Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerk en Staat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerk en Staat

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik kom thans tot het geval Zandvoort, dat door mij aangevoerd is als een bewijs, dat een zoodanige autonomie van de plaatselijke kerk, als thans in de Geref. kerken bestaat, heel gemakkelijk tot independentisme dat is, tot ouafhankelijkheid van de plaatselijke kerk, leiden kan. Ik heb niet beweerd, dat de toestand in de Geref. kerken reeds zoodanig was, maar dat het gevaar daarvoor meer dan denkbeeldig was, omdat ik meen, dat dit gevaar in het geval Zandvoort duidelijk openbaar wordt. Nu zegt coll. de Moor, dat een enkel geval niet als bewijs van een regel mag aangevoerd worden. Ik zou dit gevoelen kunnen onderschrijven, wanneer de Geref. kerken nu ook tegen de kerk van Zandvoort handelend ware opgetreden, maar ik heb beweerd, dat de meerdere vergaderingen den moed niet gehad hebben, om dit misbruik, dat Zandvoorts kerk van de autonomie gemaakt heeft, te keeren. Nu zegt coll. de Moor, dat mijn beweren niet juist is en dat zelfs de feiten in dat enkele geval onjuist zijn medegedeeld. Ik wil daarom aan de hand van de Synodale Notulen de feiten nog eens even mededeelen en daaruit ever-nemen, wat de Synode van Utrecht dienaangaande besloten heeft.
Mij dunkt, dat ik dan den veiligsten weg ga. Als bekend mag worden ondersteld, dat de kerkeraad van Zandvoort zonder overleg of ruggespraak met de andere kerken het vrouwenkiesrecht heeft ingevoerd. De kerkeraad meende daartoe volkomen bevoegd te zijn en achtte dit een aangelegenheid die iedere kerk voor zichzelve kon en moest uitmaken. Vanzelf dat de classis Haarlem, waaronder Zandvoort ressorteert, deze aangelegenheid, nader onder de oogen had te zien en daarbij tot de conclusie kwam: eenerzijds van oordeel te zijn, dat de Heilige Schrift en de Belijdenis zich over dit punt gebiedend noch verbiedend uitspreken, en evenzoo, dat de medewerking aan de verkiezingsactie als zoodanig niet is aan te merken als een daad van regeeren in de kerk, hetgeen aan de vrouwen in Gods woord verboden is, maar anderzijds, dat de beteekenis van art. XXII K. O. naar historische uitlegging deze is, dat alleen de mannelijke leden der gemeente aan het verkiezingswerk deel te nemen hebben, en dat de vraag, of ook de vrouwen dit mogen doen, het leven der kerken in het gemeen raakt, weshalve zij de particuliere Synode van Noord-Holland verzocht deze vraag ter Gen. Synode te brengen; terwijl zij eindelijk, met het oog op de practische gevolgen, verzocht aan den kerkeraad van Zandvoort zijn besluit in nadere overweging te nemen.”
De kerkeraad van Zandvoort heeft, als ik wel ben ingelicht, in de uitspraak der Classis geen aanleiding gevonden zijn besluit in nadere overweging te nemen, maar heeft dit ongewijzigd gehandhaafd. De particuliere Synode van N-Holland heeft daarop haar oordeel over de handeling van Zandvoorts kerkeraad gegeven en tevens een correctie aangebracht in het voordeel van Haarlems Classis. De particuliere Synode van N-Holland keurde het af: dat de Classis Haarlem, als stond dit vast, had uitgesproken, dat naar Gods Woord en de Belijdenis het meestemmen der vrouw noch geboden noch verboden was en dat het deelnemen aan de verkiezing geen daad van kerkregeering was, aangezien hierover nog groot verschil van gevoelen bestond in onze kerken; ze veroordeelde, dat de Classis den Kerkeraad alleen in overweging had gegeven zijn besluit te herzien, in plaats van uit te spreken, dat de Kerkeraad dit besluit had in te trekken of althans buiten werking te stellen, totdat de Generale Synode over dit vraagstuk uitspraak had gedaan. En waar de Classis naar het oordeel der Particuliere Synode aldus in haar plicht was te kort geschoten, verklaarde de Synode nu, dat het besluit van Zandvoort's Kerkeraad om het vrouwenkiesrecht in te voeren was:
a. voorbarig, wijl het samenhangt met eene opvatting van onderscheidene plaatsen der Heilige Schrift, waarvan hij wist, dat daarover in de Kerken allerminst eenstemmigheid heerscht;
b. onvoorzichtig, wijl zijn besluit eene aangelegenheid betrof, die in verband met de algemeene geestesgesteldheid van onsen tijd van diep ingrijpende beteekenis is;
c. strijdig met de eischen van het kerkverband, wijl dé Kerkeraad eene beslissing nam over eene aangelegenheid, die de Kerken in het gemeen betreft en waarover mitsdien ook alleen de Kerken gezamenlijk in Generale Synode mosten beslissen;
d. bedenkelijk, wijl dit besluit in den boezem der Kerken veelvuldig opspraak, onrust en misnoegen moest verwekken;
e. strijdig met onze Kerkenordening, wijl Art, XXII K.O. naar de historische beteekenis van dit artikel dit besluit niet toelaat.
De kerkeraad van Zandvoort kou zich met de uitspraak van N.-Holland niet vereenigen en ging in protest bij de Gen. Synode. Deze heeft het geval Zandvoort opnieuw onderzocht en eindelijk haar oordeel over dit geval in de volgende conclusies samengevat:
a. dat de Generale Synode van oordeel is, dat de vraag, of, aan de vrouw het kiesrecht bij de verkiezing der ambtsdragers zal geschonken worden, een zaak is, die de kerken in het gemeen aangaat; weshalve de beslissing hiervan door de Generale Synode behoort genomen te worden;
b. dat de Gen. Synode daarom de kerken zeer ernstig en dringend vermaant, zoolang de kerken hierover gemeenschappelijk geen uitspraak gedaan hebben, dit kiesrecht niet in te voeren en uit te spreken, dat voor zoover sommige kerken dit reeds gedaan hebben, zij dit besluit behooren in te trekken en af te wachten, wat de volgende Generale Synode eventueel ten deze beslissen zal.
c. Eene commissie te benoemen, bestaande uit vijf deputaten, met het mandaat om het vraagstuk of het toekennen van het kiesrecht aan de vrouw in de kerk naar Gods Woord geoorloofd is, in verband met de tijdsomstandigheden wenschelijk is, en aan den geestelijken welstand der kerken bevorderlijk is, te onderzoeken en op de e.k. Synode daarvan rapport uit te brengen.”

d.H. (Den Haag) J.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 augustus 1924

De Wekker | 4 Pagina's

Kerk en Staat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 augustus 1924

De Wekker | 4 Pagina's