Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onze Kerkregeering 1

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze Kerkregeering 1

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Art. 31 D. H. O
Bondigheid der besluiten.
Wij zijn thans gekomen aan het tweede gedeelte van Art. 31, hetwelk handelt over de bondigheid of geldigheid van de besluiten der meerdere vergaderingen. Dit tweede gedeelte luidt:
„En hetgeen door de meeste stemmen goedgevonden is, zal voor vast en bondig gehouden worden, tenzij dit bewezen worde te strijden tegen het Woord Gods of tegen de artikelen in deze Generale Synode besloten, zoolang ze door geen andere Generale Synode veranderd zijn.”
Hier wordt eerst gegeven een algemeene regel en daarna twee uitzonderingen op dien regel. De algemeene regel is, dat geldig is, wat in een meerdere vergadering met de meeste stemmen wordt aangenomen.
Natuurlijk is de meest gewenschte toestand, dat er algemeene overeenstemming is en dat een besluit met eenparige stemmen genomen wordt. Maar dat is niet altijd mogelijk. Wjj leven hier op aarde nog in het onvolmaakte en de gemeenten, die in meerdere vergaderingen saamkomen, bestaan wel uit mannen, die men naar den aard der liefde als broeders beschouwt, maar die toch in gevoelens omtrent zaken, waar de Schrift geen uitspraak doet, nog wel eens van elkaar verschillen kunnen. De een heeft soms een anderen kijk op de zaak dan de ander. Daarom is het dan ook goed, dat men, alvorens over eene zaak gestemd wordt, de zaak nauwkeurig van alle kant belicht, opdat er zooveel mogelijk overeenstemming zij, wanneer het daarna tot stemmen komt.
Het schijnt dan ook op de eerste Synoden der zestiende eeuw gewoonte te zijn geweest om eerst door stemming uit te maken, wat het gevoelen der meerderheid was en daarna bij algemeene stemmen dat meerderheidsgevoelen aan te nemen, opdat daardoor te kennen zou worden gegeven, dat men het ten slotte toch algemeen eens was en dat de minderheid zich neerlegde bij het gevoelen der meerderheid De Synode van Dordrecht van 1578 bepaalde dit in art. 23 harer kerkorde met deze woorden:
„In alle zaken (altijd uitgenomen van welke wij een uitgedrukt woord Gods hebben) als de stemmen naarstiglijk gewogen zijn, zal men blijven bij 't advies der meeste stemmen, om daarna te besluiten, 't welk een ieder schuldig zal zijn na te komen.”
Dus eerst komen tot een meerderheidsbesluit om daarna te besluiten zich aan dat meerderheidsbesluit te houden.
Later is dat tweemaal stemmen in onbruik geraakt en werd terstond het voorstel, dat de meeste stemmen haalde, aangemerkt als het besluit der geheele meerdere vergadering. Zulk een geldigheid van het meerderheidsbesluit is dan ook niet af te keuren. 't Gaat uit van de gedachte welke in Spreuken 11 : 22 wordt uitgesproken, dat in de veelheid der raadslieden de behoudenis is.
Wel is hiertegen opgemerkt, dat de waarheid niet altijd bjj de meerderheid is en dat juist de Schrilt ons laat zien, dat soms eene kleine minderheid veel juister oordeelt dan eene groote meerderheid. Men heeft daarbij gewezen op de twaalf verspieders, die Kanäan moesten bespieden, toen Israël bij de grenzen des lands was gekomen. Niet minder toch dan tien verspieders brachten een kwaad gerucht van het land, voorwaar, een aanzienlijke meerderheid en slechts eene kleine minderheid, Jozua en Kaleb, brachten een goed getuige in. Hier was toch de meerder heid verre van de waarheid en ging de minderheid in het rechte spoor. En in vele dergelijke gevallen, waar het gaat tusschen geloof en ongeloof, heeft het laatste de meerderheid. In Christus' omwandeling op aarde, zeide de stand van Israëls wetgeleerden immers ook: „Heeft iemand der oversten in Hem geloofd of uit de pharizëen?” En toch kunnen deze Schriftwaarheden hier niet worden toegepast. Wanneer het gaat tusschen geloof en ongeloof, waarheid en leugen ja dan is de meerderheid helaas aan de zijde van 't ongeloof en den leugen, dan is Christus' Kerk slechts een klein kuddeke, eene kleine minderheid temidden van de wereld, die in het booze ligt,
Maar het gaat bij de geldigheid van uitspraken en besluiten op de meerdere vergaderingen niet tusschen de Kerk en de wereld, maar tusschen de ambtsdragers in Gods kerk onderling, die één zijn in belijdenis, en dezelfde waarheid omhelzen. Het gaat niet vóór of tegen de Heilige Schrift, maar vóór of tegen een gevoelen, dat niet rechtstreeks met de Heilige Schrift in strijd is, ja dat zelfs door een uitspraak van Gods Woord niet kan bevestigd worden. Om een voorbeeld te nemen: De Synode van 1901 bepaalde dat een kerkeraad uit minstens drie ambtsdragers moet bestaan. Dit getal wordt in den Bijbel nergens genoemd. In zulk een geval kon dan worden gezegd, dat het gevoelen der meerderheid geldig is. Alleen wanneer de Heilige Schrift ons rechtstreeks eene aanwijzing geeft, mag niet de stemming der meerderheid, maar moet de uitspraak van Gods Woord alleen gelden.
Daarom volgt na den algemeenen regel van Art. 31 D.K.O. als eerste uitzondering op den regel: „tenzij dit bewezen worde te strijden tegen het Woord Gods.” Doch hierover eene volgende maal.
Apeldoorn
P.J.M. de Bruin

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1925

De Wekker | 4 Pagina's

Onze Kerkregeering 1

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 februari 1925

De Wekker | 4 Pagina's