosophische religiën. Maar is ellende u geworden: Godsgemis door zondeschuld, dan is God niet slechts de Machtige, de Wijze, maar de Heilige, tegenover wien ge noodig hebt genade; en wat nu bij de christelijke religie het specifieke is: hier spreidt genade haar morgenrood; doordien in Christus Jezus die Zaligmaker geboren is, die Zijn volk zal zalig maken ven hunne zonden (Mattheüs 1:21).
Loeren we zóó ons zelf kennen, dan baart dit een verlossingsbehoefte, welke alleen door een persoonlijken Christus door een reëelen (werkelijken) Christus, door een Borg-Christus kan worden bevredigd. Neen, dan wordt dáárdoor Christus niet do waarheid; maar dan wordt Hij ons de waarheid; dan ergeren we ons niet meer aan het kruis Dan willen wij geen anderen. Allen die vóór Mij geweest zijn, zegt Christus, zijn dieven en moordenaars. Welk een woord. En zij die Hem thans, nà Hem, zijn bestaan betwisten, zij zijn het wederom. Zij kruisigen Hem andermaal.
Eigenaardig mag het genoemd, dat juist dwars door deze critici-periode heen, niet slechts het positieve antieke geloof zich handhaaft; en niet slechts de aanhangers dier critici ons in de hel van het Bolsjewisme hebben gebracht, maar dat tegelijk de theosophie spreekt van een verlosser, van een wereldleeraar en Verlosser, die komen moet. Hoe ook verschillend van het bijbelsch Christendom, maar het blijkt, als de ziel nog iets van religie heeft overgehouden, zij dan een Verlosser noodig acht, en niet slechts een verlossing.

(Wordt vervolgd).

Arnhem Wisse.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juni 1924

De Wekker | 6 Pagina's

De Christus in de Religie (VII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juni 1924

De Wekker | 6 Pagina's