Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Art. 31 D.K.O. Appèl (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Art. 31 D.K.O. Appèl (III)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ieder lid der kerk heeft volgens Art. 31 D. E. O. recht van appèl. Ieder bezwaarde over de uitspraak eener mindere vergadering, mag zich tot eene meerdere wenden. Dat hooger beroep is echter gebonden aan een bepaalden tijd. Na afloop van dien tijd is de gelegenheid van appèl voorbij. 't Zou toch niet gaan, dat iemand b.v. na een jaar eerst in hooger beroep ging tegen de uitspraak eener mindere vergadering. In 't burgerlijk leven is dit evenzoo. Ook bij de rechtbank is er een bepaalde termijn voor appèl; is deze verstreken, dan staat het vonnis onherroepelijk vast en wordt het uitgevoerd.
Zoo heeft dan ook de kerk een termijn bepaald in 1877, omdat in de K.O. van geen tijdsbepaling wordt gesproken. De Synode, toen te Utrecht gehouden, bepaalde het volgende:
„Ieder, die in appèl komt tegen het besluit van eenige kerkelijke vergadering, moet daarvan binnen veertien dagen na de uitspraak kennis geven aan den scriba van die vergadering, tegen wier besluit hij in appèl komt”.
Dit besluit had zijn oorsprong in eene instructie der provinciale Synode van Zeeland, welke voorstelde aan de Generale Synode:
„De Synode behandele geen zaken, dan die op de Agenda voorkomen, zoo een der betrokken partijen, door gemis van de noodige bescheiden of tijdige voorbereiding, in hare verdedigingsrechten. mocht kunnen verkort worden”.
Op de vorige Generale Synode, in 1875 te 's Hertogenbosch gehouden was het navolgende geschied: Er was een brief ter Synode gekomen van het lid D, inhoudende protest tegen de prov. vergadering van Zeeland. Dit protest nam de Synode in behandeling, ofschoon de afgevaardigden van Zeeland verklaarden, geen voldoende inlichtingen te kunnen geven, daar zij onkundig waren van de inzending van het protest en dus de noodige bescheiden, in casu de notulen provinciale Synode niet aanwezig waren.
Zij wisten niet, dat D. met een protest ter Synode kwam en wilden daarom het punt niet behandeld hebben. Toch ge-geschiedde het en Zeeland werd in het ongelijk gesteld. Ter voorkoming van een dergelijk geval kwam Zeeland nu met die instructie. Daarop werd bovenstaande cursief gedrukte bepaling aangenomen.
Hiervoor is dan ook veel te zeggen. Komt iemand in appèl, b.v. tegen de uitspraak van zijn kerkeraad bij de classis, dan moet de kerkeraad weten, dat zulk een appèl tot de classis is gezonden. De kerkeraad kan dan de notulen ter classis meebrengen, om de zaak officieel volgens de notulen voor te stellen. Tegen het protesteerend lid kan de kerkeraad dan uit de notulen voorleggen, waarom, hoe en op welke gronden hij een besluit nam, waartegen de bezwaarde appeleert.
De Scriba van eene mindere vergadering moet dus door den protesteerende in kennis worden gesteld van het hooger beroep dat op eene meerdere vergadering zal gedaan worden. Geschiedt dit niet, dan is het hooger beroep niet ontvankelijk. De bepaling van 1877 is dus eene juiste aanvulling van Art. 31 D. E. O. Toch hadden wij deze bepaling liever iets anders gezien. De termijn van veertien dagen is onzes inziens te krap genomen. Daarbij, eene mindere vergadering kan, wanneer haar Scriba b.v. zestien dagen na de uitspraak kennis ontvangt van het hooger beroep, op formeele gronden, dat hooger beroep onmogelijk maken en zich beroepen op de letter van de bepaling, dat de termijn van veertien dagen verstreken is. Onze Synoden hebben hier altijd ruim gehandeld, ook al was de kennisgeving wat later dan 14 dagen geschied. Men wilde niet den schijn aannemen, alsof men het hooger beroep wilde beletten door een tijdsverzuim van enkele dagen. Maar naar de letter der bepaling kon men het toch doen, en daarom was een termijn van een maand, of de uitdrukking: „uiterlijk één week vóór de eerstvolgende samenkomst der meerdere vergadering, waarop men zich beroept”, wat verkieselijker.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1924

De Wekker | 4 Pagina's

Art. 31 D.K.O. Appèl (III)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1924

De Wekker | 4 Pagina's