Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vragenbus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vragenbus

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

H. W. te H. vraagt: „hoe de geestelijke zin moet verstaan worden, dat de kinderen Israëls wel uit Egypte trokken, maar niet allen in Kanaän kwamen?”
Hoofdstuk 3 en 4 van den Brief aan de Hebreën geven op die vraag een duidelijk antwoord. In vers 6 van hoofdstuk 3 wordt gewezen op de noodzakelijkheid „om de vrijmoedigheid en den roem der hoop tot den einde toe vast te behouden”. Alleen die volhardt tot den einde, zal zalig worden. Aan de hand van Psalm 95 herinnert de schrijver aan Israël, dat vanwege zijn ongeloof in de woestijn gevallen is. Hun boos en ongeloovig hart deed hen afwijken van den levenden God, Die daarom gezworen had: „Indien zij in Mijne rust zullen ingaan”. Alleen door het geloof konden zij Kanaän binnengaan. De rust, die aan gindsche zijde van den Jordaan wenkte, was evenwel schaduwachtig, n.l. slechts .afbeelding, van de eeuwige, zalige rust, welke overblijft voor het volk van God. Om die rust te genieten, roept God Zijn kinderen uit de wereld en veert ze door da woestijn. Maar een iegelijk, die meent de rust in te gaan, zie toe voor zichzelf, of hij in het geloof is. Het einde toch zal uitmaken, of het begin goed geweest, de overwinning, dat er wettig is gestreden. „Laat ons dan vreezen, dat niet te eeniger tijd de belofte van in Zijn rust in te gaan, nagelaten zijnde, iemand van u schijne achtergebleven te zijn” (Hebr. 4 : 1), Jezus beschrijft dengene, bij wien het Woord der prediking geen nut deed, dewijl het met het geloof niet gemengd was, als „die in steenachtige plaatsen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort, en dat terstond met vreugde ontvangt; doch hij heeft geen wortel in zichzelven, maar is voor een tijd, on als verdrukking of vervolging komt, om des Woords wil, zoo wordt bij terstond geërgerd” (Matth. 13 : 20, 2i). Welgelukzalig, die geduriglijk vreest, d.w z., die met voorzichtigheid leert wandelen, hart en leven voortdurend toetst aan Gods Woord met de bede: „Zie of bij mij een schadelijke weg zij en leid mij op den eeuwigen weg” Ps. 139 : 24).

A. (Apeldoorn) G.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1924

De Wekker | 4 Pagina's

Vragenbus

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 november 1924

De Wekker | 4 Pagina's