Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Brieven des Heilands aan de zeven Gemeenten van Klein-Azië (X)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Brieven des Heilands aan de zeven Gemeenten van Klein-Azië (X)

De Brief aan Smyrna (5)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Openb. 2 : 8—11

„Wees getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens.”
Het klinkt als een bemoedigende op wekking des Heilands, opdat Zijne discipelen en discipelinnen zullen volharden in bet geloof, zullen blijven gelooven, zelfs op hoop tegen hope, zullen blijven in de liefde, al is bet, dat het zal schijnen, of Smyrna vergeten wordt door den Heere, of het zal zijn overgeleverd aan den moedwil en willekeur des satans Zeker, er ligt ook eene waarschuwing in, Waar het niet-getrouw-tot-den-dood zal gevonden worden, daar wordt de kroon gemist. De vorm doet ons evenwel in het woord des Heilands meer eene bemoediging lezen. „Let, o Mijne geliefden, let meer op het einde dan wel op den weg der smarten, die tot het einde voert.” Evenals Mozes, ziende op de vergelding des loons, verkoos liever met het volk van God kwalijk behandeld te worden dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben, zoo ook wordt Smyrna's oog gevestigd op de schittering der kroon aan het einde der baan, opdat het te meer zal staan naar de getrouwheid aan den Heere. Dat de gemeente zulk eene opwekking noodig had, — ieder, aan wien God Zijne genade verheerlijkt beeft, zal het beseffen. Getrouw zijn tot den den dood is geen vanzelfheid. Immers het kost, het vraagt wat, en niet alleen wat, het vraagt veel, het vraagt alles. Wig leven niet in tijden van vervolging en kunnen dus maar bij benadering weten, wat vervolgd worden beteekent. Die benadering zal echter de zaak dicht naderen, als wij zelf iets mogen kennen van dat getrouw wezen, dat de Heere vraagt. De apostel zegt: „Allen, die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden.” Dit woord blijft van kracht voor alle tijden, ook voer die, waarin van uiterlijke vervolging geen sprake is. De vervolging in den besloten kring van het eigen huishouden kan reeds sterk zijn; de vervolging van de vrouw door den man, en omgekeerd. Wachten we ons te vertrouwen op onze overtuiging, op onzen wil, op ons hart. Als de satan, naar Gods bestel, komt om Gods volk, hoe en waardoor dan ook, te ziften als de tarwe; als schimp en spot moet worden gevreesd; als wij, op ons eigen behoud bedacht, worden geprikkeld in onze nieren, — waar is dan de Petrus, die staande blijft?
„Wees getrouw tot den doodt” — Wie is daartoe bekwaam? Zonder „voorkomende, bijblijvende en achtervolgende”, en ik voeg er bij: telkens weder opzoekende en oprichtende genade, niemand! „Niet dat wij uit onszelven bekwaam zijn”, zegt de apostel, „onze bekwaamheid is uit God.” Laat ons maar veel bidden, dat wij getrouw mogen zijn in het zoeken des Heeren; in het bidden en smeeken tot God; in het belijden onzer zonden; in het blootleggen van ons hart in al zijne behoeften, zijn armoede, zijne gebreken; in het vluchten tot Hem, bij Wien vergeving is, opdat Hij gevreesd worde; in het steunen op Zijne beloften; in het vragen naar Zijn Woord, Zijn wil; in het zien op het kruis. Daar is geen getrouw zijn dan in Hem, die de overste Leidsman en Voleinder des geloots is. Alleen, als wij met Hem zijn gekruisigd, dan zullen wij in Zijne kracht, ook ons kruis verdragen en de schande verachten.
En dan, ja, dan zullen wij die lijdzaamheid bezitten, waardoor wij den dood kunnen ingaan. Met smart om het verlies des levens? Neen, met blijdschap, omdat onze … verlossing nabij is. Dan blinkt de kroon, want hei is „Jezus alleen” voor ons geworden.
De kroon, de kroon des levens. Wij hebben dien verloren in het paradijs. Smadelijk hebben wig baar weggeworpen, en sinds dien doet de mensch van nature niet anders, dan die kroon vertrappen. Tot leven schiep ons God, tot leven in heerlijkheid, in koninklijke waardigheid en majesteit. En tot leven herschept God ook, opdat de mensch weer worde drager van de kroon des levens en wederom het leven bezitte tot in eeuwigheid. De toezegging van die kroon des levens herinnert ons aan het woord van Jacobus (1 : 12): „Zalig is de man, die verzoeking verdraagt (d.j. doorstaat); want als hij beproefd zal geweest zijn (in welke beproeving zijne echtheid „bevonden” wordt), zoo zal hij de kroon des levens ontvangen, welke de Heere beloofd heeft dengenen, die Hem liefhebben.” En aan dat van Petrus (15 : 4) „En als de overste Herder verschenen zal zijn, zoo zult gij de onverwelkelijke kroon der heerlijkheid behalen.” Het is niet buitengesloten, dat de Heere in dat woord een beeld ontleent aan het toenmalige leven. In 2 : 17 vinden wij daar ook een voorbeeld van, gelijk later besproken zal worden. Als de Heiland dit hier doet, dan vergelijkt Hij den strijd, dien de Zijnen te voeren hebben, met den strijd, die in zwaardvechten en worstelen en hardloopen om het meesterschap gevoerd werd in de bekende Olympische spelen. Hoe kwam het in die spelen ook op volharding en getrouwheid aan! Wat vraagden die spelen een zelfverlooching! Misschien klinkt het laatste wat vreemd, omdat in die spelen toch alleen de menschelijke eere gezocht werd. De echte sportmenschen, niet de liefhebbers, ook van onzen tijd moeten wel degelijk zelfverloochening beoefenen. Niet de christelijke, dat spreekt! De christelijke is eene verloochening om Gods wil.
Er bestaat een beeld van een looper in de Olympische spelen. Niet loopende doch zittende wordt hij ons voorgesteld, met den linkervoet over de rechterknie geslagen. Hij is bezig uit dien voet een doorn te trekken, die onder het loopen er door hem ingetrapt is. Stel u hem niet voor op 't midden van de loopbaan. Neen, hij heeft het einde bereikt, en nu, aan het einde, nu verwijdert hij pas dien doorn. Had hij dat gedaan op de loopbaan, de anderen waren hem voorgekomen en hij had den prijs moeten missen.
Welk een beeld voor de volharding, de getrouwheid! De kroon — een vergankelijke, een verderfelijke (i Cor. 9 : 25) — heeft hem de stekende smarten van den doorn doen doorstaan. Hoewel elke tred hem als lokte, den strijd op te geven, zichzelven te ontzien, te sparen, heeft hij volhard tot het einde en nu kan hij verademing ontvangen.
Een verderfelijke kroon lachte hem aan. En den Christen? Een onverderfelijke en onverwelkelijke, een eeuwig bloeiende kroon! „Het lijden van den tegenwoordigen tijd is niet te waardeeren tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden,” zegt de apostel.
Richte de Heere ons oog op die kroon in die verzoekingen en beproevingen des levens!Aan het getrouw zijn is de heerlijkheid door God als genadeloon verbonden.
En nogmaals wijst de Zelf-verheerlijke, de Zelf-levende op de heerlijkheid des levens en het leven der heerlijkheid. Na het spreken van de vermaning: „Die ooren heeft, die hoore, wat de Geest tot de gemeenten zegt!” voegt Hij, die Zelf getrouw geweest is tot den dood, er aan toe: „Die overwint, zal van den tweeden dood niet beschadigd worden.
Da tweede dood, dat is het eeuwig sterven, dat naar recht over ons allen zou moeten komen. Verstaan we er geene vernietiging onder, maar dien staat, waarin de mensch als geheel in de macht des doods, door den dood gekweld wordt. 't Is een sterven, zonder te sterven. De eerste dood komt, om zoo te zeggen, met zijn werk ten einde. Als wij sterven, dan komt het oogenblik, waarop het leven ons geheel begeven heeft. Als de geloovigen te Smyrna moeten lijden, dan is dat lijden, wanneer het doorgetrokken wordt, aan het einde begrensd door den staat des doods, d.i. de eerste dood. Die dood heeft dus een einde, en hoe zwaar de martelaar het ook te verduren hebbe, daar komt een tijd, waarin hij de wrong van de keten, de striem van den geesel, de scherpte van het beulszwaard, de vlam van- de houtmijt niet meer gevoelt Maar de tweede dood kent wel een begin, n.1. het bewustzijnsontwaken, als de eerste dood met zijn werk gereed is, doch geen einde. En nu zet de Heiland de verschrikkingen van dien tweeden dood zooverre van hen, die overwinnen zullen, af, dat Hij zegt: Zij zullen van den tweeden dood niet beschadigd worden. Ook al sterven wij niet, ook al zijn wij niet bepaald ziek, ook al hebben wij niet te lijden, toch worden wij van de eersten dood beschadigd. Niemand is volkomen, legt den nadruk op dit woord, vol-komen gezond. Ieder gevoelt wel iets, dat hem hindert. Gewoonlijk tellen wij dit niet, maar dat „iets voelen” is bewijs van ons liggen in den dood. Het leven, dat de getrouwen echter zullen ontvangen, zal daarvan niets kennen. Er is geen pijn, geen smart, geen verdriet in het eeuwige leven. Alle tranen zullen van de oogen afgewischt zijn bij den ingang van dat leven en er zal geen oorzaak of reden of aanleiding zijn tot weenen. In alle deelen gezond, zoo zal dat leven zijn; geene beschadiging door den dood. Naar ziel en straks, bij de opstanding, ook naar het lichaam, dat onverderfelijk en onsterfelijk zal worden opgewekt. Geheel de persoonlijkheid één leven.
Naar dat ideaal zoekt de mensch.
De Heere zegt het Zijnen getrouwen toe.
En Hij, die niet liegen kan, is er Borg voor voor, dat Zijn lijdend Sion de getrouwheid zal ontvangen, opdat het als overwinnaar zal uitkomen uit den strijd.
Welk een toekomst, Smyrna! Een eeuwigheid, om met een vol leven den Heere te dienen I
Eu als God ons genade geeft, om die kroon te zien schitteren, dan, neen, niet om de rust en de eere van ons, maar om den wil van God en Zijnen Gezalfde, maken wij het woord van den lijder des Ouden Verbonds tot het onze: „Mijne nieren verlangen zeer in mijnen schoot!”

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1924

De Wekker | 4 Pagina's

De Brieven des Heilands aan de zeven Gemeenten van Klein-Azië (X)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1924

De Wekker | 4 Pagina's